Advertentie
sociaal / Achtergrond

Van nul tot 500 uur

Zodra de stoepen onder de sneeuw verdwijnen, wakkert de roep om een ‘tegenprestatie’ aan. Mensen in de bijstand moeten de sneeuwschuiver ter hand nemen en zorgen dat de trottoirs begaanbaar blijven voor iedereen. Want, ‘voor niets gaat de zon op’ en ‘voor wat hoort wat’. Vanaf dit jaar is het leveren van een tegenprestatie onderdeel van de Participatiewet en moeten gemeenten beleid ontwikkelen rondom de verplichte tegenprestatie.

22 mei 2015

Op 1 juli moeten gemeenten beleid hebben rondom de verplichte tegenprestatie voor de bijstand. De meeste gemeenten zijn zover. Uit onderzoek van Binnenlands Bestuur onder G32 blijkt dat er grote verschillen zijn in wat er van uitkeringsgerechtigden wordt verwacht. 

Zodra de stoepen onder de sneeuw verdwijnen, wakkert de roep om een ‘tegenprestatie’ aan. Mensen in de bijstand moeten de sneeuwschuiver ter hand nemen en zorgen dat de trottoirs begaanbaar blijven voor iedereen. Want, ‘voor niets gaat de zon op’ en ‘voor wat hoort wat’. Vanaf dit jaar is het leveren van een tegenprestatie onderdeel van de Participatiewet en moeten gemeenten beleid ontwikkelen rondom de verplichte tegenprestatie. Over een kleine zeven weken is de deadline. In vrijwel alle gemeenten is dat beleid inmiddels vastgesteld, blijkt uit onderzoek van Binnenlands Bestuur onder bijna alle 100.000+ gemeenten. De verschillen zijn groot in wat er van mensen in de bijstand verwacht wordt, nul uur per jaar, 4 uur per jaar of 500 uur per jaar. Maar er zijn ook overeenkomsten. Zo hebben vrijwel alle uitkeringsgerechtigden een flinke vinger in de pap als het gaat over wát ze doen.

‘Koffieschenken, een bijdrage leveren aan de leefbaarheid in wijk of straat, vrijwilligerswerk in het algemeen, auto’s wassen, herfstbladeren vegen, groenvoorziening, boodschappen doen of verwijderen van zwerfvuil.’ In Haarlem kan iemand met een uitkering van alles doen als tegenprestatie. Ook in Gouda kan de tegenprestatieuit allerlei klusjes bestaan: ‘Hulp bij reizen met openbaar vervoer, huiswerkbegeleiding, fietsles geven, taalmaatje voor nieuwkomers, budgetmaatje voor iemand in de schuldhulpverlening, leesmoeder op school en bladeren vegen.’ In Den Haag mag iemand verkeersborden schoonmaken en in Zoetermeer is het uitlaten van de hond van een zieke buurvrouw een geaccepteerde vorm van tegenprestatie.

Vrijwel alle gemeenten van de G32 zijn volop bezig met de tegenprestatie. Er zijn veel pilots, er wordt geëxperimenteerd en proefgedraaid. In het overgrote deel van de gemeenten is het vragen van een tegenprestatie een mogelijkheid, hoewel niet overal de tegenprestatie al daadwerkelijk opgelegd is. In Den Haag bijvoorbeeld is er beleid, zijn er ideeën over wat er gedaan kan worden, maar is de tegenprestatie op straffe van een financiële sanctie nog aan niemand verplicht opgelegd.

Vaardigheidslessen
Hoe anders is dat in Rotterdam. Rond de 4000 mensen hebben daar al een vorm van tegenprestatie geleverd of zijn daar nu mee bezig. Al sinds 2010 experimenteert de Maasstad met het verplichten van een tegenprestatie. Toenmalig wethouder Dominic Schrijer (PvdA) zette in 2 van de 42 wijken een pilot op waarbij uitkeringsgerechtigden ‘iets’ moesten doen om hun uitkering te krijgen. Onder zijn opvolger Marco Florijn werd de proef naar 14 wijken uitgebreid. ‘Een verplichting, maar vaak is het ook leuk’, aldus de huidige wethouder Maarten Struijvenberg (Leefbaar Rotterdam) van Werkgelegenheid en Economie.

