Is plicht tot tegenprestatie een verborgen zegen?
De regering wil de Wet Werk en bijstand op onderdelen wijzigen. Naast het invoeren van de gezinsbijstand, een wachttijd voor aanvragers onder 27 jaar en de 110%-norm voor gemeentelijke minimavoorzieningen, is de invoering van de tegenprestatie een wijziging die weerstand oproept. Het dòòrontwikkelen van dit tegenprestatie-idee is het beste verzet ertegen.
De regering wil de Wet Werk en bijstand op onderdelen wijzigen. Naast het invoeren van de gezinsbijstand, een wachttijd voor aanvragers onder 27 jaar en de 110%-norm voor gemeentelijke minimavoorzieningen, is de invoering van de tegenprestatie een wijziging die weerstand oproept. Het dòòrontwikkelen van dit tegenprestatie-idee is het beste verzet ertegen.
Tot nu hadden bijstandsgerechtigden alleen een plicht om mee te werken aan arbeidsinschakeling of aan sociale activering die gericht was op arbeidsinschakeling. De regering stelt voor daar een nieuwe plicht aan toe te voegen, namelijk de plicht om onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten. De regering vindt dat van mensen die een beroep doen op de solidariteit van de samenleving zo’n tegenprestatie verlangd mag worden. Op die manier, aldus de regering, geeft betrokkene ook invulling aan zijn maatschappelijke betrokkenheid. Maar uit de reactie op de kritiek van de VNG en de Raad van State blijkt dat de regering zelf niet van plan is veel gewicht toe te kennen aan deze vorm van betrokkenheid.
De VNG geeft aan dat er extra uitvoeringskosten ontstaan vanwege het vragen van tegenprestatie. De regering zegt daarop dat het geen verplichting betreft, maar een mogelijkheid. 'De regering geeft colleges een ruimere bevoegdheid om de uitkeringsgerechtigde te laten participeren in de samenleving. Colleges worden echter niet verplicht een tegenprestatie te vragen, het wordt hen wettelijk mogelijk gemaakt een tegenprestatie van uitkeringsgerechtigden te vragen.' Hiermee geeft de regering zelf aan dat het idee van tegenprestatie meer ideologie is dan daadwerkelijk beleid. De handen hoeven niet onbeloond te wapperen, is de geruststellende mededeling voor verontruste gemeenten. De geesten moeten gaan draaien; liefst richting arbeidsmarkt! Dat is de boodschap aan uitkeringsgerechtigden. En het signaal aan niet-uitkeringsgerechtigden is: kijk eens, we pakken die luie lui aan!
De Raad van State heeft moeite met de vaagheid van de aanduiding ‘maatschappelijk nuttige werkzaamheden’ en maakt zich zorgen over eventuele verdringing en verstoring aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Als non-antwoord daarop benadrukt de regering dat het gaat om werkzaamheden die additioneel én onbeloond zijn en daarom niet verstorend kunnen zijn. Deze werkzaamheden worden wel nadrukkelijk aangeduid als ‘maatschappelijk nuttig’. Die kwalificatie is lang niet altijd toepasbaar op activiteiten waarvoor op de markt wèl betaald wordt. Toch hebben die laatste activiteiten voorrang.
Deze voorrangsregel geldt al lang en wordt ook nageleefd. Lokale overheden doen de ervaring op dat veel uitkeringsgerechtigden geen kans krijgen op de arbeidsmarkt. Vanwege de tegenprestatieplicht moeten deze mensen wel de mogelijkheid krijgen om invulling te geven aan hun maatschappelijke betrokkenheid. Dat kan een opbloei teweeg brengen van allerlei onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden. Vaak gaat het daarbij om werk dat een andere inhoud heeft, dat anders georganiseerd is, dat een grote betrokkenheid kent en dat door mensen zeer wordt gewaardeerd omdat het producten levert die voor het dagelijkse leven van groot belang zijn: aandacht, tijd, zorg. Hoe groter de druk en hectiek op de arbeidsmarkt, hoe groter de waardering voor dit soort onbeloonde maatschappelijk nuttige arbeid. De regering voorziet kennelijk dit gevaar en daarom wordt bepaald dat aan de tegenprestatie-werkzaamheden geen opleiding of scholing gekoppeld mogen worden en ook geen premie. Bovendien moeten deze werkzaamheden kortdurend van karakter zijn. Deze achterstelling van maatschappelijk nuttige werkzaamheden zal wellicht niet door de markt maar mogelijk wel door de levende werkelijkheid worden gecorrigeerd. Wat in het leven het zwaarste is, zal op de duur ook het zwaarste wegen: een aai over de bol en tijd voor een praatje zullen belangrijker producten blijken te zijn dan veel artikelen die de huidige spullenwelvaart nog te bieden heeft. Het is een kwestie van geduld, visie én lokaal beleid.
Maar ja, je moet in Nederland al niet te moedig zijn om bestuurder te worden. Laat staan dat die bestuurders ineens moed ontwikkelen als ze eenmaal op hun stoeltje zitten. Liever neuzelen dan echt nat worden, nietwaar?
@johannes: wat daar mis mee is? Als er veel van dat soort werk is dat jij noemt niet gedaan wordt, en dat is zo, dan maken we daar netjes fatsoenlijke banen van met een adequaat salaris en bieden we dan aan de mensen die graag willen werken, en dat zijn ze allemaal, aan. Zoals jij dat ook zou willen. En, wat is er dan mis mee dat jij een dag in de maand gratis gaat werken om dat te financieren?
(Hoi Raf!)