Mega-verhuizing in de jeugdzorg
Niet de woonplaats van de ouder, maar de gemeente, waar de jongere woont, moet de rekening van de jeugdzorg betalen.
Sinds 1 januari moet de rekening voor de jeugdzorg worden betaald door de gemeente waar de jongere woont. Niet langer is de woonplaats van de ouder leidend. Zo’n tienduizend jeugdzorgcliënten moeten daarom administratief worden verhuisd. ‘We zijn bang dat jongeren tussen wal en schip gaan vallen.’
Bij de invoering van de Jeugdwet in 2015 werd ook het zogeheten woonplaatsbeginsel jeugd van kracht. ‘Eigenlijk waren er van meet af aan twijfels over de toepasbaarheid ervan’, zegt Truus Vernhout, die zich als projectleider bezighoudt met de invoering van de Wet wijziging woonplaatsbeginsel jeugd. Dat doet ze vanuit het Ketenbureau i-Sociaal domein. Het ‘oude’ beginsel hield kortgezegd in dat de rekening van de jeugdzorg moest worden betaald door de gemeente, waar de gezagsdrager (zoals een ouder) woont van het kind dat jeugdzorg krijgt.
In de praktijk leidde dit beginsel al snel tot problemen. Als de gezagsdrager naar een andere gemeente verhuisde, moest de nieuwe gemeente de rekeningen gaan betalen. Dat leverde gepuzzel en administratieve rompslomp op. ‘Neem een kind dat al jarenlang in een pleeggezin in Alkmaar woont, maar waarvan de gezagsdrager vanuit Groningen naar Breda verhuist en later weer naar een andere gemeente. De financieel verantwoordelijke gemeente wisselt continu. Daar komt bij dat het moeilijk te achterhalen is waar een gezagsdrager naar toe verhuist.’
Regelmatig is het ook lastig te achterhalen wie de gezagsdrager van de jongere met jeugdzorg is. Gedoe en onduidelijkheid, kortom. De nieuwe wet moet daar een eind aan maken. Vanaf 1 januari geldt dat de gemeente waar het kind bij de start van de jeugdhulp in de basisregistratie personen (BRP) staat ingeschreven, financieel verantwoordelijk is voor de jeugdzorg voor deze jongere. ‘Neem de casus Groningen. Als het kind daar staat ingeschreven en in een intramurale jeugdzorginstelling verblijft, maakt het niet uit waar de gezagsdrager naartoe verhuist. De gemeente Groningen blijft verantwoordelijk’, verduidelijkt Vernhout. Het maakt ook niet uit of het pleeggezin uit Alkmaar verhuist – Groningen blijft de pleegzorg betalen. ‘De nieuwe wet moet leiden tot minder administratieve lasten. Ook voor de aanbieders is het fijner. De factuur kan altijd naar een en dezelfde gemeente worden gestuurd.’
Geen sinecure
Het klinkt eenvoudig, maar het is een hele operatie om de nieuwe systematiek toe te passen. De invoering van de wet is niet voor niets twee keer uitgesteld. Voor jongeren die vanaf 1 januari voor het eerst jeugdzorg krijgen, is er geen probleem. Die vallen meteen onder de nieuwe regels. Voor jongeren die voor 1 januari jeugdzorg met verblijf kregen − soms al jaren en soms zelfs al ver voor de decentralisatie jeugdzorg in 2015 − is het een ander verhaal. Het gaat in totaal om zo’n tienduizend jongeren. ‘Vaak moet je ver terug in de geschiedenis. Sommige jongeren zitten al vanaf 2003 in jeugdzorg. Gemeenten moeten uitzoeken in welke gemeente de verblijfszorg voor de jeugdige is gestart’, aldus Vernhout. Dat is geen sinecure gebleken.
Als eenmaal is achterhaald welke gemeente vanaf 2022 financieel verantwoordelijk is, moet de zogeheten ‘latende’ gemeente de jongere in een speciaal ontwikkelde tool afmelden en de ‘ontvangende’ gemeente moet deze jongere overnemen en een nieuwe zorgtoewijzing afgeven. Deze ‘ontvangende’ gemeente moest per 1 januari 2022 nieuwe contracten sluiten met de aanbieder.
