Waarschuwingen decentralisaties genegeerd
Voor de invoering van de Jeugdwet en de Participatiewet werden kritische noten over de wetsvoorstellen gekraakt. De waarschuwingen werden in de wind geslagen. Bewindslieden grijpen in, maar kan er dan nog wel over decentralisaties worden gesproken?
Zeg niet dat er niet gewaarschuwd is. Voor de invoering van de Jeugdwet en de Participatiewet werden door niet de minsten kritische noten over de wetsvoorstellen gekraakt. De waarschuwingen werden in de wind geslagen. Bewindslieden grijpen nu in, maar kan er dan nog wel over decentralisaties worden gesproken? Binnenlands Bestuur dook in de adviezen van de Raad van State van destijds en ging terug naar de criticasters van weleer.
Budgetten
De Raad van State (RvS) was uiterst kritisch over zowel de Participatiewet als de Jeugdwet. De RvS twijfelde er onder meer aan of gemeenten de nieuwe taken wel konden uitvoeren met de door het rijk beschikbaar gestelde budgetten en instrumenten. Inmiddels weten we dat dat niet het geval is. Ministers De Jonge (VWS) en Dekker (J&V) grijpen in de jeugdzorg in, want ‘de beloften van de Jeugdwet zijn nog onvoldoende ingelost’. Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) stelt in een vernietigend rapport dat de Participatiewet mislukt is. Staatssecretaris Van Ark (SZW) verplicht gemeenten een tegenprestatie van hun bijstandsgerechtigden te eisen.
Strenge wet
De Utrechtse wethouder Linda Voortman (werk en inkomen, GroenLinks) was ten tijde van de wetsbehandeling van de Participatiewet nog Kamerlid. En stemde tegen het wetsvoorstel. Haar kritiek spitste zich toe op de filosofie van de wet en de bezuiniging van 1,7 miljard euro die met de decentralisatie gepaard ging. ‘Het is een strenge wet die uitgaat van wantrouwen en van de aanname dat je er met sancties voor kunt zorgen mensen wel aan het werk komen. Wat ik toen vond en wat ik nog steeds vind, is dat je juist moet investeren in mensen, dat je ze aandacht moet geven en dat je ze moet begeleiden. Dat kost juist geld’, aldus Voortman.
Oplappen
Ook Robert Vermeiren, hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie (Universiteit leiden), kraakte met vele vakgenoten kritische noten over het wetsvoorstel Jeugd in hoorzittingen van zowel de Tweede als de Eerste Kamer. Ook op Twitter stak hij zijn bedenkingen niet onder stoelen of banken. Die kritische noten zijn stelselmatig genegeerd, stelt Vermeiren. ‘Er is alleen maar gezegd “het komt goed” en “we gaan er op letten”. Dan zie je geleidelijk dat de knelpunten, die we hadden voorzien, tevoorschijn kwamen. Toen is men gaan oplappen.’ Zijn grootste bezwaar nu is dat de verschillen op alle vlakken te groot zijn geworden. De jeugdteams zouden op zijn minst in de basis hetzelfde moeten zijn, daarboven op kan, afhankelijk van de noden in een gemeente of regio, de inrichting en bemensing verschillen.
Verslikt
‘Gemeenten hebben zich verslikt’, stelt Gijsbert Vonk, hoogleraar socialezekerheidsrecht (Rijksuniversiteit Groningen), zeker als het over de Jeugdwet gaat. Maar ook de aannames in bijvoorbeeld de Participatiewet zijn verkeerd geweest; iets waarop het SCP in zijn eindevaluatie op wijst. Niet iedereen kan bijvoorbeeld werken en een stok achter de deur heeft geen zin. Ook Vonk was destijds kritisch op de decentralisaties, en vreesde onder meer voor een verslechtering van de rechtspositie van hulpbehoevende en kwetsbare burgers. Dat is hem enigszins meegevallen, maar hij ziet dat de decentralisatieoperatie op de meest primaire taak heeft gefaald. ‘Dat had ik niet voor mogelijk gehouden.’
Betreurenswaardig
Over de ingrepen die ‘Den Haag’ wil doen, is niet iedereen enthousiast. Uitgezonderd Vermeiren. Hij heeft er geen enkele moeite mee en stoort zich mateloos aan de gemeenten die de hakken in het zand zetten. ‘Ik vind het betreurenswaardig te zien dat gemeenten vooral in de defensiviteit gaan zitten. Om de transitie te laten slagen, moet goed worden gekeken naar de knelpunten en hoe we die kunnen aanpakken.’
Schijnvrijheid
Kritischer is Geerten Boogaard, hoogleraar decentrale overheden (Universiteit Leiden). ‘Decentralisatie wrijft en schuurt. Als je dat niet wil, als je niet op je handen kunt blijven zitten als jij vindt dat het inefficiënt en ongewenst is hoe gemeenten het oppakken, dan moet je niet decentraliseren.’ De Jeugdwet is in zijn ogen bovendien nooit een decentralisatie geweest. ‘Die term associeer je met vrijheid en eigen keuzen. Bij de Jeugdwet is er een schijnvrijheid. De knoppen waaraan gemeenten kunnen draaien, zijn minimaal. Zowel financieel als wat betreft de acceptatie in de samenleving over verschillen tussen gemeenten.’ Bij de Participatiewet kan in zijn optiek wel van decentralisatie worden gesproken, maar de verplichte tegenprestatie die Van Ark wil invoeren, staat daar weer haaks op.
Echte ruimte
Geen van de geïnterviewden wil dat de decentralisaties worden teruggedraaid. De zorg en ondersteuning dichtbij is een (te) groot goed. ‘Gemeenten hebben nog lang niet de kans gekregen om te laten zien wat ze kunnen. Maar er moet ze wel echte ruimte en echte tijd worden gegund’, vindt Boogaard. ‘Den Haag moet niet voortdurend meekijken en niet ingrijpen als er verschillen ontstaan. Dat krijg je nu eenmaal als je decentraliseert. Anders moet je er niet aan beginnen.’
Lees het hele artikel in Binnenlands Bestuur nr. 23 van deze week (inlog).
In de werkelijkheid van de keukentafel lopen wij aan tegen de romantiek van de tekentafel. Met onze pleegkinderen worden we in het bureaucratisch moeras gezogen van de transitie. Niet alleen door het geldgebrek maar ook door puur onvermogen.
We hebben een behangrol volgeschreven met her verloop van 15 jaar pleegzorg van een van onze kinderen onze pleegkinderen. Het aantal mensen en instanties is in de loop der jaren geëxplodeerd. De daadwerkelijk geleverde zorg is vrijwel nihil.