Wijkteams dwalen verder af
Medewerkers van sociale wijkteams komen nauwelijks toe aan preventie en vroegsignalering. Terwijl gemeenten juist wel willen dat ze dat doen. Misschien zijn de ambities van gemeenten te hoog en moeten ze, vijf jaar na de decentralisaties, worden bijgesteld.
Te weinig tijd voor vroegsignalering
De sociale wijkteams drijven langzaam maar zeker af van de oorspronkelijke ambitie uit 2014, ziet Silke van Arum, onderzoeker bij Movisie. Meer en meer zijn ze verworden tot de toegangspoort van gespecialiseerde zorg en ondersteuning. Terwijl de sociale wijkteams van heel veel gemeenten (ook) de opdracht hebben om met vroegsignalering en preventie een hoop en verergering van problemen te voorkomen. Elk onderzoek opnieuw geven gemeenten echter aan dat dit onvoldoende van de grond komt, stelt Van Arum.
Sinds 2014 voert zij peilingen onder gemeenten uit, om zo de ontwikkeling van de wijkteams te kunnen volgen. Recent is de vierde landelijke peiling ‘(Sociale) wijkteams, 5 jaar later’ van de persen gerold. In vergelijking met de peiling uit 2017 neemt het percentage inwoners dat proactief (outreachend) wordt benaderd door een wijkteam af: van 39 procent in 2017 naar 28 procent in 2019. ‘Ook het doorontwikkelen van individueel aanbod naar col¬lectieve voorzieningen wordt herhaaldelijk genoemd als taak waarvoor niet genoeg tijd is.’
Van Arum wijt het niet aan de wijkteammedewerkers. Die werken zich een slag in de rondte. De workload is groot en de werkdruk hoog. Ze hebben hun handen vol aan het voeren van keukentafelgesprekken, het met het gezin opstellen van plannen over hoe problematiek aan te pakken en zien de zwaarte van de problematiek toenemen. ‘Er blijft dan onvoldoende tijd over om met een gericht plan de wijk in te gaan.’
In haar optiek zouden gemeenten hun wijkteambeleidsplannen van meestal enkele jaren terug weer eens tegen het licht moeten houden. ‘Na vijf jaar is het wel een mooi moment om te kijken naar de oorspronkelijke ambitie en de doelstellingen die je als gemeente de wijkteams wilt meegeven. Duidelijk moet worden wat je wel en wat je niet bij het wijkteam neerlegt. De verwachtingen over de sociale wijkteams waren van het begin af aan torenhoog.’
Boodschappenlijst
De wijkteams kregen een flinke ‘boodschappenlijst’ mee, maar er is in de optiek van Arum te weinig nagedacht of de wijkteams dat ook allemaal konden behappen. Bijna zeven op de tien gemeenten (68 procent) geven aan dat de sociale wijkteams bijdragen aan de transitiedoelen, zo blijkt verder uit het onderzoek. Dat betekent onder meer dat er eerst een beroep wordt gedaan op de eigen kracht en het sociaal netwerk, en dat pas daarna wordt gekeken of en welke professionele hulp en ondersteuning nodig is. Daarbij is het leveren van maatwerk het adagium. Bijna een op de drie gemeenten (32 procent) geeft aan dat de wijkteams nog (te) weinig bijdragen aan die transitiedoelen.
‘Je hoopt altijd dat dingen sneller gaan’, stelt Janny Bakker-Klein, voorzitter van Movisie, in reactie op de uitkomsten van het onderzoek. ‘Het is mooi nieuws dat 68 procent van de gemeenten echt vindt dat het werken met sociale (wijk)teams voldoende bijdraagt aan de realisatie van de gestelde doelen van de transities. Maar die 32 procent die dat niet vindt; dat is toch een behoorlijk percentage.’ Deze gemeenten geven aan dat er door de werkdruk en onvoldoende financiële middelen nog te weinig wordt gedaan aan maatwerk, preventie en integraal werken.
