‘Wijkgerichte aanpak gezondheidsproblemen essentieel’
‘One size fits all’ beleid vergroot kansenongelijkheid, zegt Zwolse wethouder Michiel van Willigen.
De inzet om overgewicht terug te dringen heeft in Zwolse wijken waar veel mensen met een lage sociaal economische status wonen geen effect, terwijl in andere stadsdelen juist winsten worden behaald. Dat laten metingen van de GGD zien. Gemeentebreed gezondheidsbeleid vergroot daarmee de kansenongelijkheid, zo concludeert wethouder Michiel van Willigen na bijna 15 jaar ervaring met het lokale gezondheidsprogramma ‘Zwolle gezonde stad’.
Verschil tussen wijken
Toen Zwolle zich in 2010 als eerste Nederlandse gemeente aansloot bij de organisatie Gezonde Jeugd Gezonde Toekomst (JOGG), ging de stad voortvarend aan de slag met het opstellen van beleid om overgewicht onder jongeren tegen te gaan. Met cijfers van de GGD is vervolgens in kaart gebracht waar de problemen het grootst zijn. Ook in Zwolle blijkt overgewicht en een ongezonde levensstijl sterk samen te hangen met sociaal economische status. In de wijken Diezerpoort en Holtenbroek was overgewicht onder jongeren het hoogst. In beide wijken was het percentage kinderen met overgewicht in de periode 2013 tot 2015 tot wel 2 keer hoger dan gemiddeld, afhankelijk van de specifieke leeftijdsgroep.
Kwetsbare groepen niet bereikt
Recentere metingen laten zien dat daaraan nog weinig is veranderd. ‘We zien dat het overgewicht onder jongeren in Zwolle afneemt, behalve in de wijken waar de problemen het grootst zijn’, aldus Van Willigen, tevens voorzitter van de Jeugdzorgregio IJsselland RSJ en voorzitter van GGD IJsselland. ‘Het verschil met de andere wijken wordt daarmee juist groter. Het tegenovergestelde van wat we willen.’ Van Willigen concludeert dat het nog niet is gelukt om die groepen, vaak met een laag inkomen en weinig sociale en maatschappelijke participatie, te bereiken met het gezondheidsprogramma.
Gemeentebreed beleid werkt kansenongelijkheid in de hand.
Inzet mist doel
Dat ziet hij als portefeuillehouder voor onder andere Jeugd en Gezondheid ook in de praktijk. ‘Zo was ik een tijd geleden op de fiets onderweg naar een evenement over het stimuleren van sportiviteit onder jongeren. Onderweg sprak ik in het park een aantal jongeren die op een bankje zaten met een zak chips en blikjes frisdrank. Om vervolgens bij het evenement aan te komen waar alleen maar kinderen zijn die al op hoog niveau sport beoefenen. Dan mist zoiets totaal de doelstelling. Het is voor die jongeren die op dat bankje zitten bedoeld, maar die komen niet.’
Gezondheid niet bovenaan de lijst
Waarom komen ze niet? Daar zijn volgens Van Willigen diverse redenen voor. ‘Voor veel mensen liggen de zorgen simpelweg ergens anders dan bij gezondheid. Bij geld of werk, of sociale problematiek. Gezondheid staat niet bovenaan hun lijst.’ Dat zet zich door binnen de maatschappelijke organisaties en bedrijven waarmee deze personen in aanraking komen. ‘Zo zien we ook dat bijvoorbeeld scholen in de ‘betere’ wijken, die de zaken al goed op orde hebben, vaker gebruik maken van subsidieregelingen en deelnemen aan projecten waar gezondheid of educatie over gezondheid centraal staan.’
Kansenongelijkheid vergroot
Een zogenaamde ‘one size fits all’ aanpak werkt dus niet. ‘Het werkt zelfs kansenongelijkheid in de hand. De investeringen die wij als gemeente doen in ons gezondheidsbeleid komen zo bij de mensen terecht die vaak zelf voldoende middelen, kennis en het juiste netwerk hebben om gezond te leven. Daarnaast vergroot het de afstand tot de gemeente die de meest kwestbare inwoners ervaren, omdat er op een manier wordt gecommuniceerd die hen niet aanspreekt.'
Integraal via wijkteams
Daarom is een veel gerichtere aanpak voor gezondheidsproblematiek noodzakelijk. ‘Wij hebben vervolgens gekozen voor een duidelijke koppeling met het minimabeleid en het sociaal domein. Binnen de ketenaanpak van het wijkteam moet gezond leven één van de pijlers worden. De wijkteams hebben ook inzicht in de onderliggende problematiek en kunnen situaties doorgronden. Ik moet constateren dat beleidsmakers, waaronder ikzelf, meestal niet uit de doelgroep komen. Het lukt dan kennelijk nog niet om de juiste snaar te raken. Bewustwording hierop groeit, wij organiseren meer gesprekken in die wijken en nemen ervaringsdeskundige medewerkers aan om verbinding te leggen. Met een meer kwalitatieve benadering hopen we over een aantal jaar te zien dat we de mensen in onze meest kwetsbare wijken beter hebben kunnen helpen.’
Er van uitgaande dat dit juist is, roept dat de vraag op waarom mensen met lage inkomsten/opleiding meer overgewicht hebben dan anderen. Combineer dat met het feit dat deze mensen ook vaak minder intelligent zijn dan andere mensen. Vaker roken, zich onveiliger voelen et cetera.
Het maakt het anders inrichten van onderzoek naar de genetische achtergrond van ziekten dringend noodzakelijk. Dat onderzoek is hoofdzakelijk gericht op de welvaartsziekten van de hogere inkomens/opleidingen. Nederland heeft in Nijmegen een instituut dat al eerder baanbrekende resultaten over genetische aanleg van gedrag e.d. heeft gepubliceerd. Wethouder neem zo spoedig mogelijk contact met dat instituut op om e.e.a. in gang te zetten.