Laten we van elkaar leren in plaats van camoufleren
Het einde van het jaar staat bij mij in het teken van bezinning en reflectie. Als ik terugkijk op het afgelopen jaar, dan zie ik dat er keihard is gewerkt aan de transitie: het verleggen van verantwoordelijkheden. Toch vraag ik me af of we het doel van de decentralisatie nog wel voor ogen hebben, en of we erin geslaagd zijn om de zorg meer rondom en samen met de cliënt op te tuigen.
Ik zou dit jaar dan ook graag willen eindigen met het doorbreken van een taboe: laten we openlijk constructief kritisch zijn over de mate waarin we erin slagen om inhoud te geven aan de decentralisatie. Laten we van elkaar leren, en stoppen met camoufleren. Ik zeg dit niet om negatief te zijn of om de teleurgestelde bestuurder uit te hangen, maar ik zou graag veel intensiever in gesprek willen over de inhoud.
We praten namelijk nog steeds vanuit systemen, methodieken en verantwoording, niet vanuit mensen. Wil je innoveren, dan moet je het lef hebben om deels uit het systeem te stappen. En dat is een uitdaging, omdat het systeem toch voor een deel in mensen, en dus ook in mij zit. Ik ben zeer enthousiast over de ambities en de doelen van de decentralisatie en ik geloof erin, maar als we zo doorgaan, gaan we het gestelde doel niet halen.
Als bestuurder zie ik dat er dit jaar veel tijd is gaan zitten in het inkoopproces. Er wordt door gemeenten extreem veel tijd besteed aan de inkoop en veel minder tijd aan de inhoud van de zorg en hoe we deze zorg met elkaar anders willen inzetten. En dan gaat het niet om aanpassingen of de gewenste inhoudelijke bijsturing of de organisatie hiervan.
Alhoewel we allemaal, wethouders, inkopers en zorgaanbieders, de mond vol hebben van het samenwerken vanuit vertrouwen, slagen we er nog steeds niet in om vanuit vertrouwen zaken te doen. Inkoopcontracten van meer dan 40 tot 60 pagina’s zijn geen uitzondering. Contracten verschillen per gemeente en zijn soms zo ingewikkeld opgesteld, dat accountants wel kunnen gaan inwonen bij jeugdzorginstellingen als we aan het einde van het jaar een goedkeurende verklaring willen krijgen. Dit is een zorgelijk punt waar veel organisaties op zullen vastlopen als we dit niet samen met gemeenten oplossen.
Op dit moment worden een aantal oplossingen voorgesteld die ruimte bieden om wat soepeler naar die verantwoording te kijken, maar die geen daadwerkelijke fundamentele oplossing zijn. Het neigt meer naar georganiseerd wantrouwen. We moeten in 2016 dan ook het lef hebben om op een andere manier tot verantwoording te komen. Want ongewild verhogen we, vanuit de behoefte om het zo goed mogelijk te doen, de administratieve lasten. Dat betekent dat een deel van het zorgbudget niet meer direct ten goede komt aan daadwerkelijke zorg. En dan heb ik het nog niet eens over de extra druk die het voor professionals tot gevolg heeft. Dat kan toch niet de bedoeling zijn. Aan de samenleving en cliënten zijn we het verplicht om hier de schop in te zetten.
Daarom heb ik recent twee onorthodoxe voorstellen gedaan aan de gemeente die de bureaucratisering verminderen : we willen afscheid nemen van de keurmerken HKZ en KSO omdat deze keurmerken iets zeggen over de kwaliteit van de organisatie, maar geen enkele garantie bieden of er goede zorg wordt geboden. Wij zouden willen komen tot een eigen keurmerk waarbij we naast wettelijke kaders samen met onze cliënten willen toetsen op betekenisvolle zorg. Waarbij we cliënten vragen of de hulp hen heeft geholpen om zich zelfstandig te kunnen handhaven in de samenleving.
Daarnaast zijn we bezig met een voorstel aan gemeenten om samen met accountants punten op te stellen waarop wij ons als jeugdzorgorganisaties daadwerkelijk kunnen verantwoorden. Met de focus op wat gemeenten effectief willen realiseren en bereiken op het gebied van jeugdhulp, of de zorg daadwerkelijk betekenisvol is voor de cliënten, en wat je intern gaat meten. In de ene gemeente kan het bijvoorbeeld meer gaan om de toegankelijkheid van de jeugdhulp, terwijl de andere gemeente veel meer specialistische jeugdhulp nodig heeft. Mijn ervaring is dat de gemeenten aan de vooravond staan van gedifferentieerde inkoop en andere verantwoording ambiëren. Wat mij betreft mogen ze de handrem eraf halen.
Dat is volgens mij waar transformatie over gaat: een andere attitude. Laten we gezamenlijk in gesprek gaan over de manier waarop we die attitude kunnen bijstellen in het komende jaar. Ik pleit er dan ook voor om in 2016 opnieuw vol te gaan voor de transformatie. Zodat we niet alleen de zorg veranderen en verbeteren, maar dat we ook daadwerkelijk komen tot andere vormen van zorg. Laten we ons niet meer focussen op de ontwikkeltafels, de co-creatietafels, de fysieke- en digitale overlegtafels, de sturingsoverleggen, innovatiewerkgroepen, projectgroepen trajectfinanciering, bestuurlijke overleggen en rechtmatigheidswerkgroepen, maar laten we met elkaar aan de slag gaan als partners om de transformatie inhoud te geven. Met alle voorbereidingen die we in 2015 hebben gemaakt denk ik dat het mogelijk is om in 2016 onze handen vrij te hebben voor deze omslag.
Als je het werk waar veel tijd in zit zoveel als mogelijk automatiseert, dan krijg je vanzelf meer tijd voor de zorg. Dit doet AppyCare bijv. met de decentralisatie Jeugdhulp bij een aantal grote gemeenten. Kijk eens bij appycare.nl Ik kom er graag over vertellen.