'Manifest Turkse jongeren klopt niet'
Wethouders van Turkse komaf herkennen zich niet in de brandbrief die vooraanstaande Turkse Nederlanders deze week schreven over de toestand van de Turks-Nederlandse jeugd. Volgens hen zijn de problemen van de jongeren lang niet zo groot als de briefschrijvers beweren.
In de Volkskrant van afgelopen 10 januari luidden elf praktijkdeskundigen uit de Turkse gemeenschap de noodklok over de huidige situatie en de toekomstkansen van jonge Turken in Nederland. Ze zouden zich steeds minder gewaardeerd voelen in de samenleving en kampen met psychosociale problemen. Ook zouden hoger opgeleide Turkse jongeren het idee hebben dat ze altijd tweederangs burgers zullen blijven.
De briefschrijvers willen dat het maatschappelijk middenveld meer aandacht geeft aan deze jongeren om erger te voorkomen. Want als deze problemen niet opgelost worden, dreigen jongeren te radicaliseren of af te glijden richting georganiseerde misdaad, beweren zij.
Uit een rondgang van Binnenlands Bestuur onder de zeven Turkse wethouders in Nederland blijkt dat een meerderheid vindt dat het manifest niet strookt met de werkelijkheid. ‘Ik herken wel wat dingen die ze aanstippen, zoals het kille klimaat dat in Nederland is ontstaan tegen allochtonen, maar toch vind ik het manifest redelijk overdreven en zelfs zwaar overtrokken’, zegt wethouder Turgay Tankir (PvdA) uit Nijmegen. Tankir woont en werkt al 10 jaar in zijn stad. ‘In Nijmegen kennen wij behoorlijk wat problemen met Marokkaanse jongeren, maar met de Turkse jongeren gaat het juist hartstikke goed. Dat wil niet zeggen dat het allemaal lieverdjes zijn, want sociale problemen kennen zij ook. We proberen het op te lossen met jeugdbeleid waarbij we hen extra begeleiding geven in het onderwijs.’
Volgens de briefschrijvers zouden Turkse jongeren niet integreren en zichzelf teveel terugtrekken in hun eigen gemeenschap. Tankir: ‘Integratie is niet alleen assimileren en opgaan in de Nederlandse bevolking. Het houdt ook in dat je goed voor jezelf en je gemeenschap kunt zorgen en een toekomstbeeld kunt ontwikkelen. Ik vind het goed dat Turkse jongeren veel in eigen kring doen. Het is een vorm van verzuiling, maar tegelijkertijd is dat ook een pluspunt.’
Wethouder Haydar Erol uit Beverwijk (Groenlinks) sluit zich daarbij aan. ‘In Beverwijk hebben veel Turken onder andere een onderneming op de Beverwijkse Bazaar. Jonge Turken komen daar in aanraking met ondernemerschap en dat is goed voor hun ontwikkeling’, legt hij uit. Ook in Beverwijk is het beeld niet zo mistroostig. Als wethouder heeft hij goede contacten met de Turkse gemeenschap. ‘Vorig jaar hebben we ambulant jongerenwerkers aangesteld. Zij spreken jongeren aan op hun gedrag en stimuleren ze tot deelname aan activiteiten. Op dit moment zien wij in Beverwijk geen grote problemen en signalen van radicalisering zijn bij ons niet bekend.’
Voorbeeldfiguur
De Rotterdamse wethouder Hamit Karakus (PvdA) vindt dat de schrijvers van de brandbrief niet goed hebben gekeken naar de werkelijkheid. ‘Als je kijkt naar de cijfers en feiten, dan zie je dat Turkse jongeren het erg goed doen. Met name de meisjes doen het goed op school. We zien steeds meer hoger opgeleiden. Ook zijn de criminaliteitscijfers vrijwel gelijk met die van autochtone jongeren’, aldus de Rotterdammer. Wel stelt hij dat de Turkse jeugd worstelt met emoties en verwachtingen. ’Ze vragen zich af of ze wel een toekomst hebben in Nederland. Vooral de hoger opgeleiden doen dat. Ik zie het als mijn taak om hen duidelijk te maken dat hun toekomst hier ligt en niet in Turkije of ergens anders. Ze horen erbij.’
Karakus is niet de enige die zijn voorbeeldfunctie gebruikt om jongeren binnen boord te houden. Wethouder Mahmut Kaptan (CDA) uit Delfzijl wil dat Turkse jongeren zich meer interesseren voor openbaar bestuur. Hij houdt regelmatig informatieavonden in de gemeenschap. ‘Ik mis doorzettingsvermogen en geduld bij Turkse jongeren. Dat zie ik ook in de politiek. Na het bijwonen van twee of drie vergaderingen haken ze af. Toch is dit hun land en hebben ze hier hun rol te vervullen. Ikzelf wil daarom een voorbeeldfiguur zijn.’
Voorbeeldfiguren of niet, alle wethouders vinden dat het manifest meer stof doet opwaaien dan er daadwerkelijk ligt. Kaplan: ‘Als vijftig van de honderd jongeren voldoen aan het geschetste beeld, dan is dat veel. Maar 10 jaar geleden zou dat aantal liggen op tachtig van de honderd. Tja, tijden veranderen.’
Turken in Nederland
De Turkse gemeenschap is de grootste etnische minderheid van Nederland. De omvang van de groep is sterk gegroeid van 22 Turken in 1960 tot ruim 384.400 in 2010. Van het huidige aantal Nederlandse Turken behoren er 187 duizend tot de tweede generatie, de groep waarover de manifestschrijvers zich de meeste zorgen maakt.
De Turkse gemeenschap als geheel is zeer pluriform en bestaat uit religieuze, liberale, rechtse en linkse stromingen. Ook is er een grote Koerdische subgroep en een kleine alevitische subgroep. In 2010 zat 13 procent van de Nederlandse Turken zonder baan. Van de jongeren van 15 tot 25 jaar zat in 2009 zo’n 20 procent zonder werk.
Wat betreft hoogopgeleide Turkse Nederlanders is er een spontane toename van remigratie onder de tweede generatie Turken aan de gang. Het percentage retourmigranten ligt onder Turken 10 procent hoger dan dat van Marokkanen, en de intentie om terug te keren naar het herkomstland van hun ouders is nog hoger. Naast het Nederlandse politieke klimaat zien jonge professionals en ondernemers economische kansen in het geboorteland van hun ouders.
Capabele jongeren die terugkeren naar Turkije zullen er een nieuw leven opbouwen, en bijdragen aan de bloeiende economie aldaar. Echter, waar Turkije wint, verliest Nederland. Kennis van goed opgeleide Turken dreigt zo te verdwijnen. Het verlies van hun kennis is kapitaalvernietiging, die voor een groot gedeelte uit overheidsbijdragen is bekostigd. Afgezien van de vergrijzing heeft een moderne kenniseconomie voor de internationale concurrentiekracht baat bij ieder divers talent, terwijl er nu juist voorbeeldfiguren verdwijnen die als ‘integratietroef’ ingezet kunnen worden.
Dit verdient meer aandacht van de overheid en een generiek beleid om te kijken waar deze jongeren staan, en waar zij naar streven. Daar staat tegenover dat ik bij de Turkse jongeren zelfreflectie mis. Jongeren zelf zouden zich meer moeten concentreren op hun meerwaarde voor Nederland en zich niet isoleren van de rest van de samenleving.