Advertentie

‘Goed openbaar bestuur is niet gratis’

Gemeenteraden en Provinciale Staten moeten beter worden ondersteund. Daar moeten normen voor komen en een berekening wat naleving ervan kost. Binnenlandse Zaken moet erop toezien dat daarvoor voldoende budget komt én wordt gebruikt.

06 november 2020
bestuur--raadsleden.jpg

Advies ROB over ondersteuning raden en staten

‘Ondersteuning mag wat kosten en zou niet afhankelijk moeten zijn van wat een gemeente of provincie daar zelf voor over heeft. De richting die de minister aangeeft, mag niet vrijblijvend zijn: er moeten prikkels komen om naleving te bevorderen.’ Dat stelt de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) in zijn donderdag verschenen advies ‘Goede ondersteuning, sterke democratie’.

De vrijblijvendheid van goede ondersteuning aan raden en Staten moet eraf, stelt de ROB. Gemeenteraden en Provinciale Staten gaan over steeds meer onderwerpen, die een grote impact hebben op het leven van veel Nederlanders. Onder druk van bezuinigingen ligt het voor de hand dan ook in eigen vlees te snijden, maar ‘op de kwaliteit van de decentrale democratie moet niet worden bezuinigd.’ De minister van Binnenlandse Zaken heeft hierin een belangrijke rol te spelen, maar moet niet de ‘financiële troefkaart’ trekken door hiervoor geld uit het gemeentefonds te labelen.

Bestedingsvrijheid
‘Oormerken van geld uit het gemeentefonds en het provinciefonds voor ondersteuning van decentrale volksvertegenwoordigingen is in strijd met de bestedingsvrijheid van de fondsen.’ Wel kan worden aangegeven hoeveel geld uit het gemeente- of provinciefonds beschikbaar is voor raden en Staten. Dat moet dan gelden als impliciete bestedingsnorm.

Bij de ondersteuning gaat het om ambtelijke ondersteuning, fractieondersteuning, de positie van de griffier, de (ook financiële) normering van een ondergrens voor decentrale rekenkamers en opleidingsbudgetten. De minister van BZK moet onderzoek doen welk budget nodig is voor al die ondersteuningsvormen, adviseert de ROB. Als uit het onderzoek blijkt dat de eigen middelen van gemeenten en provincies niet toereikend zijn, moet de minister zorgen voor extra budget.

Karig
‘In de gemeentelijke praktijk is het karig gesteld met fractieondersteuning’, stelt de ROB. In kleine gemeenten is er tussen de 600 en 1.250 euro per fractie te besteden; in grotere gemeenten is jaarlijks maximaal 10.000 euro beschikbaar. ‘Voor bedragen van een paar duizend euro is het normaal gesproken niet mogelijk om kwalitatief hoogwaardige inhoudelijke (onderzoeks)ondersteuning in te huren’, concludeert de ROB. De minister van BZK moet de financiële omvang van fractieondersteuning bepalen. Er zijn zorgen over de rol van de griffier.

‘De gemiddelde omvang van de griffie bij gemeenten is 2,85 fte, de gemiddelde omvang van de ambtelijke organisatie bij gemeenten is ongeveer 350 fte. Een rekensom leert dat minder dan 1 procent van het gemeentelijk apparaat rechtstreeks werkt voor het hoogste bestuursorgaan.’ Daarnaast is de positie van de griffier te afhankelijk van raad en Staten en daardoor kwetsbaar. ‘De verankering van de belangrijke positie van de griffier laat te wensen over.’ De minister moet met de koepels en beroepsverenigingen richting geven aan de (mogelijk wettelijke) verankering en versterking van de onafhankelijke positie van de griffier. Ook moet er een minimale formatienorm komen.

Bij de rekenkamers is het (karige) budget het grootste knelpunt, stelt de ROB. ‘Er bestaat een informele norm van één euro per inwoner die dateert uit 2004 en nooit is bijgesteld. Inmiddels is het vaak veel minder.’ Het ministerie moet een ondergrens bepalen aan welke normen de decentrale rekenkamers moeten voldoen. Het gaat daarbij om voldoende budget, maar ook om professionaliteit en deskundigheid. De ambtelijke ondersteuning moet beter. ‘Het is belangrijk dat de ambtelijke organisatie niet alleen het college maar ook de gemeenteraad of Provinciale Staten als afnemer zien.’

Hulptroepen
De minister moet dus op diverse terreinen voorwaarden scheppen voor een betere ondersteuning, maar raden en Staten hebben hierin ook een verantwoordelijkheid, benadrukt de ROB. Zij moeten werk maken van de ondersteuning en die beter benutten. ‘Het instrumentarium is er, de hulptroepen staan paraat. Maar ze worden niet of niet goed gebruikt en griffie en rekenkamer krijgen niet altijd de ruimte om zich door te ontwikkelen.’ De mensen bij de gemeenten en provincies moeten het doen.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie