Advertentie
sociaal / Achtergrond

Gekleurd glazen plafond

De afgelopen zeven jaar zijn Rotterdamse allochtone jongeren en hun autochtone leeftijdsgenoten steeds verder naar elkaar toegegroeid. Ze zijn tegelijkertijd negatiever over elkaar gaan denken. 

09 mei 2008

'Ik ben een beetje van de Cohen-lijn: de boel bij elkaar houden, vooral benadrukken wat de verschillende bevolkingsgroepen bindt, niet wat hen scheidt. Je kunt je wel blijven blind staren op elkaars verschillen en ondertussen recepten van couscous en boerenkool uitwisselen, maar daar kom je er niet mee. Dat is in het verleden te vaak gebeurd', zegt de Rotterdamse hoogleraar migratie- en integratiestudies Han Entzinger. Hij herinnert aan de opschudding die ontstond toen de toenmalige minister Rita Verdonk een Tilburgse imam de les las toen die haar geen hand wilde geven. 'Ik vond het niet verstandig dat zo uit te vergroten. Orthodoxe joden geven vrouwen ook geen hand en daar heb ik nog nooit iemand over gehoord.'

 

We spreken de Rotterdamse socioloog naar aanleiding van zijn recent uitgekomen boek De lat steeds hoger. De leefwereld van jongeren in een multi-etnische stad. Samen met co-auteur Edith Dourleijn onderzocht Entzinger in 2006 hoe een representatieve groep Rotterdamse jongeren van Turkse en Marokkaanse komaf van achttien tot en met dertig jaar en hun autochtone leeftijdsgenoten denken over zaken als religie, politiek, familie en (nationale) identiteit, alsmede over andere bevolkingsgroepen. Eenzelfde onderzoek werd ook in 1999 verricht, zodat zichtbaar wordt hoe hun oriëntatie op de samenleving zich in die turbulente zeven jaar heeft ontwikkeld.

 

De wetenschappers stuitten op een opmerkelijke paradox: terwijl de integratie, ondanks alle politieke tegenwind, gestaag vordert en de verschillende bevolkingsgroepen in Entzingers woorden 'steeds verder naar elkaar toegroeien, waarbij vooral de allochtonen opschuiven in de richting van de autochtonen', is de beeldvorming over elkaar negatiever geworden.

 

'Op zichzelf is dat effect ook wel bekend uit de literatuur. Naarmate men meer op elkaar gaat lijken, krijgen de punten waarin men van elkaar verschilt ook meer aandacht', constateert Entzinger. 'Mensen hebben blijkbaar de behoefte om de eigenheid te benadrukken, een zekere nestwarmte te bewaren. Daarom zoeken bepaalde bevolkingsgroepen elkaar ook op. Bejaarden gaan vooral met bejaarden om, omdat dat vertrouwd is. Dus waarom zouden Turken niet vooral met Turken omgaan? Die behoefte aan eigenheid zie je ook bij het dragen van hoofddoekjes hier op de campus. Voor de meeste van die jonge meiden heeft dat daar meer mee te maken dan met religieuze overwegingen. Het is vooral een soort geuzensymbool, een identiteitsmarker. Hetzelfde geldt voor de ramadan, zonder dat we verder een echt consistent religieus patroon hebben aangetroffen.'

 

De Rotterdamse hoogleraar maakt zich 'als mens' niet zo druk over die drang naar eigenheid. 'Maar bestuurders hebben doorgaans een kortere tijdshorizon dan de gemiddelde mens en die kijken daar soms anders tegenaan. Naarmate zij zich over dit soort zaken drukker maken, bestaat de kans dat zij een klein probleem opblazen.'

 

Normale ontwikkeling

 

Integratie is per definitie een proces van lange adem, waarbij het opleidingsniveau en de verblijfsduur van de migrant van essentieel belang zijn, zo laat Entzinger weten. 'Naarmate men hoger is opgeleid en langer hier is of hier geboren is, raakt men meer vernederlandst in zijn gedragspatronen en opvattingen. 'En de mensen die in het verleden naar Nederland kwamen, waren zeer laag opgeleid. Daarom zijn ze juist gehaald.' Hij zegt dan ook weinig reden te hebben om zich ongerust te voelen over het tempo van het integratieproces. 'Ik denk eerder dat het een normale ontwikkeling is. Maar flink investeren in het onderwijs blijft geboden.'

 

Minder positief is Entzinger over het politieke debat, aangezwengeld door de rechterzijde, waarin van de migrant wordt geëist dat hij loyaal is aan Nederland. 'Als het om integratie gaat, vinden politici die doorgaans geen voorstander zijn van overheidsingrijpen dat de overheid zo ongeveer alles kan of in ieder geval zou moeten doen om migranten zich Nederlander te laten voelen. Dan krijg je van die discussies die we vorig jaar hebben gehad over dubbele paspoorten. Daar ligt een idee over integratie aan ten grondslag dat niet overeenkomt met de werkelijkheid. Er wordt dan van uitgegaan dat je als migrant hier komt met een complete identificatie en loyaliteit aan het land van herkomst. Maar vroeg of laat zul je je, kost wat kost, met Nederland moeten vereenzelvigen, na een proces waarbij het een langzaamaan wordt ingewisseld voor het andere. Een soort lineaire ontwikkeling, het Verdonk-denken.'

 

Entzinger heeft daar een paar jaar geleden onderzoek naar gedaan en het bleek dat die vorm wel voorkomt, maar dat er ook migranten zijn die een sterke loyaliteit met beide culturen hebben. En dat er ook zijn die zich noch met de ene noch met de andere cultuur identificeren - 'Dat is tussen haakjes de lastigste groep met een grotere kans op radicalisering' - met daartussenin talloze varianten. 'Er is lang niet altijd sprake van zo'n lineaire ontwikkeling. Je kunt hier heel goed wonen en participeren en je toch meer loyaal voelen aan Turkije of Marokko. Hoe erg is dat als je verder de samenleving niet tot last bent?'

 

De titel van het boek is ontleend aan de bevinding van de onderzoekers dat in vergelijking met zeven jaar geleden autochtonen hogere eisen zijn gaan stellen aan allochtonen en dat allochtonen die ook aan zichzelf opleggen. Dat komt niet alleen naar voren in uitspraken over de beheersing van de Nederlandse taal - in 1999 vond een beduidend hoger percentage Turkse en Marokkaanse jongeren dat zij 'erg goed' Nederlands spraken dan in 2006 -, maar ook in de beleving van de toegenomen culturele afstand. Allochtone jongeren ervaren die ontwikkeling alsof de lat voor hen steeds hoger wordt gelegd.

 

De onderzoekers beschouwen het als een teken aan de wand dat Turkse en Marokkaanse jongeren in 2006 aanzienlijk somberder zijn over hun toekomstperspectief dan in 1999. Hun toekomstverwachtingen stijgen wel, maar opmerkelijk minder snel dan die van autochtonen, waardoor hoger opgeleide allochtonen denken dat zij aanzienlijk minder kans maken op een goede baan dan autochtonen met dezelfde scholing. In een aantrekkende economie gaat het wel beter met de werkgelegenheid voor allochtonen, maar Entzinger constateert ook dat in een recessie de werkloosheid onder hen sneller toeneemt dan onder autochtonen.

 

Hij trekt de vergelijking met het glazen plafond in de discussie over vrouwenemancipatie. 'Vrouwen kunnen zich suf scholen, maar uiteindelijk worden ze op de arbeidsmarkt toch weer ingehaald door mannen. Dat heeft alles te maken met de gangbare selectieprocessen, soort zoekt soort, mensen in een bepaalde positie zoeken naar een kloon van zichzelf.' Zo vallen vrouwen en allochtonen in door blanke mannen gedomineerde organisaties uit de boot.

 

Net als op het terrein van de vrouwenemancipatie valt ook voor allochtonen 'enige vorm van positieve actie' te overwegen, meent Entzinger. 'Maar daarbij moet je nooit concessies doen aan de kwaliteit, dus quotering valt af.' Een ander probleem vormen de gescheiden netwerken van werkgevers en werkzoekenden. Werkgevers zoeken hun personeel vaak op plekken waar allochtonen niet komen. 'Een vacature voor een cassière in de supermarkt moet je niet in de krant plaatsen, want die wordt in veel allochtone gezinnen niet gelezen. Die moet je ophangen op het prikbord in de winkel.'

 

De Rotterdamse socioloog voelt wel wat voor een regeling in de trant van de vroegere wet Samen, waarbij de etnische samenstelling van het personeelsbestand van een bedrijf in overeenstemming moest zijn met die van de regio. 'Uiteindelijk is de wet een zachte dood gestorven, omdat de handhaving niet veel voorstelde en veel werkgevers de naleving ervan aan hun laars lapten, maar ik was niet zo ongelukkig met die wet.'

 

Mede schuldig

 

Dat dergelijke maatregelen de negatieve beeldvorming over vooral Marokkaanse probleemjongens niet in één klap doen vervagen, beseft Entzinger als geen ander. 'We hoeven er geen doekjes om te winden dat die groep een relatief groot aandeel heeft in de problemen die we kennen. Maar door in de media voortdurend te praten over Marokkaanse probleemjongeren, ontstaat in de publieke opinie al gauw het beeld dat alle Marokkaanse jongeren voor problemen zorgen. Je moet als goedwillende jonge Marokkaan behoorlijk stevig in je schoenen staan wil je blijven beseffen dat het niet om jou, maar om die anderen gaat.'

 

En het argument dat de Marokkaanse gemeenschap zelf mede schuldig is aan die aanhoudende negatieve berichtgeving door alsmaar geen tegengas te geven? Entzinger: 'Dan vooronderstel je al een gemeenschap die er, zeker bij Marokkanen, nauwelijks is. Uit onze studie blijkt dat Marokkanen die ver van de problemen afstaan zich zo weinig mogelijk als Marokkaan afficheren, maar eerder als moslim of zelfs als Berber of als Nederlander.'

 

Han Entzinger, Edith Dourleijn; Van Gorcum; De lat steeds hoger. De leefwereld van jongeren in een multi-etnische stad. isbn 9789023244028, €24,50.

 

Han Entzinger

 

Han Entzinger (Den Haag, 1947) studeerde sociologie in Leiden, Rotterdam en Straatsburg. In 1984 promoveerde hij in Leiden met een proefschrift over het minderhedenbeleid. Na zijn studie was hij werkzaam bij de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) en bij de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO). In 1986 werd hij hoogleraar aan de Universiteit Utrecht en vanaf 2001 is hij als hoogleraar verbonden aan de Erasmusuniversiteit van Rotterdam. Op het terrein van migratie, integratie en multiculturaliteit was hij adviseur van de Nederlandse regering, de Europese Commissie en de Raad van Europa.

 

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie