Rijk bespaart per jaar ruim 1,3 miljard euro op Wmo
Het rijk bespaart sinds 2016 jaarlijks ruim 1,3 miljard euro op de Wmo. Dat blijkt uit een brief van minister De Jonge (VWS) aan de Eerste Kamer.
Met de invoering van de Wmo 2015 heeft het rijk in 2015 1,1 miljard euro bespaard en daarna jaarlijks ruim 1,3 miljard euro. Op de huishoudelijke verzorging bespaarde het rijk in 2015 465 miljoen euro en vanaf 2016 jaarlijks 610 miljoen euro. Op individuele dagbesteding en begeleiding werd in het eerste jaar 654 miljoen euro bespaard oplopend naar 733 miljoen euro vanaf 2018.
Dat schrijft minister De Jonge (VWS) aan de Eerste Kamer. In 2015 was de rijksrekening voor de Wmo ruim 4,7 miljard. Vorig jaar ging er bijna 5,1 miljard voor de Wmo van het rijk naar gemeenten toe. Op 21 januari gaat de minister met de Eerste Kamer in gesprek over de hervorming van de langdurige zorg en de plannen van ministers De Jonge en Dekker (JenV) om de jeugdzorg op de schop te nemen.
Onder druk
De Jonge maakt in zijn brief niet inzichtelijk welke gemeenten budgettair onder druk staan en welke gemeenten een overschot op de Wmo hebben, zoals de Senaatsfractie van GroenLinks had gevraagd. Deze maand komen de definitieve cijfers voor 2018 beschikbaar, via het zogeheten Iv3-systeem (informatie voor derden). Die cijfers geven een goed macrobeeld, maar zijn niet bedoeld als verantwoordingsinstrument, aldus de minister. ‘Gemeenten gaan zelf over hun begroting en kunnen meer of minder begroten voor de uitvoering van de Wmo. Een eventueel tekort of overschot dient in dat licht beoordeeld te worden en is uiteraard afhankelijk van gemeentelijke beleidskeuzes.’
Stijgende zorgvraag
De VNG heeft recent aan de bel getrokken over de almaar stijgende kosten voor de Wmo. Naar verwachting stijgen de gemeentelijke Wmo-uitgaven de komende vijf jaar met jaarlijks zeven procent. Dit komt door de stijgende zorgvraag en de dubbele vergrijzing. In de ogen van de VNG is een wijziging in de bekostiging en sturing van de Wmo noodzakelijk. Veel gemeenten hebben nu al tekorten op de Wmo. Zeker sterk vergrijzende gemeenten stellen dat het (te) krappe Wmo-budget en de beperkte sturingsmiddelen hen parten speelt bij het inspelen op de vergrijzing en de daarmee gepaard gaande toename van de zorgvraag.
Aanpassen stelsel
In zijn brief aan de Eerste Kamer stelt De Jonge dat de samenhang en overgang tussen de Wmo 2015, de Wet langdurige zorg (Wlz) en de Zorgverzekeringswet (Zvw) een belangrijk aandachtspunt is. In het voorjaar zal de minister met eventuele plannen komen om het stelsel aan te passen, mocht dat nodig blijken. ‘Daarbij is het wel belangrijk om te realiseren dat elk (nieuw) stelsel (nieuwe) grenzen en grensvraagstukken tussen wetten en regelingen met zich meebrengt. De vraag is hoe wij omgaan met deze domeinoverstijgende vraagstukken op grenzen van het stelsel.’
Regionale samenwerking
Kleinere of juiste grotere gemeenten zijn niet beter of slechter in staat uitvoering aan de Wmo 2015 te geven, stelt de minister verder in zijn brief aan de Eerste Kamer. ‘Ik kan mij echter wel voorstellen dat bepaalde vormen van ondersteuning zijn die het noodzakelijk maken regionaal samen te werken. Dat kan onder meer zijn om het aanbieders makkelijker te maken of juist om schaalgrootte vanuit gemeenten te creëren.’ De Jonge wil in de Wmo 2015 een bepaling opnemen om gemeenten te verplichten Wmo-toezichtsrapportages openbaar te maken. De lokale toezichthouders hebben volgens De Jonge een belangrijke adviserende taak als blijkt dat de geboden zorg ondermaats is of verbeterd moet worden. ‘Ook de gemeenteraad kan zijn voordeel doen met de rapporten van de toezichthouder bij de uitoefening van de controlerende taken.’
De Eerste Kamer gaat op 21 januari met minister De Jonge in overleg. De senaat wil dan in hoofdlijnen spreken over de ontwikkelingen in de Wmo en de jeugdzorg. Bij de Eerste Kamer leven daar zorgen over.
Reacties: 7
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
1. wie betaalt bepaalt (ieder beleidsbesluit van het Rijk dat financiële consequenties heeft voor de uitvoering door de Gemeenten behoort gepaard te gaan met voldoende financiële middelen).
2. voor het toenemend gebruik van de 3D-wetgeving dienen extra financiële middelen beschikbaar te komen.
3. gelet op de komende vergrijzing dient er op korte termijn een onderzoek te komen naar de omvang van de 3D-wetgeving, dit in relatie met de voor de uitvoering daarvan benodigde financiële middelen op korte, middellange en lange termijn.
4. daarbij moet duidelijk zijn dat Gemeenten zelf in het verleden voor dit domein niet of nauwelijks aanvullende financiële middelen beschikbaar hebben gehad (beleid en uitvoering voor 2015 bij het Rijk) en deze ook niet via de WOZ/OZB-wetgeving of andere lokale belangsten beschikbaar zullen kunnen komen.
5. met het oog op de vergrijzing toekomstige uitbreiding van onze economie vooral via innovatie binnen het bedrijfsleven tot stand zal moeten komen.
De complexiteit moet inderdaad over 3 D's bekeken worden. Zo niet krijg je alleen onderlinge verschuiving op basis van verantwoordelijkheid per dossier. Dit zie je nu al door het shoppen tussen WMO en Wlz. Daarnaast hoort mi. de budgettaire verantwoordelijkheid niet op gemeentelijk niveau te liggen. We krijgen 300+ eilandjes waar iedereen op basis van politieke oriëntatie het ei uit vindt. Ofwel klassenjustitie op een gebeid waar nationaal rechtvaardigheid, rechtmatigheid en evenredigheid hoort te heersen. Voor De Jonge een beste taak om de systemen om te vormen naar een regiem en meer duurzaam-proof te maken (met voldoende dekking voor de ombouw!).