‘Mensen krijgen eerst de kans om zelf met iets aan te komen en dat kan heel breed zijn. Laatst was er een kunstschilder die aan lager wal geraakt was en verslaafd. Hij zei dat hij lesgeven leuk vond. We hebben uitgezocht of dat zou kunnen. Nu geeft hij een paar middagen per week schilderles aan kinderen in de wijk. Dat gaat heel goed. Hij is er zelf veel gelukkiger van geworden en het gaat nu veel beter met hem. Een ander voorbeeld is iemand die zijn moeder had leren omgaan met een scootmobiel. Hij kwam aan met het idee dat er vast veel meer mensen waren die ‘vaardigheidslessen’ voor een scootmobiel nodig hadden. Dat doet hij dus nu als tegenprestatie.’

De tegenprestatie moet voor 20 uur in de week of naar vermogen worden geleverd en wordt gevraagd van mensen die 5 jaar of langer in de bijstand zitten en dus een lange afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Re-integratie is het niet, maar het draagt wel bij aan meer contact en een hogere participatiegraad. Mensen moeten zelf aangeven wat ze doen en wanneer ze bezig zijn. Dat wordt dan geregistreerd ‘maar we staan er niet naast’ aldus Struijvenberg. Er zijn genoeg dingen te verzinnen die maatschappelijk nuttig zijn. De weerstand is soms groot, maar als mensen eenmaal aan de slag gaan, leven ze weer op, is de ervaring. De verplichte tegenprestatie leidt tot activering en participatie, mensen ontwikkelen zelfvertrouwen en nieuwe vaardigheden en soms leidt het tot een echte baan. ‘Maar dat is niet het hoofddoel,’ benadrukt Struijvenberg. ‘Het gaat vooral om het ‘voor wat hoort wat’ principe, een wederdienst voor de bijstand.’

Mensen die zelf niet met een activiteit komen, worden gewezen op vrijwilligersvacatures, bijvoorbeeld in de schoonmaak of plantsoenendienst. Als ze niet mee willen werken aan de uitvoering van een tegenprestatie, kan dat leiden tot een korting op de uitkering. Vaak komt zo’n korting niet voor, sinds 2011 gaat het om enkele tientallen.

In veel gemeenten is de opgelegde tegenprestatie een sluitstuk van het bijstandsbeleid. Mensen die richting de arbeidsmarkt worden geleid, mensen in trainingstrajecten, mantelzorgers en vrijwilligers zijn meestal vrijgesteld van de verplichting. Daarnaast hebben in vrijwel alle gemeenten bijstandsgerechtigden een grote vinger in de pap als het gaat om wát er dan precies moet worden gedaan. Als er een idee of voorstel is tot tegenprestatie proberen gemeenten dat te ondersteunen en faciliteren, blijkt uit het onderzoek.

Minimale eisen
Het aantal uren dat een tegenprestatie wordt verlangd, varieert sterk. Maximaal 500 uur per jaar, laat Alphen aan den Rijn weten. Leiden hanteert 8 uur per week of 34 per maand gedurende 3 maanden per jaar. In Gouda is het maximaal 10 uur per week, zes maanden per jaar. En in Nijmegen is de tegenprestatie vrijwel te verwaarlozen: 4 uur per jaar. ‘We hebben ervoor gekozen de regels over het opleggen van een tegenprestatie minimaal in te richten. We vinden als college dat iedereen moet kunnen meedoen in de maatschappij. We willen dan ook mensen motiveren en stimuleren om zich in te zetten in de maatschappij’, verklaart het college de minimale eisen.

De SP en de VSP in Nijmegen wilden een nog soepeler regime en pleitten voor ‘een maximale soepelheid bij het opleggen van maatregelen.’ Zo wilde de SP dat het college bij recidive niet overgaat tot het korten van meteen twee maanden uitkering, maar hooguit vijf weken. Een motie van die strekking werd verworpen, toen verantwoordelijk wethouder Turgay Tankir (PvdA) aangaf dat dat wettelijk niet is toegestaan.

