Maak jeugdzorg overbodig; tip 10, 'Gezinsmanagement'
Mijn tiende tip aan de gemeenten als toekomstige opdrachtgevers om jeugdzorg zoveel mogelijk overbodig te maken, gaat over de mijns inziens belangrijkste innovatie in de jeugdzorg van de afgelopen tijd, te weten “gezinsmanagement”. Voor een uitgebreide toelichting op wat een gezinsmanager doet verwijs ik naar bijgevoegd boekje, maar de gezinsmanager verdient een plek in deze serie tips vanwege de sleutelrol die deze functie kan vervullen in het nieuwe jeugdzorgstelsel.
De huidige gezinsmanagers werkzaam bij de Bureaus Jeugdzorg maken met toenemend succes een einde aan het gebrek aan samenwerking tussen de verschillende professionals op de werkvloer en de niet effectieve kindgerichte aanpak van de jeugdzorg “oude stijl”. Ze staan met één been in het hele gezin, werken dus gezinsgericht (alleen dat is effectief) en met één been in het uitvoerdersoverleg als voorzitter/regisseur. Ze zijn vrijwillige jeugdhulpverlener, jeugdbeschermer en jeugdreclasseerder in één, zodat ze alle kinderen in het gezin kunnen bedienen en ook in het gezin kunnen blijven als er van kader (gedwongen/vrijwillig) wordt veranderd.
Zeer belangrijk voor het realiseren van continuïteit in de hulpverleningsrelatie. Ze zijn niet de baas, maar omdat ze beschikken over de bevoegdheid om te escaleren bij verschil van mening of onvoldoende samenwerken, beschikken ze “de facto” over doorzettingsmacht. Hierdoor kunnen ze een éénduidige manier van werken realiseren en wordt de vicieuze cirkel van langs elkaar heen werkende instanties die het zorgmijdende gedrag van jeugdzorgcliënten aanjagen doorbroken. Cliënten die ook steeds vaardiger worden in het tegen elkaar uitspelen van de verschillende instanties (jeugdzorg als “academie voor excellent zorgmijderschap), maar tegelijkertijd ook steeds meer het vertrouwen in de jeugdzorg verliezen. Het doorbreken van deze vicieuze cirkel heeft als belangrijkste resultaat, dat er een einde komt aan de bekende situaties waarin sprake is van jarenlange in en uitvliegende, niet op elkaar afgestemde en daardoor weinig effectieve jeugdzorginterventies.
Niet onbelangrijke bijvangst is dat invoering van gezinsmanagement op termijn leidt tot het realiseren van een lagere “caseload”, terwijl men meer kinderen bedient. Het is nu éénmaal minder belastend om 30 kinderen van 5 gezinnen in je “caseload” te hebben dan 15 kinderen van 15 gezinnen. Om dit te realiseren moet nog wel even de huidige kindgerichte manier van financieren worden aangepast, maar dat terzijde.
Gezinsmanagement bij de Bureaus Jeugdzorg is in eerste instantie ontwikkeld voor de meest complexe (overlastgevende) multiprobleemgezinnen. Maar inmiddels is duidelijk dat gezinsmanagement gewoon de beste manier is om de kerntaken van Bureau Jeugdzorg uit te voeren voor alle onder haar verantwoordelijkheid vallende gezinnen. Vandaar dat er een beweging gaande is naar integrale invoering van gezinsmanagement. Daar gaan de gemeenten als toekomstige opdrachtgevers de vruchten van plukken, omdat gezinsmanagement in het (vrijwillig) gedwongen kader onnodig beroep op dure jeugdzorg voorkomt. Vanwege de eerste positieve ervaringen pleit alles er voor dat de gemeenten gezinsmanagement ook invoeren voor die gezinnen die weliswaar al veel problemen hebben, maar waar nog geen sprake is van “niet willen/niet kunnen”. Eerder stevig gecoördineerd acteren door gezinsmanagers van bijvoorbeeld de GGD of de sociale dienst, kan in een aantal gevallen voorkomen dat gezinnen afglijden naar een situatie dat de veilige ontwikkeling van de kinderen in het geding komt.
Belangrijk voor de bredere invoering van gezinsmanagement is dat de functie gepositioneerd wordt als “verlengde overheid”. Het is geen functie die je moet uitbesteden aan jeugdzorgaanbieders, om dat dan de kat te veel op het spek wordt gebonden. De gezinsmanager moet er mede namens de gemeente voor zorgen dat er effectief met het jeugdzorggeld wordt omgesprongen en moet voorkomen dat er aanbodgericht jeugdzorg wordt aangeboden. De gezinsmanager heeft als enige focus wat het beste en effectiefste is voor het gezin, terwijl alle andere spelers daarnaast ook andere (omzet)belangen hebben. Het is dus van belang om die functie als gemeente in eigen hand te houden.
Omdat de gezinsmanager permanent zicht houdt op de effectiviteit van de geboden jeugdzorg in het gezin, blijf je, bij afschaffing van de indicatiestelling, als gemeente beschikken over een alternatief en veel goedkoper instrument op de kosten te beheersen. De functie van gezinsmanager is zo ook behulpzaam bij de omslag van georganiseerd wantrouwen naar georganiseerd vertrouwen. De jeugdzorginstellingen worden weer vertrouwd ten aanzien van het zelf bepalen welke zorg het meest passend is, maar weten wel dat ze dit vertrouwen moeten waar maken in de ogen van de gezinsmanager, die anders richting zijn opdrachtgever, de gemeente zal aangeven dat het betreffende jeugdzorgaanbod tekortschiet.
