‘Tilburgs dossier chroom-6 reden tot reflectie gemeenten’
Alle samenwerkingspartners en de hele controle- en inspectieketen hebben gefaald in het Tilburgse chroom-6-dossier, concludeert de onafhankelijke onderzoekscommissie. Voorzitter Peter van der Velden vindt dat andere gemeenten daarvan moeten leren.
Alle samenwerkingspartners en de hele controle- en inspectieketen hebben gefaald in het Tilburgse chroom-6-dossier, concludeerde de onafhankelijke onderzoekscommissie. Voorzitter Peter van der Velden vindt dat andere gemeenten daarvan moeten leren.
Voorafgaand aan de presentatie van het onderzoeksrapport Door het stof en de overhandiging aan de Tilburgse burgemeester Weterings, sprak commissievoorzitter Peter van der Velden kort met Binnenlands Bestuur over de bevindingen van het onderzoek en de aanbevelingen. Hoofdvraag: wat zijn de voornaamste lessen voor de gemeente Tilburg en gemeenten in het algemeen?
De commissie stelt in het rapport dat de gemeente Tilburg gefaald heeft haar zorgplicht na te komen. Wat had de gemeente Tilburg anders kunnen doen om te kunnen voorkomen dat uitkeringsgerechtigde inwoners werden blootgesteld aan chroom-6?
Van der Velden: ‘Ik wil voorop stellen dat de gehele keten rond het tROM-traject heeft gefaald. Daarnaast vind ik wel dat alle partijen een compliment verdienen voor de opdracht om onderzoek te laten verrichten en het feit dat zij in waren voor kritische reflectie. Dat gezegd hebbende; er is in de acht jaren dat het traject liep van alles niet goed gegaan. Ten eerste had NS-Nedtrain haar kennis over de chroom-6-houdende verf vooraf actief moeten delen met de samenwerkingspartners. De gemeente had zich aan haar eigen Arbowet-voorschriften moeten houden. Bijvoorbeeld door te faciliteren dat betrokkenen zich door een arbo-arts konden laten onderzoeken. Ook had de gemeente op een deugdelijke manier door externe deskundigen moeten laten onderzoeken wat de samenstelling van de verflaag was. De arbeidsinspectie is bij twee incidenten ter plaatse geweest. Eén maal toen iemand van een rolsteiger was gevallen, en andermaal toen er bij een verbouwing van de werkplaats stof is opgewaaid. De arbeidsinspectie had daar beter en breder naar de algemene veiligheidssituatie bij de werkplaats kunnen kijken. Ook schoot de begeleiding van de doelgroep tekort. Het ging om een complexe doelgroep; ex-gebruikers, ex-gedetineerden en mensen die de taal maar gebrekkig beheersten. De begeleiding was niet geëquipeerd om die doelgroep te begeleiden.’
Had de gemeente Tilburg dan beter moeten doorvragen bij NS-Nedtrain en de deskundigen?
Van der Velden: ‘In ieder geval waren de gemeente en tROM er niet op voorbereid om de uitkeringsgerechtigden te laten werken met giftige stoffen. Men was niet bekend met de mate van onderzoek die daarnaar gedaan moet worden en de veiligheidsmaatregel die daarvoor op de werkvloer genomen moesten worden. Normaal wordt dergelijk werk gedaan door gespecialiseerde bedrijven die weten hoe zij daar onderzoek naar moeten doen. Die rol is niet goed ingevuld. Er is te gemakkelijk over gedacht. Het traject is ingezet met de beste bedoeling om de deelnemers te reactiveren, maar men heeft zich onvoldoende gerealiseerd wat de complexiteit van de zowel de veiligheidseisen als de doelgroep was. Hier moet voortaan aan de voorkant veel beter naar worden gekeken.’
Hoe heeft ‘autoritaire en onacceptabele’ stijl van leidinggeven op de werkplaats bijgedragen aan hetgeen dat er is gebeurd, en in hoeverre was die stijl het gevolg van het gebrek aan directe bemoeienis van de gemeente bij het traject?
Van der Velden: ‘Een zekere mate van dwang was in dit traject op z’n plek. Het gaat hier om een re-integratietraject in het kader van de toenmalige Wet werk en bijstand, dat in opdracht van de gemeenteraad met eigen accenten werd uitgevoerd. Maar deelnemers hadden inderdaad het gevoel dat zij kort werden gehouden en zij kregen met dreigementen te maken. Dat vond dus ook mede zijn oorsprong in de competentie van de begeleiders, maar vergeet niet dat ook zij tot de slachtoffers behoren.’
Wat is de voornaamste les die andere gemeenten uit dit dossier moeten trekken met betrekking tot re-integratietrajecten?
Van der Velden: ‘Dat dit is wat er kan gebeuren als er onvoldoende zicht wordt gehouden op zo’n project. Al helemaal in een dermate vernieuwend traject als dat bij tROM. Terugkoppeling naar het college of de gemeenteraad heeft niet structureel plaatsgevonden in termen van een kritische evaluatie. Er is in 2004 als het ware een schip de haven uitgevaren en niemand is opgevallen dat het schip nooit is teruggekeerd. Tot 2015 tenminste. Leerpunt voor andere colleges en gemeenteraden is dat zij ervoor moeten zorgen dat zij aandacht houden voor dit soort projecten. Zij moeten hier een Fingerspitzengefühl voor ontwikkelen. Onbekend maakt per slot van rekening onbeschermd. Of dit aanleiding is voor een landelijke evaluatie is een vraag die bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid thuishoort. Ik denk niet zozeer dat wij in Nederland alle re-integratietrajecten nu binnenstebuiten moeten keren, maar dit moet voor gemeenten wel aanleiding zijn tot reflectie. In het geval dat wij hebben onderzocht, was niet genoeg aandacht voor de naleving van de samenwerkingsovereenkomsten. Er is een hogere sensitiviteit nodig voor arbeidsveiligheid in het algemeen. Dat mag je niet met een korreltje zout nemen.’
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.