Advertentie
sociaal / Nieuws

Te hoge verwachtingen van de wijk

Beleidsmakers hebben de wijk ontdekt. Politici trekken de wijk in om te horen wat er onder de mensen leeft om zo de kloof tussen burger en overheid te overbruggen. Als antwoord op problemen van verloedering, criminaliteit en etnische tegenstellingen komen er initiatieven op om bewoners te betrekken bij verbetering van de leefbaarheid van hun wijk.

14 september 2009

Een minister van Wonen, Wijken en Integratie identificeerde voortvarend de grootste probleemwijken die tot extra inspanningen noopten. Het is niet voor het eerst dat de politiek de wijk heeft ontdekt, constateert de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling in zijn advies; in feite is er sprake van een slingerbeweging. Maar dit keer houdt de wijkgerichte aanpak langer stand dan voorheen en lijkt die ook resultaten op te leveren.

 

Toch waarschuwt de Raad tegen al te hoge verwachtingen en signaleert hij een aantal fundamentele zwaktes en valkuilen. Het advies is beknopt en helder geschreven, waarbij de commissie, verantwoordelijk voor de voorbereidinig ervan, erin is geslaagd het onverteerbare jargon te vermijden dat nogal eens aan dit soort publicaties kleeft.

 

Wel is het soms moeilijk in te schatten hoe zwaarwegend de in vrij abstracte termen beschreven beperkingen van de wijkgerichte aanpak in de praktijk zijn. Dat neemt echter niet weg dat zelfs voor geïnteresseerde outsiders tussen de regels door de situaties te herkennen zijn waarin goede intenties en verstandige ideeën gefrustreerd raken door bureaucratische wildgroei, competentiestrijd, territoriumdrang of politiek opportunisme.

 

Rekkelijk

 

De waarschuwingen van de RMO vallen ruwweg in drie categorieën uiteen. In de eerste plaats is niet zo duidelijk wat een wijk precies is en welke relatie de bewoners hebben tot de wijk waarin ze wonen. Zij hebben allerlei activiteiten elders en sociale betrokkenheid beperkt zich doorgaans tot de naaste buren. Wie het ergens niet bevalt, zal eerder verhuizen dan proberen iets aan de wijk te veranderen. Van de wijkbewoners moet vooral niet verwacht worden ‘dat zij zichzelf als het ware aan de haren uit het moeras trekken’, aldus de Raad.

 

Ten tweede, constateert de RMO, wordt vaak overschat in welke mate problemen die zich in wijken manifesteren daadwerkelijk lokale oorzaken hebben en in hoeverre die problemen op het niveau van de wijk te bestrijden zijn. Werkloosheid bijvoorbeeld speelt duidelijk een belangrijke rol in achterstandswijken, maar wordt daar doorgaans niet veroorzaakt en kan daar niet echt worden opgelost.

 

Met die beperking kan op twee manieren worden omgegaan, aldus de Raad. Bij een ‘precieze’ benadering valt er eigenlijk heel weinig wijkgericht aan te pakken, omdat de meeste problemen het wijkniveau verre overstijgen. Maar bij een ‘rekkelijke’ benadering valt in de wijk toch veel te bereiken, in de sfeer van deeloplossingen en bestrijding van neveneffecten.

 

De derde waarschuwing betreft de vaak ‘problematische’ relatie tussen de wijkgerichte aanpak, waarbij de aandacht uitgaat naar uiteenlopende factoren die van invloed zijn op de kwaliteit van het lokale leefmilieu en de aanpak van gevestigde maatschappelijke organisaties als woningcorporaties, politie en welzijnswerk.

 

En passant wordt overigens gesignaleerd dat onderwijsinstellingen minder vaak bij wijkgericht werken betrokken zijn. Dat is een nogal opmerkelijke bevinding, gezien de rol die jongeren in probleemwijken spelen en bijvoorbeeld de dubieuze invloed van het islamitisch onderwijs op maatschappelijke integratie.

 

Keurslijf

 

Dergelijke ‘sectorale’ instanties hebben hun eigen doelstellingen en procedures en het gevaar is dat er omwille van de afstemming tussen de sectorgerichte en de wijkgerichte aanpak ‘cumulerende bureaucratieën’ ontstaan die snel en gericht ‘maatwerk’ onmogelijk maken.

 

Om deze valkuilen te vermijden adviseert de RMO vooral flexibiliteit: geef professionals die in de wijk actief zijn de ruimte om ‘actie te ondernemen’ op het niveau en met de instrumenten die gepast zijn voor de specifieke problematiek en dwing ze niet in het keurslijf van een ‘wijkmachinerie’.

 

Het is niet zo expliciet, maar het advies getuigt van een gezonde scepsis jegens de beleidsmatige inspanningen om allerlei maatschappelijke problemen op te lossen, waarbij de dienstverlening ook nog ‘vraaggestuurd’ dient te zijn. ‘Het is de burger betrekken bij het beleid, veel vaker dan het beleid betrekken bij de burger’, constateert de Raad. Het is nog altijd top-down en zelden bottom-up, zoals op de markt de norm is.

 

Als voorbeeld van een succesvolle aanpak verwijst de RMO in een kader naar thuiszorgorganisatie Buurtzorg, waarvan ‘de manier van werken doet denken aan de oude kruiswerkorganisaties’. Die opereerden eigenlijk als autonome teams, maar werden een jaar of twintig geleden in het kader van de professionalisering gereorganiseerd: er kwamen managers, coördinatoren, overlegvergaderingen, rapportages en protocollen en in het kielzog daarvan voorlichters en kwaliteitsmedewerkers. Dat gebeurde net in de tijd dat het concept van autonome teams werd omarmd door bedrijven die hun organisatie slanker, platter en responsiever wilden maken.

 

Ed Lof is publicist

 

Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, De wijk nemen. Een subtiel samenspel van burgers, maatschappelijke organisaties en overheid, Uitgeverij SWP, Amsterdam, 2009, ISBN 978 90 8850 066 4, 87 pagina’s, 13,90 euro.

 

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie