Jeugdbescherming op de schop
De demissionaire bewindslieden hebben veel vertrouwen in het Toekomstscenario Kind- en Gezinsbescherming.
De demissionaire bewindslieden hebben veel vertrouwen in het Toekomstscenario Kind- en Gezinsbescherming. Tilburg en Waalwijk experimenteren momenteel volop in deze proeftuinen. Met zichtbare successen, maar er is meer nodig om de problemen in de jeugdbescherming te verhelpen.
Dat de jeugdbescherming al jaren onder druk staat is niet nieuw. Toch sloeg het snoeiharde rapport Georganiseerde Onmacht van de Algemene Rekenkamer in als een bom. De adviesraad concludeerde in april dat sinds 2015 de wachttijden in de jeugdbescherming niet korter zijn geworden, de administratieve laten niet zijn afgenomen en de totale jeugdzorguitgaven niet zijn gedaald. Kinderen en kwetsbare gezinnen krijgen nog steeds niet (tijdig) de hulp die ze nodig hebben.
Dat heeft gevolgen. Nederland is dit jaar flink gedaald op de internationale ranglijst voor de naleving van kinderrechten, van plek vier naar plek twintig. Oprichter en bestuursvoorzitter van KidsRights Marc Dullaert zegt dat Nederland met name slecht scoort op het gebied van jeugdzorg en jeugdbescherming. De oud-Kinderombudsman noemt, net als de Rekenkamer, het gebrek aan hulp en de wachtlijsten als belangrijkste oorzaken.
Dat zijn niet mis te verstane conclusies. De verantwoordelijke bewindspersonen moeten dus aan de bak. Om de problemen in de jeugdbescherming te verhelpen, richten demissionaire staatssecretaris Van Ooijen (Jeugd en Preventie) en minister Weerwind (Rechtsbescherming) hun pijlen op het zogenoemde Toekomstscenario Kind- en Gezinsbescherming. Deze proeftuinen zijn door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de ministeries van Justitie en Veiligheid en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) in het leven geroepen. Met als belangrijkste doel: ontdekken wat werkt in de praktijk.
Proeftuinen
In de regio Hart van Brabant lopen sinds januari twee proeftuinen, in de gemeenten Tilburg en Waalwijk. Concreet betekent dat: gezinsgericht werken met gecertificeerde instellingen (GI’s), het regionaal veiligheidsteam en het gemeentelijk sociaal domein. In de proeftuin hebben gezinnen steeds één aanspreekpunt: het wijkteam. De wijkteammedewerker blijft bij het gezin en haalt er expertise bij als dat nodig is – vanuit zorg- en veiligheidspartijen, of er wordt beroep gedaan op ervaringsdeskundigen. ‘We willen vanuit het wijkteam doen wat nodig is’, zegt Donald Kwint, beleidsmedewerker Zorg en Ondersteuning bij de gemeente Tilburg. ‘Voorheen kregen medewerkers uit het wijkteam geen gehoor wanneer zij een moeilijke casus hadden.’
Bij de proeftuin gaat het volgens Kwint om ‘gedeelde verantwoordelijkheid.’ Mooie woorden, maar werpt deze aanpak vruchten af? De eerste bevindingen werden in juni tijdens een werkbezoek in Tilburg gedeeld. Vertegenwoordigers van diverse pluimage waren aanwezig bij deze tussenevaluatie. Wethouders, gemeentelijke beleidsmedewerkers, ervaringsdeskundigen, professionals, Kamerleden: allemaal waren ze benieuwd naar de eerste resultaten.
Hier kwam naar voren dat zowel gezinnen als professionals positief zijn over de nieuwe manier van werken. Er wordt meer in teams gewerkt en de lijnen zijn korter, waardoor de juiste expertise sneller en makkelijker aan tafel zit. Casussen worden op een meer natuurlijke manier verdeeld en opgepakt. Hierdoor voelen gezinnen zich meer gezien, hebben ze meer zicht op eigen problematiek en zijn ze meer betrokken bij de hulp(vraag).
Winst behaald
Deze opbrengsten zijn niet onopgemerkt gebleven. Recent constateerden de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de Inspectie Justitie en Veiligheid (IJenV) dat binnen de proeftuinen winsten worden behaald. Met name doordat de betrokken professionals, afkomstig uit verschillende organisaties, elkaars werk goed hebben leren kennen. Diezelfde inspecties komen echter ook met wat mitsen en maren. Zo is de omvang van de proeftuin beperkt en komt door arbeidsmarktproblematiek de stabiliteit en continuïteit in gevaar.
Juist omdat de schaal kleiner is, heeft het veel impact wanneer medewerkers vertrekken of uitvallen. Een van de proeftuinen moest drie keer opnieuw beginnen, aldus medewerkers tegen de IGJ en IJenV. Een rake constatering, geeft Marcelle Hendrickx toe. Zij is sinds 2014 wethouder Gezondheid, Zorg en Cultuur van de gemeente Tilburg en namens de VNG bestuurlijk opdrachtgever van het toekomstscenario. Volgens Hendrickx (D66) is dit een begrijpelijk, doch betrekkelijk knelpunt.
‘Dat arbeidsmarktproblematiek een enorme invloed heeft op slagvaardigheid geldt denk ik in alle situaties’, relativeert zij. En dan is het ook nog eens lastig om de mensen die je in dienst hebt vast te houden, vult Dilek Odabasi aan. Zij is wethouder sociaal domein van de gemeente Waalwijk. Odabasi (GroenLinksaf) ziet dat veel mensen die stoppen bij gemeenten vervolgens hetzelfde werk doen als zzp’er. ‘In onze regio valt het verloop nog wel mee, maar het blijft lastig om enthousiaste mensen aan ons te binden.’
Verdomhoekje
En daarbij speelt volgens Hendrickx nog iets anders: zolang de jeugdbescherming in het verdomhoekje zit en wordt afgeschilderd als een sector waar niks deugt en alles fout gaat, zal het wat de arbeidsmarkt betreft niet beter worden. ‘Het wordt ook niet aantrekkelijker gemaakt’, zegt Hendrickx. Bij het nemen van risico’s staan jeugdbeschermers er vaak alleen voor. En dat is extra problematisch gezien hun beroep onderhevig is aan het tuchtrecht.
Bij het nemen van risico’s staan jeugdbeschermers er vaak alleen voor
Hierdoor ontstaat er een risico-regel reflex. Oftewel, overreageren op risico’s, wat onder andere kan leiden tot dure maatregelen die nauwelijks effect hebben– met mogelijk onbedoelde bijwerkingen. Hendrickx: ‘Er zijn allerlei extra strengere eisen bij gekomen die de bewegingsvrijheid van jeugdbeschermers bekneld. Ik zeg niet dat het tuchtrecht moet worden afgeschaft, maar ik vind dat je moet kijken naar een andere vorm waarin professionals zich meer gesteund voelen. Jeugdbeschermers nemen risico’s, maar dat doen ze niet alleen. Organisaties zouden ook meer verantwoordelijkheid moeten dragen.’
Bovendien vindt Hendrickx dat we ‘een deel van de arbeidsmarktproblematiek zelf hebben gecreëerd’. Bijvoorbeeld door het register van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ), het beroepsregister voor professionals in de jeugdsector. In de Jeugdwet is bepaald dat sommige werkzaamheden alleen door geregistreerde professionals mogen worden uitgevoerd. Door de SKJ-registratie kunnen jeugdprofessionals aantonen dat zij beschikken over de juiste kennis, ervaring en vaardigheden. ‘Een kwaliteitsregister is natuurlijk noodzakelijk’, zegt Hendrickx. ‘Maar de huidige gang van zaken moet wel echt op de schop. We maken het nu onmogelijk voor zijinstromers. Dat professionals met allerlei cursussen moeten voldoen aan de SKJ-registratie is bijna een verdienmodel geworden.’
En dat terwijl veel jeugdbeschermers met passie, plezier en gedrevenheid hun werk doen. De proeftuin is een plek waar dit goed tot uiting komt. Het werkplezier neemt toe, waardoor uitval afneemt of in ieder geval kleiner wordt. Dat ziet Hendrickx bijvoorbeeld bij Jeugdbescherming Brabant (JBB). ‘We zien het in het ziekteverzuim, dat bij JBB enorm is gedaald.’ Wat het werk volgens haar ook leuker maakt, is jobcarving, het opsplitsen van bestaande functies. Hierdoor hoeven jeugdbeschermers niet alles meer zelf te doen. Zij krijgen bijvoorbeeld hulp van een juridisch medewerker die meegaat naar de rechtbank, of zij worden administratief ontlast zodat ze niet uitsluitend formulieren moeten invullen.
