Advertentie
sociaal / Achtergrond

Ondernemers zijn eng

Steeds meer kleine ondernemers komen in de schulden terecht. In tegenstelling tot particulieren stuiten ze bij de schuldhulpverlening echter vaak op een dichte deur. ‘We moeten ons schamen dat er nog steeds niets is geregeld voor ondernemers die in zwaar financieel weer verkeren’, zegt Nadja Jungmann, lector Recht, schulden en invordering.

26 november 2010

De overheid ziet burgers graag ondernemen en het beginnen van een eigen bedrijf is in Nederland dan ook erg gemakkelijk. De Kamer van Koophandel en de belastingdienst bieden alle mogelijkheden en service aan om een bedrijf te starten. Zelfs het UWV vraagt mensen in de WW of ze als zelfstandige aan de slag willen. Zo komen er elke maand zo’n 10 duizend zelfstandige ondernemers bij.

 

Tegelijk worden elke maand ook evenveel bedrijven weer opgeheven. Een derde tot de helft van de starters overleeft de beginjaren niet. Als gevolg van de economische crisis raken steeds meer ondernemers in de schulden. Er zijn minder opdrachten en banken geven vaak niet thuis als er een beroep wordt gedaan op aanvullende leningen. Ook op de schuldhulpverlening hoeven ondernemers in problemen vaak niet te rekenen.

 

Gemeenten zijn vooralsnog niet verplicht iedereen die bij ze aanklopt voor hulp die ook te geven. Ondernemers die privé aansprakelijk zijn (o.a. de zzp’ers), vallen in te veel gemeenten buiten de doelgroep. Gemeenten zijn vaak huiverig om met (ex)ondernemers een traject in te gaan. Nadja Jungmann, lector Recht, schulden en invordering aan de Hogeschool Utrecht, meent dat die angst schuilt in zowel onmacht (te complexe dossiers) en onbekendheid (het is niet de grootste doelgroep).

 

De complexiteit van dossiers zit vooral in lopende contracten met personeel en verhuurders, een gecompliceerde boekhouding en een veelheid aan schuldeisers. Schuldhulpverlening valt, zeker bij de kleine gemeenten, onder één beleidsmedewerker die ook nog andere, gerelateerde onderwerpen in de portefeuille heeft. Het beleid van de gemeente is dan logischerwijs gericht op de grootste groep die bij ze aanklopt voor de schuldhulpverlening: en dat zijn particulieren. De ondernemers vormen een kleine minderheid.

 

Mannetje

 

Jan Mulder (51) is zo’n succesvolle ondernemer die van de ene op de andere dag in de problemen kwam. ‘Ik werkte tot 2003 als hypotheekadviseur in loondienst tot ik me realiseerde dat ik vooral voor mijn werkgever heel veel geld verdiende. Ik besloot voor mezelf te beginnen, zorgde voor aanvullende opleidingen en koos een niche om me in te specialiseren. Dat werden de ‘moeilijke’ hypotheken, manieren vinden om voor mensen met een BKR-registratie toch financiering voor een woning rond te krijgen.’

 

Dat bleek een goede beslissing te zijn, want na enkele jaren steeg zijn omzet tot enkele tonnen per jaar. Zijn reputatie groeide zowel bij klanten als bij banken en hij kreeg zelfs de moeilijkste gevallen aan een hypotheek. Tot in 2008 de bank Lehman Brothers onderuit ging en de bankencrisis zijn intrede deed. Op dat moment viel de basis van zijn onderneming weg en stond hij voor dichte deuren. Binnen korte tijd zag hij zijn schulden exponentieel stijgen terwijl de economische crisis om zich heen greep.

 

‘Ik had de ene dag een goedlopend bedrijf en de volgende dag had ik na aftrek van lopende rekeningen nog maar een paar honderd euro in mijn zak.’ Mulder ging op zoek naar hulp en hij vond een ‘mannetje’ die zijn schulden op een rijtje zette: ‘Daar vroeg hij 150 euro per uur voor. Aan het einde van mijn geld zei die man tegen me dat ik maar de schuldsanering in moest en vertrok.’ Daar nam Mulder geen genoegen mee: ‘Stoppen met het bedrijf, de schuldsanering in en dan 3 jaar in de bijstand met mijn gezin zag ik dus niet zitten.’

 

Hij had geluk: zijn gemeente neemt deel aan het Zelfstandige Loket Flevoland (ZLF) en voert een actief beleid op ondernemers. Het ZLF is een centraal plein waar alle loketten voor ondernemers bij elkaar zitten, ook die van de gemeente. ‘In het intakegesprek heb ik mijn situatie uitgelegd. Van daaruit werd ik doorgestuurd naar het Instituut voor Midden- en Kleinbedrijf (IMK) om mijn bedrijf door te lichten op levensvatbaarheid. Ik moest echt met de billen bloot, maar dat deed ik graag.'

 

Slag

 

Uit de boekhouding bleek dat het bedrijf al jaren een stijgende lijn kende. Mulder had de lopende schulden tot dan toe netjes afbetaald en hij leefde zuinig. Dat en de overtuiging dat het concept van het bedrijf goed genoeg was, deed het IMK beslissen hem door te sturen naar Zuidweg & Partners, een extern bureau dat ondernemers helpt met schuldhulpverlening. Vervolgens kon hij bij de gemeenten 60.000 euro lenen om schuldeisers af te betalen en een doorstart te maken.

 

‘Dit heeft al met al anderhalf jaar geduurd en ik heb op een houtje moeten bijten, maar nu draai ik weer goed. Ik betaal maandelijks een vast bedrag aan één schuldeiser (de gemeente) en dat geeft rust.’

 

Jacqueline Zuidweg, oprichter van Zuidweg & Partners, houdt zich sinds 1994 bezig met schuldhulpverlening voor (ex)zelfstandigen. Inmiddels werkt het bedrijf samen met 165 gemeenten verspreid over Nederland. ‘Voor een ondernemer betekent het hebben van schulden niet dat ze niet levensvatbaar zijn. Veel bedrijven kunnen geholpen worden met een preventieve ingreep of een doorstartmogelijkheid.’

 

Zuidweg noemt onder andere de ondernemers met doorlopende kosten waardoor de onderneming niet zomaar beëindigd kan worden: ‘Voor die bedrijven kan het maanden duren voordat er een beroep gedaan kan worden op hulp, terwijl de schulden exponentieel oplopen. Voor hen is op tijd ingrijpen cruciaal.’

 

Er ligt een nieuwe wet klaar die de schuldhulpverlening moet verbeteren. Maar biedt die Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) ook een oplossing voor het probleem van de ondernemers?

 

Nee, zegt Jungmann. De Wgs is gericht op wettelijke termijnen en aangepaste toelatingseisen om een betere en snellere behandeling van de dossiers te bevorderen, gericht op natuurlijke personen. Dat is een hele vooruitgang, zegt Jungmann, maar de randvoorwaarden zijn nog steeds niet ingesteld op ondernemers en hun specifieke problematiek. Bovendien staat in het wetsvoorstel dat gemeenten pas hulp hoeven te bieden als mensen hun bedrijf hebben beëindigd.

 

Vorige maand heeft de D66 een amendement ingediend om de wet zo aan te passen dat ook ondernemers voor het beëindigen van hun bedrijf een beroep op de wet kunnen doen. Jungmann juicht deze aanpassing toe, maar waarschuwt ook: ‘Hiermee zijn de gemeenten er nog niet. Het is zaak dat ondernemers als doelgroep een integrale plek krijgen in schuldpreventie en het schuldhulpverleningsbeleid.’

 

Jungmann verwacht dat ondernemers de dupe zullen zijn van bezuinigingen die het nieuwe kabinet wil doorvoeren op de schuldhulpverlening. In het regeerakkoord is een korting ingeboekt van 20 miljoen euro. Dat vraagt om efficiëntie, wat volgens Jungmann op zich niet onwenselijk is: ‘Echter, de vraag is hoe de gemeenten die efficiëntie slag gaan maken: eerst de makkelijke dossiers aanpakken of juist de moeilijke? Vaak is de eerste reactie om te beginnen met de makkelijke dossiers, maar dan blijven de lastige, en dus ook die van ondernemers liggen.’

 

Taboe

 

Gemeenten verwachten meer zelfredzaamheid van burgers en ondernemers. Dan hebben ze ook de verantwoordelijkheid om die zelfredzaamheid mogelijk te maken en dus bij de instroom al voldoende aandacht te schenken aan eventuele moeilijke periodes voor een ondernemer, aldus Zuidweg: ‘Een vakman kan ontzettend goed zijn in het product dat hij levert, maar dat zegt niets over zijn capaciteit van ondernemerschap. Er zijn te veel ondernemers die het niet redden. Bij vakmensen zijn er vaak grote investeringen nodig om het vak uit te oefenen. Als het dan mis gaat, dan gaat het ook goed mis.’

 

Bij de inschrijving van een nieuwe onderneming zou er dus veel meer aandacht moeten komen voor die zelfredzaamheid van ondernemers, maar er zou ook meer bekendheid moeten zijn bij de partijen die potentiële problemen kunnen signaleren, zoals boekhouders.

 

Voor ondernemers rust er nog steeds een taboe op het falen in het ondernemen, ook als externe invloeden daar verantwoordelijk voor zijn. Zij schamen zich voor het in de problemen raken en wachten vaak te lang voor ze hulp inroepen. Een extra druk hierop is de beeldvorming in onze maatschappij dat ondernemers succesvol moeten zijn.

 

Deze misvattingen verdienen aandacht, vindt Zuidweg: ‘Een oplossing is een centraal plein zoals het ZLF waar een ondernemer zich anoniem kan melden bij de gemeente.’ De maatschappelijke kosten zijn gelijk of zelfs hoger dan bij consumenten, zegt Jungmann, dat zou toch een legitimatie moeten zijn om een passend aanbod samen te stellen. Die extra kosten zitten bijvoorbeeld in het verlies aan bedrijvigheid in de gemeente of de re-integratie van een voormalig zelfstandige bij een werkgever.

 

Gemeenten zullen meer energie moeten steken in lokale schuldproblematiek en armoede onder ondernemers en daar hun diensten en producten op moeten gaan afstemmen. Preventie is veel belangrijker, zeker als een doorstart tot de mogelijkheden behoort. Externe bureaus zoals Zuidweg kunnen een oplossing bieden, wanneer gemeenten geen passend beleid of traject kunnen aanbieden.

 

Het meest opvallende vindt Jungmann dat de politiek tot nu toe geen enkele actie heeft ondernomen: ‘Zelfs met de nieuwe wetgeving op komst, zijn het de betrokken organisaties die brandbrieven moeten sturen om de politiek te attenderen op de uitzonderingspositie van ondernemers. Gemeenten zullen moeten gaan nadenken: Wat doen wij voor ondernemers? Hoe organiseren we dat? Wat kunnen we zelf en voor welke onderdelen moeten we een extern bedrijf inhuren? En met welk bureau gaan we in zee?’

 

Armoedebeleid

 

Volgens Jungmann is het prima dat gemeenten een extern bureau inschakelen voor ondersteuning aan ondernemers, maar dat ontslaat gemeenten niet van de verantwoordelijkheid om de werkzaamheden van dat bureau in te bedden in integraal lokaal beleid. Zij wijst daarbij onder meer op de link naar het armoedebeleid, waar diezelfde ondernemers weer terugkomen.

 

Ondernemers buiten de deur zetten met een verwijskaartje naar een extern bureau is volgens haar te makkelijk. Ze moeten worden geïntegreerd in het beleid voor schuldpreventie en schuldhulpverlening. De maatschappij heeft een verantwoordelijkheid: ‘Als je ondernemerschap zó stimuleert en een groot deel van de economie draait op mensen die ondernemen, alle deuren aan de voorkant staan open, maar er is een taboe op ‘mislukken’ en aan de achterkant zijn de deuren gesloten, dat kan natuurlijk niet! Als je de voorkant faciliteert, dan ook de achterkant.’

 

Tips voor gemeenten

 

  • Pas de randvoorwaarden aan zodat ook ondernemers deel kunnen nemen aan de Wgs
  • Integreer ondernemers (met schulden) in het nieuwe beleid als speciale doelgroep
  • Denk na over welke delen de gemeente zelf kan ondersteunen en welke delen beter uitbesteed kunnen worden aan een extern bureau
  • Vermijd malafide externe bureaus door leden van de NVVK in de arm te nemen en informeer ondernemers hierover
  • Informeer ondernemers bij de start van hun bedrijf over bestaande regelingen en loketten in geval van zwaar financieel weer

 

De naam van de ondernemer is gefingeerd en bekend bij de redactie.

Reacties: 1

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Peter Huisman / ZZP-er in Bijstand
Dit artikel is uit mijn hart gegrepen.



Na een aantal goede jaren kwam mijn bedrijf in 2012 onder water te staan. Het ging niet meer, grafische vormgeving was een sluitpost geworden bij instellingen en bedrijven. Daar heb ik alle begrip voor, maar voor mijn werkzaamheden bleek het funest.



Op 1 januari moest ik mij aanmelden bij de bijstand. Na een kort en helaas mislukt traject in de BBZ regeling. Te weinig levensvatbaarheid was het oordeel.

Na vele maanden nietsdoen, verhalen (ook van verantwoordelijke diensten) in de trant van: "laat dat solliciteren maar, zonde van je energie, u bent immers al 61" mocht ik eindelijk per 1 juli weer trachten en doorstart te maken, als marginaal zelfstandige. Dat betekent gewoon formeel niet meer dan 50% van de uren besteden aan mijn bedrijf, omdat ik anders in aanmerking zou komen voor zelfstandigheidsaftrek e.d. en dat vond men "te moeilijk". Uiteraard geldt het principe dat elke euro winst zou worden verrekend met de bijstandsuitkering.



Ik had echter schulden overgehouden na het einde van mijn bedrijf, vermeerderd met schulden opgelopen door de extreem lage bijstandsuitkering. Aan sommige verplichtingen, waarvan enkele gewoon contractueel doorliepen, kon ik niet meer voldoen. Mijn vrouw (100% arbeidsongeschikt zonder enige uitkering) maakt zorgkosten, ook daar konden we niet aan voldoen. Resultaat is een flink aantal betalingsregelingen. Geen wereldschokkend bedrag, het gaat om totaal ca. 6000 euro. Maar die kan ik niet zomaar afbetalen.



Omdat ik heel graag met een schone lei wilde beginnen bezocht ik de Schuldhulpverlening. Maar al snel bleek dat dat niet zou gaan: ik was immers weer ingeschreven bij de KvK en men was bang dat ik makkelijk weer leningen zou kunnen afsluiten en dus meer schulden zou maken. De bank ziet mij aankomen.

U kunt zich voorstellen dat mijn omzet zich voorlopig nog niet dusdanig zal ontwikkelen dat ik meer over houd dan de bijstand, en dus aan aflossen kan denken.



Men probeert nu een pleister te plakken: ik mag ruimhartig kosten opvoeren, dat mag tot 40% van de gemaakte bruto winst. Maar als grafisch vormgever zijn mijn kosten niet veel meer dan wat vervoer, printer toner en papier, internet en telefoon. Dat zet op den duur geen zoden aan de dijk, en tenslotte moet ik wel eerst die kosten maken.



Dus ik heb de keus: de zaak toch maar weer aan de wilgen hangen, achter de geraniums en de schuldhulpverlening ingaan of doorzetten met het grote risico dat deurwaarders gaan verschijnen. Een duivels dilemma waar mijn gemeente mij niet mee kan helpen. Zelfs een bezoek aan Zuidweg & Partners is niet realistisch. Ik las dat een intake gesprek alleen al 350 euro kost en dat heb ik simpelweg niet.



Catch 22 heb ik het al eens genoemd. Het ziet er naar uit dat ik tot aan mijn AOW (en mini pensioen) van de bijstand afhankelijk zal zijn, mede gezien het feit dat mijn vrouw 3 jaar jonger is en de partnertoeslag in de AOW volgend jaar verdwijnt. Geen mooi vooruitzicht, zeker niet met genoemde deurwaarders op de loer.

Ik kan u zeggen dat mij dit naar de keel grijpt.



Dank voor uw artikel ik hoop dat een en ander in gang kan worden gezet teneinde een verbetering van het lot van een ZZP-er te bewerkstelligen.

Advertentie