Arbitrage: rijk moet jeugdzorgplicht begrenzen
Miljarden extra voor de jeugdzorg tot zeker 2028 en begrenzing van de jeugdhulpplicht van gemeenten. Dat, en meer, moet er gebeuren om het jeugdstelsel duurzaam te verbeteren, stelt de arbitragecommissie in haar oordeel in het conflict tussen VNG en rijk over de structurele tekorten op de jeugdzorg.
Extra rijksbudget naar gemeenten voor de jeugdzorg tot zeker 2028, begrenzing van de jeugdhulpplicht van gemeenten en uitbreiding van de landelijke inkoop specialistische jeugdzorg. Dat, en meer, moet er gebeuren om het jeugdstelsel duurzaam te verbeteren, stelt de arbitragecommissie in haar oordeel in het conflict tussen VNG en rijk over de structurele tekorten op de jeugdzorg. Voor 2022 gaat het om een bedrag van 1,6 miljard euro.
Onder de streep
Met de eerder door het kabinet toegezegde 300 miljoen euro voor 2022, gaat het voor volgend jaar om 1,9 miljard euro. Voor de jaren daarna neemt de arbitragecommissie het eerder door AEF berekende tekort als uitgangspunt. Dat moet jaarlijks worden geïndexeerd. De gerealiseerde netto besparingen die de komende jaren moet worden gerealiseerd, worden daar weer vanaf getrokken. Het bedrag onder die streep moet het rijk de komende jaren aan gemeenten overmaken, zo oordeelt de arbitragecommissie.
Financieel moeras
Het rijk heeft jarenlang verzuimd om gemeenten voldoende budget te geven voor de uitvoering van de Jeugdwet, oordeelt de arbitragecommissie in haar vrijdagavond openbaar gemaakte uitspraak. Hoewel diverse wetten voorschrijven dat het rijk taken met afdoende budget naar gemeenten moet overhevelen, is dit niet gebeurd. De komende jaren moet het rijk flink in de buidel tasten om gemeenten niet verder in het financiële moeras te laten wegzinken, te beginnen met 1,6 miljard euro voor 2022. Over het bijpassen van de sinds 2017 ontstane tekorten op de jeugdzorg − in totaal 4,4 miljard euro − doet de commissie geen uitspraak. Hoewel de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) daar wel om had gevraagd, valt een oordeel hierover buiten de arbitrageopdracht, stelt de commissie.
Te gretig
Beide partijen (rijk en gemeenten) zijn verantwoordelijk voor de ontstane tekorten. Beide partijen hebben verkeerde inschattingen gemaakt en waren ‘te gretig en te haastig’, constateert de arbitragecommissie. Het is echter niet objectief vast te stellen welk deel van het tekort de ‘schuld’ van gemeenten is en zij daarom voor dat bedrag zelf op de blaren moeten zitten. Maar ook al zou dit wel berekend kunnen worden, is dat een slecht plan. De gemeentefinanciën zullen dan ‘nog jaren in de gevarenzone verkeren met allerlei negatieve gevolgen.’ Niet in de laatste plaats omdat zich de komende jaren nog steeds ‘aanzienlijke tekorten’ op de jeugdzorg blijven voordoen, zelfs als gemeenten vol aan de bak gaan met de noodzakelijke verbeteringen. ‘Het gaat simpelweg tijd kosten voordat de opbrengsten van de te nemen maatregelen hun volle omvang hebben bereikt.’ Als het rijk niet tot 2028 met extra budget over de brug komt, zullen gemeenten nog meer moeten bezuinigen en/of de lasten fors moeten verhogen, waarschuwt de arbitragecommissie.
Inhoudelijke maatregelen
Naast extra geld moeten er (inhoudelijke) maatregelen worden genomen om het jeugdstelsel (financieel) houdbaar te krijgen, oordeelt de arbitragecommissie. Er zijn ‘aanpassingen nodig om het systeem duurzaam te maken. Een uitsluitend op de financiële uitkomsten gerichte uitspraak zou de werkelijkheid van de problematiek achter de cijfers miskennen.’ Zo is het nu voor gemeenten lastig sturen en er is onvoldoende doelmatigheid bij gemeenten. De aandacht voor preventie en vroegsignalering heeft daarnaast nog niet geleid tot de verwachte kostendaling en is slechts tien tot twaalf procent van de behandelingen bewezen effectief. Ook de reikwijdte van de Jeugdwet heeft geleid tot sterk oplopende kosten sinds 2017.
Eigen bijdrage
Voor 1 januari moeten gemeenten en rijk tot een ontwikkelagenda voor 2022-2028 komen, oordeelt de arbitragecommissie, in lijn met het voorstel van de Stuurgroep maatregelen financiële beheersbaarheid van vorige maand. In die ontwikkelagenda moeten concrete afspraken worden gemaakt over te nemen maatregelen die tot besparingen en tot betere sturingsmogelijkheden voor gemeenten leiden. Daarbij kan worden gedacht aan de invoering van een eigen bijdrage voor de jeugdzorg, het terugdringen van administratieve lasten en het landelijk inkopen van bijvoorbeeld gespecialiseerde jeugdzorg. Tariefdifferentiatie, het bevorderen van uitstroom, de ‘uitrol’ van praktijkondersteuning jeugd-ggz bij huisartsen en het beperken van verwijzingen van medische verwijzers naar alleen door gemeenten gecontracteerd aanbod, krijgen zeker een plek in die ontwikkelagenda. Over deze punten zijn rijk en VNG het eens. De veertien te nemen maatregelen waarover overeenstemming is tussen beide partijen, kunnen in 2028 tot en besparing leiden van minstens één miljard euro. Over acht andere al in kaart gebrachte mogelijke maatregelen – zoals de invoering van een eigen bijdrage – zijn beide partijen het nog niet eens. Die acht zouden nog eens minstens 721 miljoen euro aan besparingen per 2028 kunnen opleveren.
