Gemeenten moeten speelplaatsen beter onderhouden

De Voedsel- en Warenautoriteit (VWA) begon vijf jaar geleden aan het onderzoek. Daarbij gingen de onderzoekers niet ter plekke kijken, maar namen ze een steekproef van drie logboeken. Die moet de gemeente bijhouden over de speelgelegenheid. Daarin staat of en wanneer de speeltoestellen zijn geïnspecteerd en onderhouden en bijvoorbeeld of er ongelukken zijn gebeurd. Bij meer dan de helft van de gemeenten stond niet in de boeken of er onderhoud was geweest. Ook stond bij de meesten niet geregistreerd wat eventueel aan onderhoud was gedaan. Wel hebben praktisch alle gemeenten een budget voor onderhoud van de speeltoestellen.

 

Volgens de stichting Consument en Veiligheid komen jaarlijks 11.000 kinderen op de eerste hulp terecht na een ongeval met een speeltoestel. ‘Niet al die ongelukken zijn te wijten aan onveilige speelplaatsen. Het gedrag en toezicht van de ouders spelen ook een rol’, zegt Johanna Besteman, woordvoerder van de VWA.

 

Van de 443 Nederlandse gemeenten hebben 425 speeltoestellen in eigen beheer. Volgens het onderzoek naar de logboeken scoren zij goed op 63 procent van de gecontroleerde aspecten. ‘Wij maken ons vooral zorgen om de gemeenten waar geen onderhoud wordt gedaan’, aldus Besteman. ‘Wij hebben nu gezegd dat we de gemeenten die het slecht hebben gedaan nog eens gaan bezoeken’, aldus Besteman. De onderzoekers zullen het dan niet laten bij een boekenonderzoek, maar ook de speelterreinen zelf bekijken. ‘Dat hebben we nu niet gedaan en daarom zeggen we ook niet keihard dat omdat het beheer volgens de logboeken niet deugt, de speeltoestellen niet in orde zijn’, aldus de woordvoerder.

 

De VWA hoopt dat gemeenten door het openbaar maken van deze gegevens het signaal krijgen dat ze het beheer van de speelterreinen goed moeten handhaven. Eind dit jaar moeten de gemeenten die nu slecht scoorden zijn bezocht. Alle 425 gemeenten hebben inmiddels een brief gehad over de resultaten van het onderzoek.