‘Wonen eerst’: nieuwe richting in daklozenbeleid
Samen met gemeenten en ervaringsdeskundigen wil het kabinet een lange termijnplan voor de bestrijding van dakloosheid gaan opzetten.
Niet de maatschappelijke opvang, maar een eigen woonplek moet het antwoord zijn op dakloosheid. Het kabinet wil de komende jaren inzetten op het 'wonen eerst'-principe. Samen met onder andere gemeenten en ervaringsdeskundigen werkt de regering aan een lange termijnplan om dakloosheid tussen 2023 en 2030 aan te pakken.
Grote lijnen
Dat schrijven staatssecretaris Maarten van Ooijen (Volksgezondheid, Welzijn en Sport, ChristenUnie), minister Hugo de Jonge (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, CDA) en minister Carola Schouten (Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, ChristenUnie) in een brief aan de Tweede Kamer. Daarin leggen ze de grote lijnen van de nieuwe aanpak vast. Een uitwerking volgt eind dit jaar.
Paradigmaverschuiving
'We weten dat opvang het herstel van mensen niet bevordert', stellen de drie bewindslieden. 'In veel, zo niet alle, gevallen zijn dakloze mensen die in de opvang verblijven beter af met een eigen woonplek.' Daarom wil het kabinet dat daklozen in de toekomst zo snel mogelijk een woonplek krijgen, en niet vast blijven zitten in de opvang. 'Dat vraagt om een fundamenteel andere kijk op de aanpak van dakloosheid, een paradigmaverschuiving.'
De ambitie is 'dat iedereen in 2030 een prettig en betaalbaar (t)huis heeft'.
Sociale huur
Om de beweging naar ‘wonen eerst’ te realiseren is een ‘stevige regie op de volkshuisvesting’ nodig, schrijven de bewindslieden. ‘Om dit doel te bereiken maken rijk, provincies, gemeenten en woningcorporaties afspraken over bouw, toewijzing en ondersteuning. Met het streven dat alle gemeenten toegroeien naar 30 procent sociale huurwoningen in de woningvoorraad, inclusief transformatie en flexwoningen, moet het sociale huursegment uitgebreid worden en ontstaat meer balans in de woningvoorraad.’
Volle breedte
Naast 'wonen eerst' wordt ook ingezet op preventie: het voorkomen van dakloosheid. Daarbij is het nodig om integraal te werken, vindt het kabinet. Dakloosheid kan veroorzaakt worden door allerlei factoren, zoals het einde van het verblijf in een (jeugdzorg)instelling, het verlies van werk, problemen met gezondheid of schulden, of een combinatie daarvan. Die oorzaken moeten in de volle breedte worden aangepakt. Daar ligt een belangrijke rol voor gemeenten, die meer samenwerking zullen moeten organiseren tussen verschillende onderdelen van het sociaal domein.
Ervaringsdeskundigen
De komende maanden wordt er gewerkt aan een lange termijnplan voor de aanpak van dakloosheid. Die nieuwe aanpak start in 2023, en de ambitie is 'dat iedereen in 2030 een prettig en betaalbaar (t)huis heeft'. Het plan wordt opgesteld in samenwerking met gemeenten en ervaringsdeskundigen. De afgelopen jaren liepen er al twee programma's om de aanpak van dakloosheid te verbeteren. De lange termijnaanpak moet daarop voortbouwen.
65 miljoen
In 2020 en 2021 stelde toenmalig staatssecretaris Paul Blokhuis (VWS) 200 miljoen euro beschikbaar aan gemeenten om dakloosheid terug te dringen. Een van de doelen daarvan was om 10.000 extra woonplekken voor daklozen te realiseren, maar dat is niet gelukt. In het coalitieakkoord van kabinet-Rutte IV is besloten om structureel 65 miljoen euro extra te steken in de aanpak van dakloosheid.
Daling
Volgens schattingen van het CBS is het aantal daklozen tussen 2018 en 2021 afgenomen van ongeveer 39 duizend tot 32 duizend. Op de langere termijn is er echter wel sprake van een flinke stijging: in 2009 waren er nog minder dan 18 duizend daklozen. Overigens twijfelen organisaties die maatschappelijke opvang verzorgen aan de nauwkeurigheid van de CBS cijfers. Zij zien de daling in het aantal daklozen van de afgelopen jaren in de praktijk niet terug.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.