Dat ziet Movisie niet alleen terug in het onderzoek, maar ook in de praktijk. ‘Met name de verbinding tussen de Participatiewet en de Wmo komt nog onvoldoende van de grond. Je ziet dat daar erg veel verkokering zit’, aldus Bakker-Klein. Voor mensen die het betreft, is dat niet uit te leggen, vindt ze. ‘Als je op zoek bent naar een baan, maar ook hulpmiddelen of ondersteuning nodig hebt, snappen mensen niet dat ze daarvoor langs verschillende loketten moeten.’
Stijging
Uit het onderzoek is overigens wel een stijging zichtbaar van het aantal wijkteams dat ook taken rondom werk en inkomen oppakt. ‘Daar zie je een positieve ontwikkeling’, stelt Van Arum. ‘Met name in 2017 signaleerden we een afname. Het verbaasde ons dat die taak zo weinig in de wijkteams werd opgepakt. Juist bij multi- probleemhuishoudens spelen financiële problemen vaak een rol. Nu zien we daarin een lichte stijging. Er is meer aandacht voor werk en inkomen in de wijkteams.’
Voor het eerst werden dit keer in de peiling vragen toegevoegd over taken rondom problematisch middelengebruik en ontwikkeling’, stelt Van Arum. ‘Met name in 2017 signaleerden we een afname. Het verbaasde ons dat die taak zo weinig in de wijkteams werd opgepakt. Juist bij multi-probleemhuishoudens spelen financiële problemen vaak een rol. Nu zien we daarin een lichte stijging. Er is meer aandacht voor werk en inkomen in de wijkteams.’ Voor het eerst werden dit keer in de peiling vragen toegevoegd over taken rondom problematisch middelengebruik en verslaving, huiselijk geweld en kindermishandeling en psychische/psychiatrische problematiek. ‘Veel wijkteams hebben deskundigheid op het gebied van huiselijk geweld en kindermishandeling. Meer dan de helft heeft dat ook voor psychische en psychiatrische problematiek’, aldus Van Arum. ‘Maar een relatief klein deel, 20 procent, heeft dat voor problematisch middelen gebruik en verslaving.’
Dat hoeft geen probleem te zijn als je expertise kunt inhuren, maar het kan de effectiviteit van ondersteuning en behandeling van met name huishoudens met multi-problemen in de weg zitten, stelt Van Arum. ‘Je hoeft niet alle expertise in huis te hebben, maar je moet wel voldoende tools hebben om verslavingsproblematiek te kunnen signaleren en bespreekbaar te maken. Een verslavingsprobleem is niet iets waar een gezin snel zelf mee komt.’
Het onvoldoende toekomen aan preventief en outreachend werken is niet het enige knelpunt van de wijkteams. Daarnaast wordt nog een aantal problemen gesignaleerd. De hoge werkdruk is er daar een van, vaak veroorzaakt door lange wachtlijsten en personeelstekort. Ook de toename van het aantal aanmeldingen en vragen waarbij zwaardere problematiek speelt, wordt als knelpunt genoemd. Daarnaast worden experts gemist op het gebied van geestelijke gezondheidszorg. De samenwerking met andere organisaties wordt eveneens als knelpunt ervaren.
Aanbevelingen
Van Arum heeft een aantal aanbevelingen voor gemeenten die met wijkteams werken. ‘De oorspronkelijke ambitie van veel gemeenten was om vanuit de wijkteams dichtbij, laagdrem¬pelig en outreachend te werken. Dat komt nog te weinig van de grond. Er is meer aandacht nodig voor het wijkgericht werken. Dat blijft nu liggen door de hoge caseload en de vele individuele hulpvragen. Als de wijkteams er niet of onvoldoende aan toekomen, wie krijgt dan de taak een leidende rol te nemen in het ondersteunen van inwoners en vrijwilligers bij het organiseren van collectieve voorzieningen en initiatieven om op wijkniveau aan preventie te werken?’