De vormgeving van gezinsmanagement ontwikkelt zich nog steeds verder. Interessant is bijvoorbeeld de ontwikkeling waarin gezinsmanagers steeds meer buurtgericht gaan werken. Door de ontwikkeling naar professioneel generalist wordt het mogelijk om flexibel en op maat aan te sluiten bij de vele buurtspecifieke samenwerkingsbiotopen. Een tweede interessante ontwikkeling is, dat gezinsmanagers het uitvoerdersoverleg laten plaatsvinden in aanwezigheid van het hele gezin. Niet meer praten over, maar praten met het gezin. En waarom niet ook met het sociale netwerk erbij dat is ontstaan naar aanleiding van een Eigen Kracht Conferentie? Dat zijn inderdaad heel veel spelers om de tafel, maar de eerste ervaringen zijn positief. Besturen met de pink (zie mijn vorige column) op werkvloerniveau.
Het mag geen verbazing wekken dat een goede gezinsmanager over niet minder dan excellente professionele vaardigheden moet beschikken. De ontwikkeling van gezinsmanagement gaat de goede kant op, maar het is een proces van vallen en opstaan en we zijn er zeker nog niet. Eerste ervaringen geven aan dat het mogelijk is om medewerkers op te leiden tot het vereiste niveau. Maar het is wel een proces van lange adem gezien de hoge eisen die aan een gezinsmanager worden gesteld. Durven escaleren, uitvoeringspartners aanspreken op hun leverplicht, gezaghebbend overeind blijven in de meest complexe situaties met al die verschillende belangen van gezinsleden en uitvoeringsinstellingen, het is geen klein bier, waar nog dagelijks mee wordt geworsteld.
En ja dat vergt dus fors investeren in de professionalisering van de gezinsmanagers, maar dat is “peanuts” in vergelijking met de besparingen op onnodig dure jeugdzorg die met gezinsmanagement kunnen worden gerealiseerd en die in het nieuwe stelsel ten gunste komen van de gemeenten. Die maatschappelijke businesscase kan iedere gemeente maken, want “if you pay peanuts, you get monkeys”.
Ik lees op dit moment een inleidend boekje over "grenzen stellen" in de opvoeding van kinderen. Ondertitel: "Steun, grenzen, liefde!" Auteur: Arne Skodvin, een opvoedkundige die nu voor de (Noorse) politieacedmie onderzoek doet naar onder andere preventieve werkverschaffing voor jongeren. Geen softie, maar wel een realist die ziet dat grenzen stellen alleen werkt in daadwerkelijk contact met het kind, niet als maatregelen die vanaf een vreemde planeet worden opgelegd.
In Nederland lijkt de overheid (politici, bestuurders, managers) gefixeerd te zijn geraakt op "grenzen stellen" en ietwat uit het oog te zijn verloren dat dit alleen werkt in combinatie met steun en liefde. De vracht aan regels en protocollen die de overheid uitvaardigt, moet haast wel een smorend effect hebben op de mogelijkheid om (probleem-) jongeren ook steun en liefde te bieden.
Die regelvracht is er niet voor de jongeren, maar functioneert vooral als (zelf)beschermingsconstructie voor het jeugdzorgmanagement, de bestuurders en de politici.
Maar wat doe je eraan? Ze hebben de macht, ook over het selectieproces van het overgrote deel van nieuwe, "democratisch verkiesbare" kandidaat-volksvertegenwoordigers. Mede daardoor corrigeert ons bestuurlijke systeem zichzelf op cruciale punten niet meer.
De plunderingen door jongeren in Londen laten zien wat ons voorland is, als we geen manieren vinden om ons bestuurlijke systeem alsnog bij te sturen, voordat de legitimiteit ervan daalt tot een pre-Jasmijn-Noord-Afrikaans of Russisch peil.
Bij onze huidige regering en de daaromheen cirkelende parlementariërs (inclusief de oppositie) is nauwelijks iets te merken van een "sense of urgency", hoewel die zeker gerechtvaardigd zou zijn.
Er moet waarschijnlijk eerst een grote, langdurige ramptoestand ontstaan voordat ze (openlijk) wakker worden en meer gaan doen dan wat ad-hoc-symbool-maatregelen. En dan moet je maar hopen dat in zo'n ramptoestand verantwoordelijke mensen de overhand krijgen en het geen alibi wordt voor botte onderdrukking. Bijvoorbeeld in Amerikaanse stijl, met grote, winstgevende gevangenissen waar substantiële percentages kansloze jongeren grote delen van hun leven doorbrengen met dwangarbeid.
In het meest recente nummer van "Die Zeit" wordt veel aandacht besteeds aan de verbanden tussen jongerenprotesten en -agressie in verschillende delen van de wereld (Egypte, Chili, Spanje, Engeland) en de rol van nieuwe media daarbij (bv. Facebook, twitter). De vraag is nu vooral hoe onze bestuurlijke elite zich uit haar slaap wil laten wekken: tijdig en nog redelijk vriendelijk, of laat en bijzonder ruw.
Als Gerritsen gemeentesecretaris van Amsterdam is geweest, zoals @Ditta meldt, dan wekt dat het vermoeden dat hij de Amsterdamse jeugdzorg op een zeer politieke manier managet - inclusief een grote aandacht voor imago. Dat is althans de benadering die vele bestuurders en topambtenaren lijken te volgen.
Wat Asschers werkelijke inhouelijke doelen zijn m.b.t. de Amsterdamse jeugdzorg, zal pas zichtbaar worden als hij zich als bestuurder grip op de JZ-organisatie en de materie heeft verworven. Elke move die hij nu maakt, zal vooral gericht zijn op het vestigen van zijn positie. Als Gerritsen een formidabele speler is, dan zal het tijd kosten om het primaat van de politiek weer te vestigen.