‘Loket’ jeugdzorg moeilijk te vinden
Bijna een op de zes cliënten van jeugdzorg (17 procent) weet nog altijd niet waar ze met een hulpvraag moeten aankloppen. Bij de Wmo is de toegang beter geregeld. Dat blijkt uit een totaalanalyse door I&O Research van ruim tachtig cliëntervaringsonderzoeken jeugd en Wmo.
Veel jongeren en hun ouders weten nog steeds vaak niet waar ze moeten aankloppen voor jeugdzorg. Ook de snelheid waarmee ze geholpen worden, houdt niet over. Kleine gemeenten (tot 25.000 inwoners) doen het beter dan grotere. Bij de Wmo is de toegang en de snelheid van hulp beter geregeld. Dat blijkt uit een totaalanalyse door I&O Research van ruim tachtig cliëntervaringsonderzoeken jeugd en Wmo.
Inhaalslag
Bijna een op de zes cliënten van jeugdzorg (17 procent) weet nog altijd niet waar ze met een hulpvraag moeten aankloppen, 65 procent weet dat wel. Dat percentage is nauwelijks veranderd sinds gemeenten voor de jeugdzorg verantwoordelijk werden. Grote gemeenten hebben ten opzichte van 2015 wel een inhaalslag gemaakt. De snelheid waarmee men wordt geholpen, verschilt naar gemeentegrootte. In gemeenten tot 25.000 inwoners wordt sneller hulp gegeven dan in grotere gemeenten.
Bejegening
Ruim acht op de tien cliënten (85 procent) is tevreden over de bejegening door medewerkers die hen naar jeugdhulp doorverwezen. Zeven procent vindt dat de medewerker hen niet serieus nam. De tevredenheid over het gezamenlijk zoeken naar een oplossing is gedaald van 82 procent in 2017 naar 79 procent in 2018. De tevredenheid over de daadwerkelijk geboden hulp ligt op 85 procent. Sinds 2015 is dat met vier procent gestegen. Slechts achttien procent weet dat een onafhankelijke cliëntondersteuner kan worden ingeschakeld. Dat percentage neemt sinds 2015 niet toe.
Snelle hulp
Inwoners die een beroep op de Wmo doen, weten vaker dan bij de jeugdzorg waar ze voor hulp moeten aankloppen. Driekwart van de hulpbehoevenden weet waar ze moeten zijn, een op de tien hulpbehoevenden weet dat niet. Ook wordt snel hulp gegeven, vindt een overgrote meerderheid. In vergelijking met 2015 is op beide fronten een verbetering te zien. Een op de tien hulpbehoevenden vindt dat de hulp te langzaam op gang komt; dat percentage is sinds 2015 niet veranderd. Vooral in gemeenten tot 50.000 inwoners zijn cliënten vaker tevreden. ‘Deze gemeenten slagen er vaker in om cliënten snel te helpen en samen naar een oplossing te zoeken’, aldus I&O Research in zijn rapportage.
Keukentafelgesprek
Driekwart van de cliënten is tevreden over het keukentafelgesprek. Er wordt goed geluisterd, de deskundigheid van de medewerker is toegenomen en men is vaker tevreden met de gekozen oplossing. ‘Gemeenten hebben de toegang steeds beter ingericht en vooral de deskundigheid van de betrokken medewerkers is toegenomen’, concludeert I&O Research.
Onafhankelijke cliëntondersteuner
De bekendheid met onafhankelijke cliëntondersteuners is onder Wmo-cliënten groter dan onder jeugdzorg-cliënten en stijgt sinds 2015 elk jaar, maar houdt met gemiddeld 35 procent nog steeds niet over. Het aantal mensen dat daadwerkelijk een beroep doet op onafhankelijke cliëntondersteuners neemt niet toe. Driekwart van de mensen die er een beroep op deed, is daar (heel) tevreden over. Hulpbehoevenden die een naaste meenemen naar het keukentafelgesprek zijn meer tevreden over het verloop daarvan, dan als ze dat alleen voeren. Opvallend vindt I&O Research dat het meenemen van een naaste geen significant effect heeft op de waardering en passendheid van de uiteindelijk ontvangen ondersteuning.
Ik pleit niet voor het afschaffen van clientervaringsonderzoeken, maar wel om het respons% mee te nemen bij het presenteren van cijfers en het trekken van conclusies.