Branden blussen met betrokkenheid
Een derde van de vrijwillige brandweerlieden overweegt te stoppen als de regionalisering van de brandweer doorgaat, zo blijkt uit een recente enquête van de SP. ‘Het wordt een log apparaat op grote afstand van de burgers.’
Wat voor iemand is dat, die op de wekelijkse oefenavond van de vrijwillige brandweer met zijn eigen brandweerauto (model 1970) op het parkeerterrein verschijnt? Dat is iemand bij wie, om één keer het cliché te gebruiken, het bluswater door de aderen stroomt. Zijn naam: Sander Landkroon (42), sinds tien jaar vrijwilliger van de Haarlemse brandweer en van beroep materieelkundig ingenieur in de olie-industrie.
We praten met hem en met zijn collega’s Rob de Boo (47, dertien jaar vrijwilliger en bedrijfhulpverlener in het Huis van Bewaring in Haarlem), Dennis van Weel (29, twaalf jaar vrijwilliger en werkvoorbereider bij een bouwbedrijf). Bij het begin van het gesprek is ook Kevin de Boo (19), zoon van Rob en op z’n twaalfde via de jeugdbrandweer in de voetsporen van zijn vader getreden.
Er zijn in Nederland ruim 27.000 brandweerlieden, waarvan 80 procent vrijwilliger. Zonder hun inzet worden er maar weinig branden geblust. Daarom is de onvrede onder vrijwilligers over de voorgenomen regionalisering verontrustend. Toch wil niet iedereen hierover spreken. Vrijwilligers zouden onder druk gezet worden om niet in de openbaarheid te treden. In Haarlem trekt men zich hier niets van aan.
Zo traden Landkroon en Van Weel op in het televisieprogramma van Paul de Leeuw. Voor hun commandant Frans Schippers aanleiding om hen op de vingers te tikken. De beide vrijwilligers kaartten dit vervolgens aan bij de Haarlemse gemeenteraad. Schippers liet weten ook dat niet op prijs te stellen. Daarop informeerden ze SP-Kamerlid Ronald van Raak die bij minister Opstelten van Veiligheid en Justitie aan de bel trok. Opstelten haastte zich te verklaren dat burgers uiteraard contact mogen opnemen met volksvertegenwoordigers. Schippers trok zijn bezwaren in.
Wat is er mis met de regionalisering? Die vraag stellen we in een voormalig garagebedrijf in de Haarlemse wijk Schalkwijk, vlak bij de kazerne Haarlem-Oost. Vanuit hier starten de vrijwilligers iedere dinsdag hun oefenavond. Sander Landkroon: ‘Het is logisch dat de rampenbestrijding en preventie worden geregionaliseerd. Maar het blussen van branden moet je in de gemeente of in de wijk zelf organiseren. Zo zijn wij in onze kazerne met veertig beroeps en achttien vrijwilligers verantwoordelijk voor het oostelijk deel van de stad.’
Rob de Boo: ‘De Veiligheidsregio Kennemerland is een log geldverslindend apparaat, op grote afstand van de mensen die het werk doen. Hierdoor moet er worden bezuinigd op ons werk. Zo wil men alle vrijwilligers schrappen in onze kazerne.’
Dennis van Weel: ‘De brandweer is mijn passie. Bij een uitruk wil ik mensen in nood helpen. Ik moet nu echter een deel van mijn energie besteden aan gevechten tegen een toe nemende bureaucratie.’
De regionalisering bemoeilijkt daarnaast ook de inzetbaarheid van vrijwilligers. Zij kunnen nu in de gehele regio worden ingezet. Landkroon: ‘Uiteraard was dat vroeger bij grote branden ook al zo. Maar het geldt nu ook voor automaatjes, dat is het afgaan van automatische brandmelders in bijvoorbeeld ziekenhuizen of verzorgingshuizen. Negen van de tien keer is er dan weinig tot niets aan de hand, maar je moet wel uitrukken.’
De Boo: ‘Mijn werkgever vindt het geen probleem als ik iedere keer dat mijn pieper gaat uitruk, maar dat is niet overal zo. Op deze manier kalft het begrip bij werkgevers voor werknemers die brandweervrijwilliger zijn af. Dat kan toch niet de bedoeling zijn van de regionalisering.’ Van Weel: ‘Daar komt nog bij dat vrijwilligers in onze buurgemeenten nu vaker in Haarlem worden ingezet. Zeker in kleine dorpen zijn mensen bij de brandweer gegaan om iets voor de eigen gemeenschap te betekenen. Die zitten helemaal niet te wachten op een inzet in een grote naburige gemeente.’
Ook Cees van Beek, voorzitter van de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (VBV), waarschuwt voor de regionalisering. ‘De afgelopen tien jaar zijn de kosten van de brandweer ruim verdubbeld tot 1,1 miljard per jaar. Maar toch is het aantal kazernes gedaald van 1040 naar 980. De 25 veiligheidsregio’s zijn geldverslindende monsters. De voorzitters ervan zijn verantwoordelijk voor de inefficiëntie in rampenbestrijding en crisisbeheersing en het langs elkaar heen werken van meldkamers. Hierdoor nemen de risico’s voor burgers en bedrijfsleven toe.’
Bij regionalisering wordt de inzet van mensen en middelen bepaald door de veiligheidsregio. Van Beek: ‘Hiermee wordt de primaire veiligheidstaak van de gemeente op grote afstand gezet. Terwijl basisbrandweerzorg bij uitstek een gemeentelijke taak is die de band met de eigen burgers versterkt.’
Eigen agenten
Van Beek ziet een parallel met de ontwikkelingen de afgelopen jaren bij de politie. ‘Ooit zijn de gemeentelijke korpsen en de rijkspolitie opgeheven. Daarvoor kwamen 25 regiokorpsen en één landelijk korps in de plaats. Dat leek een mooie oplossing. Maar uiteindelijk hadden raadsleden niets meer over de politie te vertellen. Wat gebeurde er vervolgens? Gemeenten creëerden hun eigen agenten, de bijzondere opsporingsambtenaren. Uiteindelijk komt er nu een nationale politie met een stevige inbedding in de gemeenten. Ik doe een dringend beroep op de minister en de Tweede Kamer om de fouten met de politie niet te herhalen bij de brandweer. Een vrijwilliger vertrekt maar één keer. Betrek de VBV bij het bedenken van alternatieven.’
Kom bij Van Beek niet aan met het pleidooi dat de overheid vanwege meer efficiency primaire taken op afstand moet organiseren in grotere verbanden. ‘Nog nooit is aangetoond dat het goedkoper en beter werd. Hoe grootschaliger, des te duurder en slechter het wordt. Daarnaast verdwijnt de democratische legitimering. Dat hebben we bij de politie gezien en blijkbaar is nu de brandweer aan de beurt.’
Paniek
Vrijwilliger Sander Landkroon in Haarlem: ‘Branden blussen is geen efficiënte activiteit en dat zal het niet worden ook. Daarom is het een overheidstaak die met belastinggeld wordt betaald. Vergeet ook de nauwe band tussen de lokale brandweer en burgers niet. Wat doet iemand die in paniek is? Die belt vaak de brandweer. Ik kan me nog een oude mevrouw van in de tachtig herinneren met een verstopte gootsteen waardoor haar keuken overstroomde. Ze belde ons totaal overstuur. We zijn bij haar langs gegaan, hebben een emmer neergezet onder haar gootsteen en de zwanenhals losgekoppeld. En uiteraard gezegd dat ze een loodgieter moest bellen. Is dit een primaire taak van de brandweer? Nee, natuurlijk niet. Maar het geeft wel aan hoe dicht de brandweer bij de bevolking staat. Laten we daar zuinig mee omspringen.
SP wil nieuw debat over brandweer
‘Volgens Opstelten stemt de vrijwillige brandweer in met de regionalisering. Maar Den Haag gaat wederom uit van zijn eigen papieren werkelijkheid. Ik wilde daarom weten wat er echt leeft bij de brandweer.’
