100!
In mijn vorige column gaf ik aan waarom het een heilige plicht is voor de jeugdzorg om permanent te reflecteren op en te streven naar het verbeteren van de kwaliteit van de moeilijke afwegingen die dagelijks in grote onzekerheid gemaakt moeten worden. Ik betrok de stelling, dat hoe meer de jeugdzorgsector er in slaagt samen met gezinnen succes te boeken zonder dat sprake is van verplicht ingrijpen, hoe beter ze voldoet aan die heilige plicht.
In deze honderdste “jubileum” column wil ik deze gedachte graag uitwerken in de vorm van een droom, van een ambitie, zoals die zich in de ruim vier jaar waarin ik nu in de jeugdzorg heb mogen werken, in mijn hoofd heeft genesteld. In de geest van de uitspraak van John. F. Kennedy: ”Sommige mensen zien de dingen zoals ze zijn en vragen: waarom? Ik droom van dingen die niet bestaan en vraag: waarom niet?”
Mijn droom en ambitie voor de jeugdzorg is dat we over vijf jaar in een Nederland leven waarin kinderen die in hun veilige ontwikkeling worden bedreigd, maar nog wel thuis wonen, niet meer onder toezicht worden gesteld, een Nederland waarin het aantal uithuisplaatsingen is gehalveerd en waarin de resterende onvermijdelijke uithuisplaatsingen grotendeels netwerkpleegzorg betreffen en mede om die reden ook grotendeels (uiteindelijk) op vrijwillige basis plaatsvinden.
Kortom een Nederland met jeugdzorg zonder dwang. Is deze droom bedrog of kan hij werkelijkheid worden? Laat ik beginnen met de ondertoezichtstellingen voor kinderen in de knel die nog thuis kunnen wonen. De eerste ervaringen met de invoering van generiek gezinsgericht werken bij Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam leren dat we alleen al in 2012 het aantal ondertoezichtstellingen met 17% hebben weten terug te dringen. Dit terwijl onze gezinsmanagers nog midden in het leerproces zitten om zich de nieuwe veel professionelere werkwijze eigen te maken. Gezinsmanagers die al wat langer op de nieuwe manier werken, vragen zich terecht hardop af wat de toegevoegde waarde van een OTS is. Feitelijk gaat het om niet veel meer dan een aantal extra bevoegdheden om zonder toestemming van ouders informatie op te vragen bij derden en bepaalde handelingen te verrichten (aanvraag paspoort, inschrijven op een school, medische behandeling regelen), de mogelijkheid om een schriftelijke aanwijzing te geven en het overgaan tot verderstrekkende maatregelen (zoals een uithuisplaatsing of het ontheffen uit het ouderlijke gezag). De eerste ervaring leert dat de veel beter getrainde en permanent individueel en in teamverband reflecterende gezinsmanagers steeds beter in staat zijn om gezinnen in hun kracht te zetten en te motiveren tot accepteren van hulp vanuit het eigen netwerk en zonodig vanuit de professionele jeugdzorg. Ouders geven dan ook gewoon toestemming voor het inwinnen van informatie bij derden (ook zij hebben belang bij het krijgen van een totaaloverzicht en integrale analyse van de problematiek) en verrichten zelf de noodzakelijke handelingen. De OTS is niet meer nodig.
De eerste ervaringen wijzen er ook op dat in die situaties waarin het toch niet lukt om gezinnen/ouders te motiveren, sprake is van een zo ernstige problematiek, dat uithuisplaatsing de enige veilige oplossing voor het kwetsbare kind is. De verwachting is dan ook dat de OTS “thuis” zal verdwijnen, wellicht met een enkele uitzondering voor gezinnen die een laatste zetje van een kinderrechter nodig hebben om in beweging te komen.
De eerste ervaringen leren ook dat de nieuwe werkwijze in 2012 al heeft geleid tot vermindering van het aantal uithuisplaatsingen met 20%. Omdat we pas net begonnen zijn is de verwachting gerechtvaardigd dat deze trend zich nog wel even zal doorzetten en dat halvering binnen bereik ligt. Resteert de vraag naar de invulling van de resterende, vanwege zeer ernstige problematiek, onvermijdelijke uithuisplaatsingen. Door het meer inzetten van Eigen Kracht Conferenties lukt het steeds meer om uithuisplaatsingen in vrijwillig kader te realiseren in het netwerk. Vaak is dat familie, maar wanneer we daar nog creatiever mee omgaan, kan het potentieel aan netwerkplaatsingen nog fors worden vergroot, in situaties waarin de familie geen oplossing biedt. Denk bijvoorbeeld aan een plaatsing in het gezin van vriendjes of vriendinnetjes. Soms zal er eerst nog een ondertoezichtstelling “uithuis” voor nodig zijn om de netwerkplaatsing te realiseren. Maar de kans dat de biologische ouders uiteindelijk vrede hebben met een netwerkplaatsing is vele malen groter dan met een reguliere pleegzorgplaatsing en zeker wat betreft verdergaande vormen van uithuisplaatsing.
