Advertentie

Marx, Madison en Mussolini

Politici die hun daden legitimeren met een beroep op de wil van de bevolking, verdienen ons wantrouwen.

05 december 2024
Cees Vermeer
Cees Vermeer

Tussen de toeristen luister ik op het Plein van de Hemelse Vrede naar onze gids en kijk ik uit op de Grote Hal van het Volk. Ik ben diep onder de indruk van dit kolossale paleis voor het hoogste orgaan van de Chinese volksdemocratie. De ongeveer 3000 volksvertegenwoordigers komen er eenmaal per jaar voor een periode van twee weken bij elkaar om onder andere het economisch beleid goed te keuren, de begroting vast te stellen en allerlei functionarissen te kiezen zoals de president, de leden van het hooggerechtshof en de leden van het kabinet. Daarbij worden zij geacht de voorstellen te volgen. Dwarsliggen leidt niet alleen tot een functie elders, maar ook tot een verblijf elders.

De grondleggers van de ‘volksdemocratie’, Marx, Lenin en Mao, hebben een bijzondere kijk op openbaar bestuur. Volgens Marx bestaat de bevolking uit klassen en moet de arbeidende klasse heel wat ellende doorstaan wil het de macht grijpen en de communistische heilstaat tot stand brengen. Hij is van het soort politici dat weinig woorden wijdt aan de praktische uitvoering. Zijn leerlingen Lenin en Mao laten de revolutie en het bestuur over aan de communistische partij: een deel van de bevolking dat zich geroepen voelt om de rest tot inzicht en geluk te brengen. 

Heel anders is het denken van James Madison, de belangrijkste schrijver van de grondwet van de Verenigde Staten. Madison regelde in de grondwet de checks and balances in het openbaar bestuur. De wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht zijn gescheiden, de bevolking kiest de president indirect via kiesmannen, en naast het Huis van Afgevaardigden is er de Senaat die de wetten moet goedkeuren. Democratie gaat volgens Madison niet om de wil van de meerderheid, maar om het beschermen van het individu en van minderheden. Om de zoveel tijd leveren de Amerikaanse verkiezingen een systeemtest op om deze principes te beproeven. 

Ook in Nederland zijn bestuur, volksvertegenwoordiging en rechterlijke macht gescheiden. We zijn een constitutionele monarchie en worden geregeerd door de wettige opvolgers van Koning Willem I en de door hen benoemde ministers. De ministers zijn verantwoordelijk en de koning is onschendbaar. Als bevolking mogen we volksvertegenwoordigers kiezen. In Den Haag laten onze vertegenwoordigers na onderhandelingen een ministersploeg benoemen door de koning. In onze gemeenten worden wethouders benoemd door de gemeenteraad en doet de gemeenteraad een voordracht aan de regering om een burgemeester te benoemen. Onze bestuurders ontvangen hun mandaat van onze vertegenwoordigers. Dat onze bestuurders geen direct mandaat van de bevolking hebben, werd bij de laatste kabinetsformatie weer eens duidelijk toen we een ambtenaar als minister-president kregen die nergens op een kieslijst had gestaan.

Politici die hun daden legitimeren met een beroep op de wil van de bevolking, verdienen ons wantrouwen. Een bevolking heeft namelijk niet één wil, tenzij je zoals Mussolini mensen langs culturele en etnische lijnen verdeelt en tegen elkaar uitspeelt en zo een volk definieert dat jij zegt te vertegenwoordigen. In welke vorm dan ook, democratie gaat altijd over het proces hoe besluiten tot stand komen en hoe besluiten kunnen worden aangevochten. Democratie gaat dus ook over de man met een plastic tasje in zijn hand die in 1989 op het Plein van de Hemelse Vrede een colonne tanks probeert tegen te houden. Maar daarover geen woord van onze Chinese gids.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie