Tien procent rijksambtenaren ervaart racisme op werk
Staatssecretaris Van Huffelen wil het probleem uitroeien. Ambtenaren die racisme melden, zeggen vaak dat er niets met hun melding gebeurt.
Eén op de tien ambtenaren bij de rijksoverheid had het afgelopen jaar te maken met racisme op de werkvloer, meldt demissionair staatssecretaris Alexandra van Huffelen (Binnenlandse Zaken) op basis van een enquête. Een ongeveer net zo'n grote groep heeft meegemaakt dat collega's racistisch waren richting burgers. Voor het onderzoek zijn circa 4500 medewerkers ondervraagd.
Lagere loonschalen
Bij 1 procent van de ondervraagden kwam racisme zelfs maandelijks voor. Daarnaast heeft 17 procent meegemaakt dat een collega racistisch werd bejegend. Ambtenaren die buiten Europa zijn geboren, hebben het meest te maken met racisme. Mensen in lagere loonschalen lopen hier vaker tegenaan dan beter betaalde ambtenaren.
Staatssecretaris Van Huffelen spreekt van een "confronterend onderzoek". Ze vindt iedere collega die racisme ervaart er een te veel. "Op je werk moet het gaan om wat je doet en niet om wie je bent of waar je vandaan komt", zegt ze.
Opvallende cijfers
- De enquête is gehouden onder een gemengde groep ambtenaren, waarvan 19 procent van niet-Nederlandse herkomst is. De 10 procent die racisme ervaart op de werkvloer, is dus deel van een groep die grotendeels van Nederlandse herkomst is.
- Ambtenaren zijn ijverig om racisme tegen burgers te bespreken, vooral met hun collega’s. Bijna twee derde spreekt een racistische collega daarop aan, bijna de helft bespreekt het gedrag met andere collega’s.
- Over de afhandeling van zo’n melding zijn ambtenaren minder enthousiast. Volgens 56 procent is de melding niet opgepakt, nog eens 27 procent weet niet of de melding is opgepakt. Ook bij racisme binnen de eigen organisatie valt de aanpak tegen. Bijna de helft zegt dat een melding niet is opgepakt en een derde weet niet wat er met de melding is gebeurd.
Buitenlandse Zaken
Eind 2022 bleek al dat racisme op de werkvloer veel voorkomt op het ministerie van Buitenlandse Zaken. Naar aanleiding daarvan liet Van Huffelen onderzoek doen naar de hele landelijke overheid. In totaal werken ongeveer 140.000 ambtenaren bij de rijksoverheid.
Dat burgers met een migratieachtergrond vaak tegen racisme aanlopen als ze contact hebben met de overheid, bleek ook al tijdens het toeslagenschandaal.
Wortel en tak
Het kabinet doet volgens Van Huffelen al veel om discriminatie tegen te gaan op de ministeries en andere rijksorganisaties. "Maar dat is gewoon onvoldoende." Daarom heeft ze in de ministerraad en met de ambtelijke top op ministeries afgesproken om de aanpak te "versterken" om het probleem "met wortel en tak" uit te roeien.
Daar hoort bij dat op de ministeries in groepen wordt doorgepraat over racisme op de werkvloer. Zo hoopt ze beter zicht te krijgen op het probleem en ook hoe hier meer tegen kan worden gedaan.
Doelstellingen
De staatssecretaris haalt uit eerdere gesprekken met ambtenaren dat ze behoefte hebben aan strengere doelstellingen op dit vlak, bijvoorbeeld om het personeelsbestand diverser te krijgen. Het kabinet is ook van plan om dat te doen.
Ambtenaren die te maken hebben met discriminatie worden naar eigen zeggen lang niet altijd goed geholpen door collega's, leidinggevenden of vertrouwenspersonen. Ook dat moet beter volgens de staatssecretaris.
Als wetenschapper op dit terrein sla ik een diepe zucht. Immers, deze conclusie is volstrekt ondeugdelijk. Ten eerste, in de wetenschap bestaat consensus over de vraag dat je het vóórkomen van racisme niet kunt meten in een enquête. In een enquête meet je alleen percepties van discriminatie of racisme, nooit het voorkomen van racisme of discriminatie zelf. Een perceptie ervan is niet hetzelfde als discriminatie of racisme zelf. Mensen kunnen veel redenen hebben om ervaringen met dergelijke fenomenen oftewel te overdrijven, oftewel te negeren. Dus wat ze in een enquête invullen als perceptie, vormt geen afspiegeling van wat er daadwerkelijk heeft afgespeeld op dergelijke onderwerpen. Dat kan alleen bij triangulatie, dus als je meerdere bronnen met elkaar combineert.
Ten tweede, het is tegenwoordig gebruikelijk geworden om racisme en discriminatie in één adem te noemen. Dat is inhoudelijk geheel onjuist, maar die begripsverwarring roept wel de vraag op waar deze ambtenaren ja op hebben gezegd, op het waarnemen van racisme of van discriminatie? Ook dat blijft volkomen onduidelijk op basis van alleen een enquête. Het is heel wel mogelijk dat de respondenten discriminatie bedoelen door een vraag naar racisme bevestigend te beantwoorden. In deze enquête worden de termen racisme en discriminatie op een hoop gegooid. Dat terwijl racisme en discriminatie twee duidelijk te onderscheiden zaken zijn. De definitie van racisme in deze enquête is eenvoudigweg fout.
Onderzoeken naar deze onderwerpen in Nederland maken steeds dezelfde methodische en conceptuele fouten en leiden steeds tot conclusies die je op basis van deze onderzoeken met geen mogelijkheid kunt trekken. Kijk ook naar de eerdere onderzoeken van bureau Omlo bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken of het onderzoek van KIS naar gemeentes. Daarmee wordt een onjuist beeld van de problematiek geschetst en worden de verkeerde maatregelen genomen. Daar bewijs je de ambtenaren die daadwerkelijk met dergelijke ervaringen te maken hebben bepaald geen dienst.