Jeugdhulptransformatiecasuïstiek: schulden
De transitie jeugdhulp kan als hefboom fungeren voor de gewenste transformatie van de jeugdhulp, omdat gemeenten nu meer dan ooit in de positie zijn om koker overstijgende oplossingen te realiseren.
Vaak liggen oplossingen voor jeugdhulpproblematiek buiten het domein van de jeugdhulp zelf, zoals bijvoorbeeld op het gebied van huisvesting zoals beschreven in mijn column twee weken geleden. Een ander in dit kader belangrijk domein betreft schuldenproblematiek. In een eerdere column schreef ik al over het huidige disfunctionele schuldhulpverleningssysteem. In deze column schets ik een aantal voorbeelden uit de praktijk die duidelijk maken welke transformatiekansen er voor gemeenten liggen ten aanzien van schuldhulpverlening.
Zo is er een casus van een gezin met forse jeugdhulpproblematiek met een vader die 20.000 euro schuld heeft. Vader komt niet in aanmerking komt voor een schuldhulptraject, omdat een deel van de schulden verschuldigd zijn aan het CJIB. Aangezien met het CJIB geen regeling is te treffen komt vader ook voor andere schulden niet in aanmerking voor een schuldhulptraject. Ondertussen is de schuld aan het CJIB fors opgelopen door boetes in verband met niet tijdig betalen. De schuldenstress neemt toe als gevolg waarvan het gezin nauwelijks mentale ruimte over heeft om mee te werken aan de jeugdhulpverlening. Daarbij dreigt vader gegijzeld te worden als gevolg waarvan hij zijn baan dreigt kwijt te raken en als vaste opvoeder ook tijdelijk uit beeld raakt. Deze dreigende neerwaartse spiraal kan alleen worden gekeerd als de wethouder de baas van het CJIB belt met het verzoek om alsnog tot een betalingsregeling te komen.
In een andere casus heeft een moeder in een zeer kwetsbare opvoedsituatie ruim 100.000 euro schuld, omdat zij het “slachtoffer” (formeel is zij de dader) is geworden van fraude met betrekking tot kinderopvangvergoeding en diverse toeslagen. Het grootste deel van de ten onrechte verkregen gelden heeft moeder afgedragen aan de criminele organisatie die de fraude heeft georganiseerd. Maar in formele zin is zij verantwoordelijk voor de hele schuld. Moeder kan niets aflossen, omdat haar inkomen bestaat uit studiefinanciering. Ze studeert om een goede baan te krijgen, waarmee haar aflossingscapaciteit groter zou worden. Ze komt niet voor schuldsanering in aanmerking, omdat ze hiermee nieuwe schulden opbouwt in de vorm van studieschuld. Ze zou weer kunnen gaan werken om meer te gaan verdienen en zo alsnog in aanmerking te komen voor een schuldsaneringstraject, maar de schuld is zo hoog dat de situatie behoorlijk uitzichtloos is. De kans is ook groot dat moeder de hoop helemaal opgeeft en in een uitkering beland. Het in stand houden van deze vicieuze cirkel brengt een hoog risico op escalerende opvoedproblematiek met zich mee. Een doorbraak lijkt alleen mogelijk wanneer de wethouder de verschillende overheidsinstanties er van kan overtuigen dat een fors deel van de schuld wordt kwijtgescholden in lijn met de gebruikelijke schuldsaneringsregels en dat de gemeente de restschuld “opkoopt”. Met de moeder kan vervolgens de afspraak worden gemaakt dat de gemeente een deel van de restschuld ook kwijtscheld als moeder er in slaagt uit een uitkeringssituatie te blijven.
In een derde casus komen schuldenproblematiek en woningproblematiek samen. Moeder woont met haar kinderen in een blijf van mijn lijf huis. Vader verblijft in de oorspronkelijke woning die te groot en te duur is voor hem alleen. Moeder zou graag terug willen keren naar de woning, maar daarvoor is het nodig dat vader een vervangende woning krijgt. Maar vader komt hiervoor niet in aanmerking, omdat hij schulden heeft en niet in aanmerking komt voor schuldhulpverlening wegens eerdere mislukte trajecten. In de tussentijd houdt moeder een dure plek bezet bij het blijf van mijn lijf huis. Dit maakt ook dat de jeugdhulpverlening moeilijk op gang komt en de opvoedsituatie voor de kinderen verder verslechterd. Een doorbraak is alleen mogelijk als vader een nieuwe betaalbare woning krijgt en er voor zowel vader als moeder een uitzondering wordt gemaakt om toch weer in aanmerking te komen voor een schuldsaneringstraject. Anders kan moeder de huur van haar oude woning ook niet betalen. Tevens is een mortatorium nodig op de bestaande schulden om te voorkomen dat ze automatisch verder oplopen als gevolg van boetes en invorderingskosten. Hiervoor moet de gemeente afspraken maken met alle schuldeisers, die anders overigens ook weinig kans hebben om nog iets van hun vorderingen terug te zien.
De transitie heeft de voorwaarden geschapen om deze koker overstijgende transformatieve oplossingen makkelijker te maken. Het enige dat nog nodig is, is de lef bij gemeenten om voor onorthodoxe oplossingen te kiezen in de schuldhulpverlening. Doen ze dat niet dan gaat het licht eerder uit, omdat gemeenten dan gedwongen worden om te besparen op lantaarnpalen.
Erik Gerritsen
Meer columns van Erik Gerritsen leest u hier.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.