Advertentie
sociaal / Column

Tirannie van wat?

Erik Gerritsen neemt Clarijs' proefschrift De Tirannie van de Jeugdzorg onder de loep, en ziet er een pleidooi voor decentralisatie in.

13 januari 2014

Eind vorig jaar verscheen het proefschrift van René Clarijs getiteld “Tirannie in de jeugdzorg”. De dominante “framing” in de publiciteit over het proefschrift was dat er in werd aangetoond dat de transitie van de jeugdzorg tot mislukken zou zijn gedoemd.

Koren op de molen natuurlijk van de tegenstanders van de transitie. En reden genoeg om het proefschrift zelf maar eens te lezen. Gezien de ruim 500 pagina’s (inclusief zeer uitgebreid notenapparaat) een stevige uitdaging, maar zeer de moeite waard.

Het proefschrift biedt een mooi overzichtsbeeld van de ontwikkelingen in de jeugdzorg in het algemeen en van de geschiedenis van de (pogingen tot) reorganisatie van de jeugdzorg in het bijzonder. Overtuigend toont Clarijs aan dat die geschiedenis gekenmerkt wordt door onnoemelijk veel adviescommissies (de meesten zonder vervolg) en talrijke halfslachtige en mislukte reorganisaties. Bijzonder om te lezen is ook dat de thema’s van toen dezelfde thema’s zijn als die in het huidige transitie- en transformatiedebat. Bijvoorbeeld het rapport van de commissie Mik uit de zeventiger jaren leest alsof het gisteren geschreven zou kunnen zijn.

De verklaring die Clarijs aanvoert voor het maar voortdurende onvermogen tot succesvolle hervorming van de jeugdzorg komt neer op wat hij noemt “padafhankelijkheid” en “institutionalisme”. Bestuurskundige concepten die in de kern neerkomen op de analyse dat ingesleten gedragspatronen en gevestigde institutionele belangen het tot op heden altijd hebben gewonnen van de hervormingsgezinde krachten. Omdat Clarijs weinig optimistisch is over het kunnen overwinnen van deze, wat ik zelf graag aanduid als, “oerkrachten” tegen verandering, lijkt hij weinig te zien in welke nieuwe herstructurering van de jeugdzorg dan ook. Zijn twee aanbevelingen voor een betere toekomst van de jeugdzorg ademen dan ook een zekere bescheidenheid uit. Ze zijn ook minder nieuw dan hij lijkt te suggereren. Meer aandacht voor het derde opvoedmilieu (een beste praktijk vanuit Rusland) lijkt erg op het debat over de pedagogische civil society. Meer aandacht voor burgers aan het stuur lijkt erg op het debat over het meer vertrouwen op de eigen kracht (van sociale netwerken).

Is daarmee het wetenschappelijke bewijs geleverd dat de aanstaande transitie tot mislukken gedoemd is? Ik denk het niet. Ten eerste wijst Clarijs er in zijn proefschrift op dat het in alle reorganisaties tot nu toe ontbroken heeft aan het stroomlijnen van verantwoordelijkheden en financieringsstromen. Hij ziet hierin zelfs een belangrijke reden voor de mislukking van al die reorganisaties. En laat nu net de aanstaande transitie op dat cruciale punt wel de goede stappen zetten. Reden genoeg zou je zeggen om optimistischer te zijn over deze nieuwe poging om de jeugdzorg duurzaam te hervormen. Clarijs doet ook te weinig met zijn eigen terechte observatie dat de parlementaire werkgroep toekomstverkenningen jeugdzorg een ander soort commissie was dan al haar voorgangers. Namelijk een veel politiekere commissie met meer kansen op het doorbreken van ingesleten gedragspatronen en domeinbelangen. En dat is nou precies wat die commissie heeft bewerkstelligd. De unieke brede politieke consensus (van PVV tot SP) is weliswaar aan het afbrokkelen, maar tijdens de behandeling van de nieuwe jeugdwet in de Tweede Kamer was er nog steeds brede politieke steun.

Het proefschrift van Clarijs geeft kortom een heldere verklaring waarom de geschiedenis van de jeugdzorg er een is van mislukte reorganisaties, maar biedt tegelijkertijd de argumenten voor de stelling dat de aanstaande transitie de meest kansrijke hervormingspoging ooit is. Met als grootste risico dat de Eerste Kamer op het allerlaatste moment ten prooi valt aan de oerkrachten van ingesleten disfunctionele gedragspatronen en domeinbelangen, waarmee de geschiedenis van mislukte reorganisaties in de jeugdzorg zich voor de zoveelste keer zou herhalen.