Monitoren besparingen
Gerealiseerde besparingen worden van het extra rijksbudget afgetrokken. Op voorhand worden (verwachte) besparingen niet verrekend, zo heeft de arbitragecommissie bepaald. Als blijkt dat er in 2028 onvoldoende kostenbesparing is bereikt, moet het rijk blijven bijpassen, mits gemeenten er zich met een Jantje van Leiden van hebben afgemaakt. Een onafhankelijke commissie moet de gerealiseerde besparingen monitoren.
Jeugdhulp begrenzen
Het rijk moet daarnaast haast maken met het begrenzen van de Jeugdwet, zoals ook de Stuurgroep adviseerde. ‘Het is geen optie om de Jeugdwet ongewijzigd te laten omdat alleen een minimaal voorzieningenniveau te onbepaald is en geen aanknopingspunten bevat om te komen tot een (financieel) houdbaar jeugdstelsel’, aldus de arbitragecommissie. De jeugdhulplicht moet worden beperkt tot drie situaties waarin gemeenten verplicht worden hulp op grond van de Jeugdwet aan te bieden. Als de veiligheid van het kind in gevaar is, als het kind een vastgestelde psychische aandoening, stoornis of geestelijk en/of lichamelijke beperking heeft of als een kind − bij overige opvoed- en opgroeivragen − zonder jeugdhulp niet kan participeren in de maatschappij. ‘Kinderen komen dan niet meer in de jeugdhulp terecht voor problemen die bij het gewone opvoeden en opgroeien horen’, aldus de arbitragecommissie.
Gemeente als pinautomaat?
Tijdens het vragenuurtje van 1 juni jongstleden, stelde Lilian Marijnissen een aantal vragen naar aanleiding van dit artikel van Follow The Money. In het artikel beschrijven onderzoeksjournalisten hoe een budgettair drama in de jeugdzorg beloont wordt met 1,9 miljard euro. Voor gemeenten welteverstaan. In mijn vervolgvragen aan staatssecretaris Paul Blokhuis sprak ik over gemeenten die zich af en toe gedragen als een pinautomaat. Op twitter was niet iedereen blij met mijn uitspraak. Maar het feit dat niet iedereen er blij mee is maakt het niet minder waar natuurlijk. Ik leg uit waarom.
Voor mij is het kraakhelder dat gemeenten veel meer geld uitgeven aan jeugdzorg dan dat ze krijgen vanuit Den Haag. Het is me ook kraakhelder dat gemeenten bij gelijkblijvende omstandigheden gedwongen zullen worden tot het nemen van drastische maatregelen. Het sluiten van zwembaden of bibliotheken bijvoorbeeld. Dat wil niemand. Maar gemeenten moeten ook eerlijk zijn. Het is te gemakkelijk om alleen naar Den Haag te wijzen en meer geld te eisen. Gemeenten zijn heel erg veel meer (lichte) zorg gaan vergoeden. En kinderen blijven steeds langer in behandeling. Het is deels ook een maatschappelijk probleem. In de woorden van prof. Laura Batstra: “We consumeren met elkaar ook al die zorg en laten kinderen die het echt niet nodig hebben ‘optimaliseerbehandelingen’ ondergaan. Ten koste van degenen met ernstige problematiek.
Laten we eerlijk zijn. De vraag naar zorg is (bijna) oneindig. En beter kan het altijd. Het is niet vreemd dat steeds meer lichte hulp geboden wordt als dat kan. Sommige bedrijven worden daar rijk van. En ouders en kinderen met lichte problematiek zijn blij met een steuntje in de rug. Het is ook niet vreemd dat behandelingen steeds langer duren. Beter kan het altijd. En waarschijnlijk zijn zowel kinderen als zorgverleners en ouders blij met een beetje meer zorg. Maar dat het niet vreemd is wil niet zeggen dat er niet op gestuurd kan worden. Ook in de politiek kun je een euro maar een keer uitgeven. Wanneer de vraag (bijna) oneindig is en het geld zeker niet, zal er gekozen moeten worden. Dan moet het geld naar de kinderen met de zwaarste en meest ingewikkelde problematiek. En dan is zorg ook een keer voldoende en kunnen middelen effectiever op andere plaatsen worden ingezet.
Natuurlijk ben ik er voor om gemeenten te helpen met extra middelen om de grote tekorten te kunnen behappen. Maar wanneer er niets aan het (gemeentelijk) beleid veranderd zal dit geld nooit genoeg zijn en hebben gemeenten over een jaar of wat opnieuw grote tekorten. Het rijk moet gemeenten daar bij helpen. Ik ga er van uit dat de staatssecretaris en de VNG goede afspraken kunnen maken. Want meer geld alleen is echt niet de oplossing. We moeten stoppen met steeds meer en steeds langer zorg te verlenen. En we moeten ons focussen op kinderen met ingewikkelde problemen. Want die zijn uiteindelijk het meest de dupe.
Bron: https://renepetersoss.com/2021/06/02/gemeente-al …