Ook dat klinkt simpel, maar is het niet. Jeugdzorg Nederland trok in oktober aan de bel. ‘We hebben toen onze zorgen geuit over de financiële risico’s die op 1 januari zouden ontstaan voor jeugdzorgorganisaties. Nog niet alle gemeenten hadden destijds de verhuizende jeugdigen in beeld. Slechts enkele aanbieders waren op de hoogte gebracht en contractafspraken werden vrijwel nergens gemaakt. Daarnaast waren er voorbeelden van toewijzingen die werden ingetrokken, zonder dat er duidelijkheid was over het vervolg van het traject’, aldus een woordvoerder van Jeugdzorg Nederland.
Peter Paul Doodkorte, die vanuit het zogeheten Regioteam gemeenten en aanbieders ondersteunt bij het ‘inregelen’ van de nieuwe wet, deelt die zorgen. ‘Diverse ‘latende’ gemeenten lieten vorig jaar aanbieders weten vanaf 1 januari de rekening niet meer te betalen, terwijl de ‘ontvangende’ gemeenten nog geen nieuwe toewijzing had afgegeven of nog geen contract met de aanbieder hadden gesloten’, legt Doodkorte uit.
‘Vaak moet je ver terug in de geschiedenis’
Onduidelijk
Die zorgen van aanbieders zijn volgens Doodkorte weggenomen door de zogenaamde ‘1-november-maatregel’, die de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het ministerie van VWS vorig jaar overeenkwamen. Alle gemeenten hebben ermee ingestemd. Via deze maatregel neemt de ‘latende’ gemeente de financiële verantwoordelijkheid op zich voor een jongere die nog niet is overgedragen aan de toekomstige gemeente. De jongere behoudt de zorg, de aanbieder blijft die geven en krijgt zijn facturen betaald. Later verrekenen beide gemeenten de kosten van de verleende zorg.
Het is op dit moment niet duidelijk hoeveel jongeren administratief van de ene naar de andere gemeente zijn verhuisd. Jeugdzorg Nederland is er niet helemaal gerust op. De branchevereniging is op zich blij met de 1-november-maatregel, maar blijft erop toezien dat deze ook daadwerkelijk wordt nageleefd. ‘Er is de laatste weken van 2021 veel werk verzet, maar onduidelijk is nog hoe het er nu precies voorstaat en of er de laatste weken een inhaalslag is gemaakt die voldoende comfort biedt aan alle partijen. Dit zal de komende weken moeten blijken’, aldus de woordvoerder.
‘De meeste gemeenten zijn vrij laat begonnen met de voorbereidingen op de nieuwe wet’, stelt Doodkorte. ‘Ze onderschatten wat er allemaal moet worden geregeld of hebben veel ander werk.’
Dat constateert ook Charlotte Vanderhilt, adviseur Jeugd bij Stimulansz, die gemeenten juridisch advies geeft over de uitvoering van de Jeugdwet, waaronder de toepassing van het woonplaatsbeginsel. ‘De druk op gemeenten is in alle opzichten groot. De invoering van het nieuwe woonplaatsbeginsel vraagt veel, waarschijnlijk meer dan aanvankelijk gedacht. De bedoeling van de wetswijziging is dat het voortaan makkelijker is om te bepalen welke gemeente financieel verantwoordelijk is voor jongeren die jeugdhulp krijgen. Dat is ook zo voor ambulante jeugdhulp, maar voor jeugdhulp met verblijf neemt het vaak meer tijd in beslag voor alles is geregeld. Dit vraagt om afstemming, maar vaak ook overeenstemming tussen gemeenten.’
Via de juridische helpdesk Jeugd van Stimulansz kwamen de afgelopen periode veel uiteenlopende vragen binnen. ‘Bij een paar gemeenten is nog niet duidelijk wat de nieuwe definitie van woonplaats is en daarmee welke gemeente financieel verantwoordelijk is. Dan is er nog veel werk te verzetten.’ Ook komt het wel eens voor dat de ‘latende’ en ‘ontvangende’ gemeenten de wet anders interpreteren, en daarmee anders denken over welke gemeente financieel verantwoordelijk moet blijven of worden.
‘Zorgaanbieders en gemeenten mogen niet in financiële problemen komen’
Meldpunt
Voor dergelijke situaties is medio september een speciaal meldpunt in het leven geroepen dat onder de vlag van het Ketenbureau opereert. ‘We willen lange discussies voorkomen en snel hulp bieden’, verduidelijkt Vernhout.
De regioadviseurs ‘bemiddelen’ vervolgens tussen gemeenten onderling of tussen gemeenten en aanbieders. Tot de kerst waren er twintig meldingen bij het meldpunt binnengekomen, waarvan de meeste inmiddels zijn opgelost. ‘Een van de twee meest voorkomende meldingen gaan over gemeenten die per 1 januari de jeugdzorgtoewijzing intrekken, terwijl de nieuwe gemeente de jongere nog niet heeft overgenomen. Dat mag niet. De andere meldingen gaan over de overdracht van jongeren van de ene naar de andere gemeente, waarbij de ‘ontvangende’ gemeente weerspreekt dat zij voortaan financieel verantwoordelijk is.’
Naast het uitzoekwerk over welke gemeente voortaan de rekening moet betalen, moet de ‘nieuwe’ gemeente contracten afsluiten met aanbieders waarmee ze vaak nog geen contract heeft. Complicerende factor is dat de ene gemeente een ander tarief hanteert en een andere contractvorm heeft dan de andere. In de wet is een overgangsrecht opgenomen: de jongere heeft een jaar het recht op dezelfde jeugdzorg van dezelfde aanbieder. Tarief en contractvorm mogen dit niet ‘tegenwerken’. Via een breed gedragen motie van het GroenLinks-Tweede Kamerlid Lisa Westerveld is dat overgangsrecht min of meer verlengd. ‘In die motie wordt gesteld dat jongeren met jeugdzorg de zorg moeten blijven behouden als de zorgvraag niet wijzigt en het zorgtraject nog niet is afgerond, ook na die overgangstermijn van een jaar’, licht Vernhout toe.
Naast de discussie over welke gemeente via de nieuwe wet financieel verantwoordelijk is voor de jongere met jeugdzorg, trekken gemeenten en aanbieders vooral over de tarieven aan de bel. ‘Het levert de meeste zorgen en discussie op’, zegt Doodkorte, ‘maar het gaat in het algemeen over minimale verschillen.’ Hij verwacht na herindicatie ook geen grote problemen. ‘Zowel zorgaanbieders als gemeenten mogen niet in de financiële problemen komen’, verzekert Vernhout.
Bang
De budgetten die gemeenten nu voor de jeugdzorg krijgen, worden als gevolg van de nieuwe wet herverdeeld. ‘Er zijn veel verschuivingen, maar die moeten voor gemeenten kostenneutraal uitpakken.’ Het optimisme van Vernhout en Doodkorte wordt niet door iedereen gedeeld. ‘We zijn bang dat jongeren tussen wal en schip vallen, als gemeenten de financiële verantwoordelijkheid niet op zich willen nemen’, stelt de woordvoerder van Jeugdzorg Nederland. Ook Vanderhilt is er niet helemaal gerust op, mede gezien de vragen die in toenemende mate bij de helpdesk van Stimulansz binnenkomen. Die gaan voornamelijk over ingewikkelde en uitzonderlijke situaties, maar die zullen er ook onder de nieuwe wetswijziging blijven.
‘De wetswijziging is voor jongeren die ambulante jeugdhulp krijgen een verbetering. Bij jeugdhulp met verblijf, zeker bij een lange zorggeschiedenis, kan het lastiger zijn om te bepalen welke gemeente financieel verantwoordelijk is’, aldus Vanderhilt. ‘Voorkomen moet worden dat de zorg voor kinderen in de knel komt. Regel eerst de zorg en kijk pas daarna wie de rekening moet betalen. Het belang van het kind moet leidend zijn. Daar kan geen meningsverschil tussen gemeenten tegen op.’
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.