Dat wijkgericht werken hoeft overigens niet alleen geregeld te worden vanuit de gemeente, vult Bakker-Klein aan. ‘Je ziet het nu in de coronacrisis. De samenleving pakt nu heel veel dingen zelf op. De wijkteams kunnen de kracht die er in de wijken is, beter benutten. Ik hoop dat we die burgerkracht die je nu ziet, ook na de coronacrisis kunnen vasthouden.’
Uit de peiling blijkt ook dat de wijkteams te weinig collectief aanbod ontwikkelen. ‘Ook hier geldt dat gemeenten zich meer moeten aansluiten bij initiatieven in de samenleving’, aldus Bakker-Klein. ‘Ik zie nog te veel dat gemeenten het als hun verantwoordelijkheid zien om met een aanbod te komen, terwijl ik denk dat er heel veel aanbod in de samenleving is.’
Outcome
De tweede aanbeveling is dat gemeenten meer op outcome moeten gaan sturen in plaats van op input. De meeste gemeenten maken vooral afspraken over de hoeveelheid inzet in plaats van over de gewenste doelstellingen. ‘Gemeenten leggen bijvoorbeeld vast hoeveel bezoeken wijkteams moeten afleggen. Je moet meer inzetten op de maatschappelijke baten; wat wil je bereiken?’, aldus Van Arum. ‘Het is daarbij belangrijk om de voortgang en vorderingen van de wijkteams te blijven monitoren.’
Tot slot moeten gemeenten zorgen voor realistische verwachtingen en opdrachten. ‘Het lijkt er nu vaak op dat het wijkteam een voorpost is geworden van die specialistische instellingen’, aldus Van Arum. ‘Maak als gemeente een keuze zodat gemeenten niet elke keer opnieuw als knelpunt aangeven dat de wijkteams te weinig aan preventie en vroegsignalering toekomen.’
Bakker-Klein hoopt dat de sociale wijkteams over vijf jaar volledig ontschot kunnen werken. ‘Het maakt dan niet meer uit of het geld vanuit de Wmo komt, de Participatiewet of vanuit de Jeugdwet. De wijkteammedewerkers moeten met de inwoner samen kijken naar wat er moet gebeuren.’ Als de inwoner geen probleem ervaart, moet er ook geen voorziening op worden ingezet. Als dat allemaal verantwoord is, uiteraard. Bakker-Klein: ‘Als je gaat doen wat mensen zelf belangrijk vinden, ga je veel dingen niet meer doen. En dat scheelt een bak geld.’
Meestal breed, integraal en in eigen beheer
Het overgrote deel van de gemeenten (83 procent) werkt met wijkteams, zo blijkt uit het onderzoek van Movisie. Dat was ook in 2017 zo. Bijna de helft van de gemeenten (46 procent) heeft een breed integraal team voor alle hulpvragen; dat is een stijging van 6 procent ten opzichte van de vorige peiling uit 2017. 10 procent van de gemeenten werkt met een breed team dat er speciaal is voor complexe of meervoudige vragen. Bijna een kwart (23 procent) werkt met specifieke teams, zoals alleen voor de Wmo of alleen voor de jeugd. Nog eens 12 procent werkt met een generalistisch wijkteam als voorpost voor een specifiek team.
In bijna de helft van de gemeenten (48 procent) zijn de wijkteams in eigen beheer van de gemeente. De medewerkers zijn dan in dienst van de gemeente. Een kwart van de gemeenten heeft wijkteams waarin meerdere aanbieders participeren. In de G40-gemeenten is dat significant anders. In de G40-gemeenten is het (wijk)team namelijk minder vaak in eigen beheer: 33 procent tegenover 59 procent van de overige gemeenten.
De meeste wijkteams (60 procent) bestaan uit louter zogeheten T-shaped professionals. Dat zijn hulpverleners die een eigen specialisme hebben, maar naar buiten toe als generalist optreden en signaleren. 10 procent van de wijkteams bestaan uit zowel T-shaped professionals als generalisten. 9 procent van de wijkteams worden door alleen generalisten bemenst en eenzelfde percentage met alleen specialisten.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.