'Meer samenwerking IPO en VNG'

De koepelorganisaties van de gemeenten en de provincies, VNG en IPO, moeten meer en vaker samen optrekken. Die oproep plaatst IPO-voorzitter Johan Remkes.

Remkes hield een pleidooi voor samenwerking in zijn woensdag gehouden jaarrede tijdens het jaarcongres van het Interprovinciaal Overleg in Lelystad. Volgens de VVD-bestuurder, tevens commissaris der koning in Noord-Holland, versterkt een gezamenlijk optrekken de positie van decentrale overheden.

Ondermijning bevoegd gezag

Het recente natuurstandpunt Odfjell van het kabinet naar aanleiding van het rapport van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid, waarin een interventiebevoegdheid van het rijk naar vergunningverlenende en handhavende provincies en gemeenten wordt voorgesteld, laat volgens hem zien waarom het broodnodig is als decentrale overheden de handen ineen te slaan. ‘Nog afgezien van het feit dat dit instrument voorbij gaat aan het kernprobleem, maakt deze interventiebevoegdheid het complexe speelveld nog diffuser en dreigt het bevoegde gezag te ondermijnen. Ook het eigen uitgangspunt van het kabinet “je gaat er over of niet” wordt met het grootst mogelijke gemak ondergraven. VNG en IPO hebben hiertegen hun gezamenlijke bezwaren ook in alle duidelijkheid laten weten en zullen dat in het wetgevingsproces ook blijven doen’, aldus Remkes.

Samen in Europa-dossier

Als het gaat om de bestuurlijke verhoudingen trekken VNG en IPO in de toekomst wat Remkes betreft ‘zoveel mogelijk’ gezamenlijk op. Dat kan volgens hem ook gemakkelijker als er meer duidelijkheid is over elkaars kernprofielen. De provincies acteren met name in het fysiek-economische domein; de gemeenten – zeker na de realisatie van de drie grote decentralisaties – steeds meer in het sociale domein. ‘De samenwerking op deelterreinen tussen IPO en VNG is al versterkt en zal nog verder worden versterkt: op het Europa-dossier en in de werkgeversrol.’

Wederzijds respect

Het IPO-bestuur heeft volgens Remkes aangegeven dat verdergaande samenwerkingsmogelijkheden kunnen worden verkend. Dat kan als de koepelorganisaties elkaars plek in het binnenlands bestuur en de daarbij behorende rollen erkennen en respecteren. ‘Dat vraagt om consistentie van het kabinet en met name de minister van Binnenlandse Zaken over de kernprofielen. Dat vraagt ook om consistentie van onszelf, én van de VNG’, aldus Remkes. De discussies over de aanwijzingsbevoegdheid in de nieuwe omgevingswet en de afschaffing van WGR-plus ‘waaronder de instandhouding van een rechtstreekse middelenstroom naar een ‘bestuurlijke exoot’ met de naam vervoerregio’ stemt hem in dit verband echter niet bemoedigend.