Provincie mag contract BJZ niet opzeggen
Overijssel heeft het contract met Bureau Jeugdzorg per 2015 opgezegd, maar dat mag niet. Dat zegt de rechter. De uitspraak kan grote gevolgen hebben.
De provincie Overijssel mag het contract met Bureau Jeugdzorg per 2015 niet opzeggen. Dat heeft de rechtbank in Zwolle bepaald. De uitspraak kan grote gevolgen hebben voor de nieuwe Jeugdwet omdat de argumenten ook voor de andere provincies kunnen gelden.
Transitie
In december 2012 hebben alle provincies de contracten met de verschillende bureaus Jeugdzorg opgezegd per januari 2015. Op dat moment gaat immers de transitie in werking en zijn niet langer de provincies maar de gemeenten verantwoordelijk voor de Jeugzorg. Sommige provincies hebben in de contracten ook de bepaling opgenomen dat mocht de nieuwe Jeugdwet later dan 2015 in werking treden, de contractopzegging ook verlaat wordt.
Redelijke termijn
Om het contract met Bureau Jeugdzorg op te zeggen zou de provincie een ‘redelijke termijn’ in acht moeten nemen. Overijssel dacht dit gedaan te hebben, maar wordt nu teruggefloten door de rechter. Die is van mening dat er ten tijde van de contractbeëindiging nog ‘volstrekte onduidelijkheid’ was over de toekomst van de jeugdzorg op het moment dat gemeenten daarvoor verantwoordelijk zouden worden. BJZ moest volledig blijven draaien tot 2015 maar tegelijkertijd anticiperen op een kleinere taakstelling of het vervallen van de subsidie. Daarbij moest dan ook nog rekening gehouden worden met het feit dat de Jeugdwet ook later dan 2015 in werking zou kunnen treden. ’Het bestreden besluit is dan ook in strijd met de wet en kan derhalve niet in stand blijven’, aldus de uitspraak van de rechtbank.
Continuïteit zorg
Voor directeur Martin Dirksen van Bureau Jeugdzorg Overijssel voelt de uitspraak niet als een overwinning. ‘Meer als een bewijs van gezond verstand van de Nederlandse rechtspraak’, zegt hij in een toelichting. ‘Voor ons is altijd van belang geweest dat de continuïteit van de zorg voor kwetsbare kinderen niet in gevaar mag komen. Ons argument was dat de ene overheid zich niet kan terugtrekken terwijl er nog geen contract met de andere overheid is. De rechter heeft dat vanuit de visie van een ongedeelde overheid overgenomen.’
Andere provincies
Volgens Maarten Baneke, de advocaat van het BJZ Overijssel kan de uitspraak grote gevolgen hebben voor andere contracten van Bureaus Jeugdzorg en jeugdzorginstellingen. ‘De uitspraak is uiteraard niet bindend voor andere provincies maar de overwegingen van de rechtbank zijn wel één op één toepasbaar op andere provincies en jeugdzorgorganisaties.’ Ook voor het BJZ in Utrecht heeft hij een zaak aangespannen. Daar wordt in april uitspraak in gedaan.
Provincie
Voor BJZ Overijssel is de uitspraak aanleiding om er bij de Eerste Kamer op aan te dringen te kiezen voor een overgangstermijn van drie jaar. Tegen de uitspraak is hoger beroep bij de Raad van State mogelijk. De provincie Overijssel bestudeert de uitspraak en komt later met een inhoudelijke reactie.
Frictiekosten
Ook over de frictiekosten heeft de rechtbank een uitspraak gedaan. Al lange tijd is onduidelijk wie moet opdraaien voor de kosten van de transitie. Volgens de rechtbank is het rijk stelselverantwoordelijk en als gevolg daarvan ook verantwoordelijk voor de kosten die een stelselwijziging met zich meebrengen. Ook het ministerie van VWS wil eerst het vonnis goed lezen voordat het met een reactie komt.
Reacties: 8
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Te makkelijk zijn (alle) provincies ervan uitgegaan dat zij 'safe' zaten door ruim een jaar geleden aan te kondigen de subsidierelatie per 1.1.215 stop te zetten. Gemakshalve werd vergeten dat Bureaus Jeugdzorg tot die datum hun werk moeten (blijven) doen. En dat deze datum alleen geldt als de nieuwe Jeugdwet van kracht is. Quod non! De Eerste Kamer heeft nog veel kritiek. Afbouwen van de organisatie is dan ook niet aan de orde, ook al is er in diverse regio's al zekerheid dat de meeste taken (het gedwongen kader) gecontinueerd gaat worden via de jeugdregio's. En ook de afdelingen Toegang krijgen een redelijk zachte landing in het nieuwe stelsel, zo leert de praktijk. Maar subsidietechnisch ligt het gecompliceerder, en dat is door provincies onderschat.
Overigens is de uitspraak van de Rechtbank Overijssel zeer kwestieus als het gaat over de frictiekosten, waarmee de meeste instellingen voor jeugdzorg (BJZ en 2e lijns instellingen) te maken gaan krijgen. De verantwoording hiervoor neer te leggen bij het Rijk ("stelselverantwoordelijke") is te makkelijk, en niet verder onderbouwd. Subsidietechnisch is daarvoor primair de subsidieverstrekker (i.c. de provincie) verantwoordelijk. maar alleen onder bepaalde restricties. Hiervoor zijn in de jurisprudentie voldoende aanknopingspunten te vinden. Ik denk dat de afd. Bestuursrechtspraak van de Raad van State hier korten metten van gaat maken, mocht dit daar terecht komen.
Het is onwerkelijk hoe weinig kennis men heeft op politiek niveau over de ingewikkeldheid van de transitie.
De volgende ingansdatum voor de jeugdwet moet alleen nog worden vastgesteld....januari 2016???
Wie de contractpartner is voor de cliënt met al die samenwerkingsverbanden is voorshands nog volstrekt
onduidelijk.
Waar moet de brief van de de advocaat van de cliënt heen als die schade geleden meent te hebben door het optreden van een samenwerkingsverband als de welzijnscoach, het Centrum voor Jeugd en Gezin of het AMK?