Contractopzegging BJZ: Andere rechtbank, andere uitspraak
In Zwolle vond de rechter dat er geen sprake was van een 'redelijke termijn' voor Jeugdzorg om zich voor te bereiden'. De rechtbank in Den Haag vindt van wel.
Drie dagen nadat de rechtbank in Zwolle de opzegging van het contract tussen de provincie en Bureau Jeugdzorg onrechtmatig noemde, heeft de rechtbank in Den Haag in eenzelfde zaak een opvallende uitspraak gedaan: De provincie Zuid-Holland had alle recht het contract met haar BJZ op te zeggen.
Redelijke termijn
Dinsdag werd bekend dat Overijssel het contract met Bureau Jeugdzorg niet had mogen opzeggen per 1 januari 2015, de datum Jeugdzorg over gaat van provincies naar gemeenten. Het contract werd in december 2012 opgezegd, maar er was geen sprake van een redelijke termijn, aldus de rechtbank in Zwolle. En dus was het besluit tot stopzetting van het contract in strijd met de wet.
Zelfde argumenten
Hoe anders liep de zaak in Den Haag. De argumenten van Bureau Jeugdzorg Haaglanden/Zuid-Holland waren vergelijkbaar met die van de collega’s in Overijssel. Er zou geen sprake zijn van een redelijke termijn, het UWV zou geen ontslagvergunningen verlenen omdat er onzekerheid was over het aantal arbeidsplaatsen dat komt te vervallen, en er zou te veel onduidelijkheid zijn over de Jeugdwet, die immers ten tijde van de opzegging in 2012 nog niet geschreven was.
Kunnen en moeten weten
De rechtbank in Den Haag vindt echter dat er wel degelijk sprake is van een redelijke termijn. ‘In het primaire besluit staat ondubbelzinnig vermeld dat de subsidierelatie met ingang van 1 januari 2015 beëindigd wordt, zodat het eiseres (BJZ – red.) duidelijk is dat zij na dat tijdstip geen subsidie van de provincie meer zal ontvangen en zij zich daarop kan instellen.’ Bureau Jeugdzorg had ‘kunnen en moeten begrijpen’ dat het stelsel van Jeugdzorg zo ingrijpend zou veranderen dat er geen sprake kan zijn van voortzetting van de bestaande situatie, aldus de rechtbank.
Hoofdlijnen bekend
Ook voor het argument dat het UWV geen ontslagvergunningen zou verlenen, is de rechtbank niet gevoelig. BJZ zou andere maatregelen kunnen nemen om te anticiperen op de nieuwe situatie. En hoewel in december 2012 het wetsvoorstel voor de nieuwe Jeugdwet nog in procedure was, waren volgens de rechtbank de hoofdlijnen van de stelselwijziging wel bekend. Bovendien, zo schrijft de rechtbank, wordt de provincie geconfronteerd met een veranderende situatie waarbij haar taak met betrekking tot de Jeugdzorg wordt beëindigd en de provincie dan ook geen geld meer krijgt.
Frictiekosten
Ook in deze zaak kwam de vraag naar voren wie verantwoordelijk is voor de frictiekosten die gepaard gaan met de opzegging van het contract. De rechtbank in Zwolle oordeelde dat die voor verantwoordelijkheid van het rijk komen, omdat het rijk stelselverantwoordelijk is en dus verantwoordelijk voor het ontstaan van de kosten. De rechtbank in Den Haag volgt die redenatie niet. Het rijk heeft nog geen overgangsmaatregelen getroffen maar dat betekent niet dat de provincie dit moet doen of dat de provincie een financiële tegemoetkoming in de frictiekosten zou moeten verlenen. Over wie dan wel voor de kosten moet opdraaien doet de rechtbank geen uitspraak.
Hoger beroep
De uitspraak in Overijssel zorgde voor reuring in het land, omdat er een precedentswerking vanuit zou kunnen gaan. Maar of dat na deze uitspraak nog zo is, kan betwijfeld worden. Juristen zullen zich daar het hoofd over breken. Ondertussen is Bureau Jeugdzorg Haaglanden/Zuid-Holland teleurgesteld in de uitspraak en zegt desgevraagd dat het in hoger beroep gaat. De Provincie Zuid-Holland is zoals te verwachten tevreden. Jeugdzorg Nederland wacht andere uitspraken in soortgelijke zaken af en hoopt dat de behandeling van de Jeugdwet door de Eerste Kamer, 11 februari, meer duidelijkheid zal geven over eventuele overgangsmaatregelen.
Reacties: 7
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Helaas is dat besluit éénzijdig genomen zonder wederzijds overleg tussen de partijen waarom het gaat, en alleen gebaseerd op inname van geld. Wat er met de mensen gebeurd die getroffen worden...dat maakt blijkbaar helemaal niets uit...zoals dat met teveel overheidsbesluiten het geval is. Die moeten het maar onder elkaar uitzoeken! De ongevoeligheid bij de overheid: daardoor raken teveel mensen hun geld, hun toekomst en het vertrouwen kwijt.
Het was handiger geweest voor Overijssel als het met het besluit op het bezwaarschrift had gewacht tot maart/april. Dat doet nl. Staatssecretaris Van Rijn ook met het bezwaarschrift van JeugdZorg-plus.
De Rechtbank Den Haag vindt die onduidelijkheid trouwens geen probleem. Deze Rechtbank vindt dat - ondanks de onduidelijkheid - het BJZ toch zijn verantwoordelijkheid kan nemen in zijn bedrijfsvoering. Ik verwacht dat de Raad van State hierin mee zal gaan
Over wie de frictiekosten, die her en der toch blijven bestaan, voor zijn rekening moet nemen blijft onduidelijkheid bestaan. Op de uitspraak van beide rechtbanken valt wat af te dingen. Onder omstandigheden is de provincie daarvoor aansprakelijk te stellen, maar dat hangt af van enkele specifieke juridische condities. Die zijn in elke provincie anders. Ik geef jeugdzorginstellingen hier nog gerede kansen.
Het feit dat een BJZ wettelijk en subsidietechnisch verplicht is om zorg te leveren tot en met 31.12.2014 is inderdaad niet meegewogen door de Rb Zwolle. Ook kan de rechter mee laten wegen dat de wetgever zorgcontinuïteit heeft verordonneerd. Dat kan de juridische positie van BJZ sterker maken bij de Raad van State, als deze uitspraak daar getoetst wordt.
De bijzondere verantwoordelijkheid die de provincie heeft voor een BJZ heeft - vreemd genoeg - ook geen rol gespeeld, noch in Zwolle, noch bij de Rb in Den Haag. Ook dat kan de situatie voor bureaus jeugdzorg anders maken.
Zowel de provincies als de jeugdzorg instellingen doen er goed aan een jurist in te huren met veel ervaring met subsidierecht. Dit wordt een close call.....