Met de aanstaande behandeling van de nieuwe jeugdwet in de Eerste Kamer in zicht, leert Clarijs ons dat er geen enkele reden is om rustig achterover te leunen. De op instandhouding van het bestaande jeugdzorgsysteem gerichte, niet te onderschatten, oerkrachten, zullen immers een laatste poging doen om de nieuwe jeugdwet vlak voor de eindstreep te laten sneuvelen. De beste remedie hiertegen is bewustwording. Om die reden beveel ik het proefschrift van Clarijs van harte aan bij de leden van de Eerste Kamer en wens ik ze veel wijsheid toe bij het maken van hun eindafweging.

Erik Gerritsen 

Reacties: 3

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Leen de Jong / Ouder
Slim gevonden. De begrijpelijke kritiek benoemen als klassieke oerkrachten die verandering willen voorkomen.

Als ouder zou ik het jammer vinden dat het stuk 'jeugdhulp', namelijk de jeugd-ggz, met de meeste potentie en EBP, kapotgemaakt werd over misverstanden, machtsdenken en onwetende publieke praatjes als 'demedicalisering'.

Het stuk wat relatief goed gaat zou je moeten zien te behouden en het stuk 'jeugdhulp' wat al 60 jaar een ergernis is transformeren. Prima, naar de gemeente. Het zal echter de zaak er niet veel beter op maken ben ik bang want het blijft een organisatorische wijziging en geen echte verbetering. Maar ook onder de gemeente zal jeugdzorg haar 'goede' werk wel blijven doen. De jeugd-ggz dreigt echter het onderspit te delven onder politiek gedreven 'hulpverlening' aangestuurd door gemeente en jeugdzorg. Dat zou toch eeuwig zonde zijn.
Leen / Zorgcoordinator vmbo
Over die oerkrachten die met de hakken in het zand de kar tegenhouden die de werkers in het veld aan het trekken zijn: dat zijn diegene boven in de organisatie de de regelgeving maken. Mensen waar ik mee werk willen veranderen maar worden tot institutionaliserend gedrag gedwongen.
A. Okkema / Moeder docent
Onze persoonlijke ervaring in de Jeugdzorg keten v CJG tot RvdK is dat Jeugdzorg werkers IVRK en EHRM niet kennen en veelal dan ook niet respecteren. Daarnaast kennen jeugdzorgmedewerkers niet de wet op de Zorgplicht en t op overeenstemmingsgerichte overleg tot opmaken van OPP inzake het Passend Onderwijs. In deze keten volgen dan dreigingen op nb zieke kinderen, die niet gediscrimineerd mogen worden op ziekte. Jeugdzorgmedewekers scheiden nog altijd niet feiten van meningen en aannames ondanks aanbevelingen vd Kinderombudsman en Nationale Ombudsman. In verslagleggingen worden oorzaak en gevolg omgedraaid en patronen geschetst die er niet zijn, of zelfs uit 1 waarneming bestaan. Feiten, hoor en wederhoor, instemmingsrecht in behandeling, recht op beschermd gezinsleven, recht op beste alternatief en recht op eerlijk proces dienen door alle jeugdzorg medewerkers gerespecteerd te worden. Als Valsheid in geschrifte in de keten tot op OM.wordt toegestaan kunnen er wat voor wijzigingen dan ook volgen in de structuur, maar zullen er veel kinderen onderweg sneuvelen aan de zogenaamd beste bedoelingen en de vermeende geboden bescherming. Ik pleit voor ambtseed van alle jeugdzorgwerkers die stukken aan een dossier toevoegen. Daarnaast dient elke jeugdzorgmedewerker zich te houden aan de beroepsnormen en geen uitspraken te doen over een kind of ouders zonder dat er onderzoekin persoonlijk ontmoeten met toestemming is geweest. Tevaak blijkt dat de medewerker niet bevoegd is en zich niet ad beroepsnorm, de wettelijke richtlijnen en verplichtingen en wetten houdt. Medewerkers horen onderzocht te kunnen worden op hun integriteit en het dienen van het hoogste belang onder reikende hand naar kind en ouder(s) . Mijn stelling is dat geen enkele transitie zin heeft als niet wordt voldaan aan het naleven van IVRK en EHRM.
Advertentie