Ongetwijfeld zal voor een resterende kleine groep zware jeugdzorgproblematiek behoefte blijven bestaan aan meer professionele pleegzorg en gezinshuizen (bijvoorbeeld gespecialiseerd in het opvangen van kinderen met ernstige psychiatrische problematiek) en ook residentiële jeugdzorg zal niet volledig kunnen verdwijnen. Sommige kinderen zijn zo beschadigd dat ze echt baat hebben bij deze vormen van jeugdzorg/jeugdpsychiatrie. Maar ook hier is, bij jeugdzorginstellingen, sprake van beloftevolle ontwikkelingen waarbij residentiële zorg steeds kortdurender wordt en ten dienste staat van ambulante zorg thuis en waarbij zelfs de “gesloten” jeugdzorg feitelijk vanuit een open setting wordt vormgegeven. Als kinderen eruit willen lopen dan kan dat, en ze weten dat ze elk moment weer welkom zijn als ze behoefte hebben aan een beschermende time out. Vanuit het kind geredeneerd verdwijnt ook hier het dwangelement steeds meer.
Vanuit onmachtige ouders geredeneerd is de andere kant van de medaille van het wenkend perspectief zoals dat hiervoor is geschetst, dat wanneer helder is dat desondanks geen veilige opvoedsituatie kan worden gerealiseerd (bijvoorbeeld wanneer als gevolg van verslaving, zware psychiatrie of LVB ouders echt niet te motiveren zijn te handelen in het belang van hun kinderen) ook doortastender moet worden doorgepakt naar verderstrekkende gedwongen maatregelen zoals ontheffing uit het ouderlijk gezag of perspectiefbiedende pleegzorg. Ik durf zelfs te stellen dat dit milder is voor de ouders in kwestie dan doormodderen. De ongemakkelijke waarheid (zie mijn eerdere columns daarover) is nu eenmaal dat een volledig dwangvrije jeugdzorg vanwege het bestaan van de gebroken schepping een utopie is. Maar dit mag ons niet ontslaan van het voortdurende streven naar de realisering ervan.
De meeste mensen willen immers wel veranderen maar niet veranderd worden. En dromen van een jeugdzorg zonder dwang is de noodzakelijke eerste stap naar de (zo volledig mogelijke) realisatie ervan.
Wat een hoopvolle boodschap zo opeens vanuit jeugdzorgland, nadat BJZ de afgelopen jaren genadeloos op haar donder heeft gekregen van ontevreden ouders en advocaten die zich steeds meer beginnen uit te spreken tegen de zorgterreur. En wat een leuk bericht voor al die ouders die nog onder het 'oude systeem' van de jeugdzorg hebben mogen genieten. Ouders die nodeloos hun kinderen zijn kwijtgeraakt, omdat BJz toen nog niet geprofessionaliseerd was.
Krijgen deze mensen nu met terugwerkende kracht, in het licht van de nieuwe inzichten hun kinderen terug? Of blijft in al die zaken zoals die van Arlette Heskes, Jordy en de Culemborg-affaire de verkramping bestaan? Is fouten toegeven alleen mogelijk, tussen neus en lippen door bij een sprong voorwaarts , onder het motto 'zo amateuristisch en autoritair als toen, doen we het niet meer'?
Fijn, dat er niet nog meer onnodige jeugdzorgslachtoffers zullen komen, indien deze mooie droom doorgang zal vinden. Het lijkt me dan wel zaak, om naast meer respect (en Eigen Kracht) voor ouders, nog een klein dingetje in te voeren, genaamd 'materiële toetsing' (van speculatieve ontwikkelingsbedreiging), zodat die zaken die makkelijk controleerbaar zijn (een trap waar moeder zogenaamd vanaf geduwd is door vader) straks ook echt gecontroleerd zullen worden, zodat in rapportages niet langer de niet-bestaande trap (in de gelijkvloerse woning) kan blijven voortspoken en jeugdzorg kan doen alsof het 'moeders woord tegenover dat van vader' is.
Ook een 'positievere' jeugdzorg moet zich baseren op feiten en niet op de vermoedens en speculaties van de hulpverleners. Eigen Kracht is net zo goed een dwangsysteem, waar niemand mee opgezadeld wil worden, als er niet werkelijk iets aan de hand is. Jeugdzorg moet leren om feiten en de interpretatie van feiten, als twee aparte dingen te zien. Jeugdzorg wordt pas echt professioneel, als ze niet langer de feiten binnen haar eigen subjectieve beleving trekt en misvormt naar de reeds bestaande vermoedens of ze gewoon negeert, omdat ze het bestaande beeld niet lijken te bevestigen (tunnelvisie).
Een hoop werk voor een organisatie die zo lang gewend was om haar gang te kunnen gaan, totdat internet roet in het eten gooide. Maar jeugdzorg is nu op de goede weg en wij blijven met z’n allen flink druk uitoefenen, bij wijze van aanmoediging. En als het straks allemaal gelukt is jeugdzorg, dan niet vergeten om ook de rotzooi op te ruimen die achter jullie ligt. De spanningsboog van het heden, wordt tenslotte gevormd door een duidelijke visie voor de toekomst en een volledige erkenning (en herstel) van wat er gebeurd is in het verleden.