SP-Kamerlid Ronald van Raak hield de afgelopen maanden een enquête onder brandweerlieden. Van de 22.000 vrijwilligers deed ruim de helft mee. Uit de voorlopige resultaten blijkt dat 59 procent van de ondervraagden de afgelopen jaren negatiever is gaan denken over het werk als vrijwilliger. Hierdoor betwijfelt 27 procent of men nog wil doorgaan. Als belangrijkste reden (23 procent) voor een eventueel vertrek wordt de regionalisering genoemd. Die beoordeelt 59 procent als negatief, omdat het, zo vindt 81 procent, tot een grotere afstand tussen leiding en werkvloer zal leiden. Deze ‘professionalisering’ zal alleen maar leiden tot meer regels en procedures, gelooft 82 procent.
Ook het plan om de standaardbezetting van zes personen op een brandweerauto door de inzet van SIV’s (snelle interventie voertuigen) omlaag te brengen tot twee tot vier personen, kan op weinig enthousiasme rekenen. 81 procent van de ondervraagden vindt dat een slechte zaak.
Voor Ronald van Raak zijn deze resultaten aanleiding om de discussie over de regionalisering van de brandweer nieuw leven in te blazen. ‘Nog voor het zomerreces bieden we minister Opstelten de uitkomsten van het onderzoek aan. Na de zomer willen we met hem in debat. Wij vinden dat je landelijk moet regelen wat het beste landelijk kan, zoals de inzet bij rampen of grote natuurbranden. Maar de basisbrandweerzorg moet de verantwoordelijkheid van de gemeenten blijven. Laten we niet dezelfde fouten maken als ooit bij de politie.
Reacties: 2
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Om een aantal hardnekkige misverstanden uit de wereld te helpen hier een relativerend advies. Vaak wordt gedacht dat de gemiddelde vergoeding van een brandweervrijwilliger rond 1.500 euro ligt, de vergoeding die belastingtechnisch aan een vrijwilliger mag worden gegeven.
Navraag leert dat bedragen van zo’n 2.500 tot 6.500 normaal zijn, maar dat zelfs 10 duizend euro niet uitzonderlijk is. Dit hangt allemaal af van het aantal uitrukken, opleiding et cetera. Vrijwilligers zijn dan ook gewoon parttime beroeps. Niet alleen vanwege de vergoeding, maar ook vanwege de eisen die gesteld worden (gelijk opleidingsniveau als de gewone beroeps; soms kazernering en een zekere mate van opkomstplicht). Het begrip vrijwilligheid dekt dus niet de lading, noch maatschappelijk, noch fi scaal. Toch wordt het begrip hardnekkig gekoesterd als een geuzennaam. Ik durf te beweren dat het wegvallen van de vergoeding heel wat meer piepers zou opleveren dan het wegvallen van de lokale inbedding. Het zou daarom goed zijn het woord vrijwilliger uit het brandweer-vocabulair te halen.
Gezien de ontwikkeling de afgelopen jaren, is het niet onwaarschijnlijk dat de nodige posten zullen verdwijnen. Overwegingen als weinig uitrukken en een relatief laag risicoprofi el zijn reden om in de toekomst met minder kazernes toe te kunnen. Ook vernieuwingen als minder personen op de auto en snel inzetbare teams leiden tot een verminderde behoefte aan brandweermensen.
Persoonlijk ondersteun ik op dit punt al die ‘vrijwilligers’ om posten te handhaven. Ik vind dat in de overwegingen van sluiten veel te eenzijdig naar het risicoprofi el en de aantallen uitrukken wordt gekeken en de maatschappelijke rol en betekenis van deze posten en hun ‘vrijwilligers’ veel te weinig worden meegewogen. Dan zal echter wel nader gekeken moeten worden naar een brandweer van ‘twee snelheden’ en of ‘vrijwilligers’ dus minder taken kunnen krijgen (en dus ook minder hoeven te worden opgeleid).