Transitie
Een transitie naar een landelijke implementatie heeft nog wel wat voeten in de aarde, constateren zowel de inspecties als Hendrickx. ‘Je wilt elementen als transparantie en rechtszekerheid natuurlijk wel op dezelfde landelijke manier geregeld hebben.’ Wat de wethouder betreft begint dat in Den Haag. ‘Misschien een beetje een cliché, maar bestaande wet- en regelgeving belemmert soms onze werkwijze. Vanwege hun afgebakende wettelijke taak hebben formele instanties, zoals de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK), soms moeite met deze manier van werken. Af en toe gaat het zelfs tegen het belang van kinderen in. Zo doen de RvdK en Veilig Thuis nog los van elkaar onderzoek naar gezinssituaties. Dat kost veel tijd, en tijd is een voedingsbodem voor escalatie.’ Hendrickx pleit daarom voor één onafhankelijk onderzoeksmoment.
Bestaande wet- en regelgeving belemmert soms onze werkwijze
Of neem gegevensuitwisseling. De mogelijkheid om extern (met andere organisaties) en intern (tussen de afdelingen) informatie met elkaar te delen, is beperkt. Hendrickx hoopt dan ook dat er snel werk wordt gemaakt met de Wet aanpak meervoudige problematiek sociaal domein (Wams). Dit wetsvoorstel moet knelpunten wegnemen die gemeenten en andere organisaties ervaren als zij persoonsgegevens uitwisselen bij het aanpakken van meervoudige problematiek. De beoogde inwerkingtreding was 1 januari 2024, maar is verschoven naar 1 juli 2024. Het voorstel is al voor de val van het kabinet aangeboden aan de Tweede Kamer en lijkt op een meerderheid te kunnen rekenen. De kans bestaat dus dat de Wams wel ‘gewoon’ behandeld gaat worden. Maar dit wetsvoorstel kent een lange geschiedenis. ‘Het duurt echt waanzinnig lang’, vindt ze. ‘Zonde, want met die wettelijke regeling kunnen we op een goede en verantwoorde manier veel meer voor elkaar krijgen.’
Worstelen
En niet te vergeten: de financiering. Voor Hendrickx is een meerjarige financiering heel belangrijk. ‘We moeten af van die potjes van een of twee jaar. Dat levert helemaal niks op. Als je echt wilt innoveren moet je gewoon meerjarig kunnen doorwerken.’ De Tilburgse wethouder krijgt hierin bijval van haar Waalwijkse collega. ‘We worstelen als gemeente enorm met de financiën op dit vlak. Het moet enerzijds kwalitatief goed zijn, maar het mag niet te veel kosten,’ zegt Odabasi.
Daarnaast moeten we volgens beiden meer naar een beschikbaarheidsfinanciering. Zorgaanbieders krijgen dan een geldbedrag, ongeacht de afname of hoeveelheid te leveren diensten en producten. Want hoewel het aantal maatregelen – en dus het aantal doorverwijzingen – snel afneemt, staan GI’s hierdoor onbedoeld op omvallen. Dit omdat er nog steeds gebruik wordt gemaakt van ‘PxQ- financiering’, waarbij gemeenten afspraken maken met zorgaanbieders op basis van een vaste vergoeding per uur geleverde ondersteuning. Dit prikkelt aanbieders om ‘productie’ te draaien. Genoeg verbeterpunten, maar dat neemt niet weg dat de eerste resultaten van de proeftuinen met veel enthousiasme werden onthaald.
Ook door de aanwezige Kamerleden Ruud Verkuijlen (VVD) en Rens Raemakers (D66). Beiden zijn lid van de vaste Kamercommissie voor VWS. ‘Ik vind het lastig om op mijn handen te blijven zitten’, zegt Verkuijlen. ‘Ik wil niet zeggen: we moeten heel snel een ontwikkeling in gang zetten, maar ik wil er wel voor zorgen dat we meer zaadjes gaan planten.’ Verkuijlen wil niet wachten ‘tot allerlei scherpe evaluaties.’ Raemakers deelt dit enthousiasme: ‘Ik riep de minister op om meer haast te maken met deze beweging. Als je ziet dat het werkt, denk je: kan dat uitrollen niet gewoon wat sneller?’
Het moet zeker sneller, vindt ook Odabasi. ‘Maar daarvoor moet het zich eerst goed settelen.’ De proeftuinmedewerkers vormen een kleine groep. Om lessen te kunnen trekken, is simpelweg meer tijd nodig. Volgens de Waalwijkse is één jaar gewoon te kort. Bovendien hoeft dit van bovenaf niet allemaal geregeld te worden, zegt ze. ‘We kunnen kijken hoe we dit als een soort olievlek steeds groter kunnen maken. Mijn advies: ga niet meteen op landelijk niveau alles opschalen. Ik snap die versnellingsbehoeften, maar het kan ook stapsgewijs. Onze regio laat zien dat het kan.’
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.