Toch zijn er gemeenten die het aandurven nog minder te vragen van de bijstandsgerechtigde. Dordrecht, Eindhoven, Den Bosch en Arnhem kiezen ervoor om geen tegenprestatie te eisen van mensen in de bijstand. Arnhem heeft daarbij in de verordening specifiek aangegeven de tegenprestatie alleen op basis van vrijwilligheid in te zetten. Dat leverde de gemeente een telefoontje op van staatssecretaris Klijnsma (PvdA, SZW). ‘De staatssecretaris heeft aangegeven dat er vragen zijn gerezen rondom het onderwerp, maar heeft geen expliciet oordeel over de invulling van de gemeente Arnhem uitgesproken’, aldus het Arnhemse college. Of de vrijwillige tegenprestatie binnen de letter van de Participatiewet valt, zal Arnhem samen met andere gemeenten via de VNG uitzoeken.

De reden voor Arnhem om de tegenprestatie niet verplicht te stellen is vooral een financiële, zegt wethouder Ine van Burgsteden (CDA, Werk en Inkomen). ‘De laatste drie jaar is het Participatiebudget van 35 naar 11 miljoen euro gegaan en wij kiezen ervoor dat geld in te zetten om mensen aan het werk te proberen te krijgen. Als je tegenprestatie verplicht stelt, dan moet je daar de faciliteiten voor inrichten en het beleid handhaven. Dat kost geld. En dat geld geven we liever uit aan andere dingen.’ Arnhem heeft bijvoorbeeld ingezet op het maken van sociale kaarten. Daarop is zichtbaar welke maatschappelijke activiteiten er in een wijk zijn, welke instellingen, kerken, clubs en vrijwilligers. Van Burgsteden: ‘Zo maken we de activiteiten inzichtelijk. Mensen die een uitkering hebben, worden gestimuleerd daar eens te gaan kijken. We bieden het aan, maar kiezen er duidelijk voor te stimuleren in plaats van te frustreren.’

Helemaal ‘soft’ is het Arnhemse beleid niet. Voor de ‘niet-willers’ is er wel degelijk een hardere aanpak. ‘Die komt niet voor uit de Participatiewet trouwens’, aldus de wethouder. ‘Als we weten dat mensen erop uit zijn een uitkering te krijgen en verder niets te doen, worden ze naar het Leerwerktraject Kleefse Waard gestuurd. Soms is het noemen van dat project al genoeg om mensen in beweging te krijgen’. Er worden vaardigheden op het gebied van hout- en metaalbewerking aangeleerd gedurende 32 uur per week en 6 maanden per jaar. Vaak hebben deelnemers een psychiatrische achtergrond of komen ze uit detentie. Het traject is niet ingezet als tegenprestatie, maar loopt al zo’n vier jaar.

Buurvrouw uitlaten
Hoeveel mensen in Nederland inmiddels als tegenprestatie vegen, schoonmaken of de hond van een oude buurvrouw uitlaten, is moeilijk in te schatten, vooral omdat het vaak om tijdelijke bezigheden gaat. In Rotterdam, met een bijstandsbestand van 38 duizend, zijn sinds december vorig jaar zo’n 3000 mensen bezig met vrijwilligerswerk als tegenprestatie. En als het aan wethouder Struijvenberg ligt, loopt dat aantal nog flink op. Het streven is dat eind 2018 in alle wijken de tegenprestatie is ingevoerd met naar schatting 20 duizend werkzoekenden. ‘Voor wie betaald werk (nog) geen optie is, verwachten we – naar vermogen – een wederdienst. De bijstand is een plicht van geven, geen recht van nemen.’


Adviesraad tegenprestaties
Werkzaamheden die als tegenprestatie gedaan worden mogen niet leiden tot verdringing. Verhalen dat dit af en toe wel het geval is, zijn er genoeg. Daarom heeft de gemeente Rotterdam een adviesraad ingericht die hierop toeziet. De leden van deze raad zijn afkomstig uit vrijwilligersorganisaties, vakbond, Vrijwilligerswerk Rotterdam en de gemeente. Mensen kunnen daar met vragen terecht over verdringing waarna de adviesraad onderzoek gaat doen en een advies opstelt. Dat advies is overigens niet bindend.


Afbeelding

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie