Advertentie
sociaal / Column

Kanttekeningen bij wijkteams

Columnist Leonard Geluk plaatst enkele kanttekeningen bij de huidige aandacht van gemeenten voor de vorming van de wijkteams.

06 februari 2014

Gemeenten zijn op grote schaal bezig om wijkteams op te zetten en in te voeren. Hier gaat veel tijd en energie van gemeenten zitten. Wijkteams vormen een belangrijk instrument van de beoogde transformatie van het jeugdstelsel. Wijkteams hebben de potentie om de huidige versnipperde toegang te stroomlijnen. De doelstelling van ‘één gezin-één plan-één regisseur’ kan met wijkteams dichterbij komen.

Toch zijn er wel kanttekeningen te plaatsen bij de huidige aandacht van gemeenten voor de vorming van de wijkteams. Ik noem er drie.

Als eerste wil ik wijzen op de gemeentelijke focus op wijkteams. Ja, wijkteams hebben potentie. Alleen de aandacht voor de vorming van wijkteams lijkt nu ten koste te gaan van de gewenste transformatie op andere terreinen. Eerder heb ik al gewezen op de gewenste samenwerking met onderwijs en de vernieuwingen die daar moeten plaatsvinden. Ook wil ik wijzen op de samenwerking tussen jeugd en opvoedhulp, jeugdgezondheidszorg en de JGGZ. Ook daar zijn vernieuwende vormen van samenwerking wenselijk om te komen tot gezamenlijke zorgprogramma’s. Het is jammer dat de transformatie-agenda zich vooral op de wijkteams lijkt te concentreren. Dit is te smal.

Een andere kanttekening is al eerder gemaakt door mijn collega commissielid Tom van Yperen in zijn column. Hierin geeft hij aan dat de wijkteams moeten zijn ingebed in de totale lokale infrastructuur (basisonderwijs, voortgezet onderwijs, zorg- en adviesteams (ZAT’s), kinderopvang peuterspeelzalen, CJG/consultatiebureaus, veiligheidshuizen, politie, huisartsen, schoolartsen en internet) en zich tot al deze voorzieningen moeten verhouden.  Hierbij moet steeds aandacht zijn voor de juiste interventie. Die kan soms via het wijkteam lopen, maar dat is lang niet altijd de beste weg. 

Hij schreef: 'Eén uitgangspunt mag daarbij nooit ontbreken: er moet eerst een overzicht zijn van de uiteenlopende groepen die je te bedienen hebt, hun vragen en problemen en de doelen die je daarbij wilt bereiken. Vervolgens kijk je bij elke groep wat voor soort voorziening daarbij veilig, vlug en voordelig zal werken. Weet daarbij dat de clientèle in het veld van jeugd en opvoeding zeer divers is. Reken er dus op dat bij de ene groep een wijkteam prima past, bij een andere de vertrouwde huisarts of een vertrouwenspersoon op school, bij weer een andere een telefoonnummer of een treffer op Google.'


Een derde kanttekening gaat over ‘lerend vermogen’. Ik zou graag zien dat we meer ‘lerend vermogen’ vermogen organiseren. De huidige pilots en experimenten met wijkteams blinken niet uit in beschrijvingen en analyses voor welke problemen van welke doelgroepen de wijkteams een bijdrage moeten gaan vormen. Waarom zou een ouder naar een wijkteam toe gaan met een opvoedingsprobleem? Wanneer doet een wijkteam het goed? Vragen die lastig zijn te beantwoorden als daar van te voren te weinig over is nagedacht. Gemeenten en rijksoverheid moeten meer investeren om het lerend vermogen lokaal en landelijk te ontwikkelen. Gemeenten moeten beter nadenken welke resultaten en doelstellingen voor welke doelgroepen worden beoogd. Landelijk moet een programma worden opgezet om gestructureerd informatie te verzamelen en de verschillende opzetten van wijkteams te kunnen vergelijken op effectiviteit, zoals de TSJ al eerder heeft aanbevolen.

Wijkteams hebben de potentie om de spil te worden, waarmee de doelstellingen van de stelselwijziging echt dichterbij kunnen worden gebracht. Daarvoor is het noodzakelijk dat de wijkteams worden ingebed in de bestaande infrastructuur. Gemeenten moeten nadenken over de onderlinge verhoudingen tussen de vele lokale voorzieningen en nadenken over welke doelgroepen met welke problematiek, het beste waar ondersteund en/of behandeld kunnen worden. Als dat niet gebeurt, is het risico levensgroot dat we een volgende voorziening aan de al bestaande lokale infrastructuur plakken. Met als resultaat dat we over enige tijd vaststellen dat ook deze innovatie niet tot de gewenste transformatie heeft geleid. En dat zou zonde zijn.

Leonard Geluk

Meer columns van Leonard Geluk vindt u hier.

Reacties: 4

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Fokko witteveen / Bestuurder Trias Jeugdhulp
Beste Leonard,

Jouw betoog sluit aan bij mijn toespraak die ik heb gehouden op ons symposium (10 jarig bestaan van Trias Jeugdhulp) met als leidend thema: de weg naar succes. Ik sprak over de kennelijk onbedwingbare behoefte in Nederland om alles maakbaar te maken en dat nu alle ballen op de wijk gericht zijn. Mijn voorspelling is dat over enkele jaren de burgers massaal wensen te ont-wijken en het leger aan hulpverleners in de wijk of buurt zat zijn. Met plezier stuur ik je mijn toespraak toe.

Vr. Gr.

Fokko Witteveen, bestuurder Trias Jeugdhulp
E. Hoevenaars / WMO-Adviesraad voorzitter
Kan mij voorstellen dat het roepen van het ontstaan van het "Sociaal team" vraagtekens oproept.

Uiteindelijk is alles ontstaan door het overhevelen van veel minder geld naar de Gemeenten voor veel zorg vragende medeburgers.

Men gaat in de eerste plaats uit van zelfredzaamheid.

Waar het vaak aan ontbreekt is de deelname in deze teams van de huisarts en de praktijkondersteuners.

Men spreekt zelfs van zaken indien de huisarts er geen raad mee weet, dit dan aan het sociaal team over te laten.

Mijn mening is dat er gewerkt moet worden aan een hoge bindingsintensiteit en sturend vermogen.

Ook zal men de signalen van scholen en consultatiebureaus binnen het Sociaal Team moeten integreren.

Voor de verantwoordelijke teamleden is vanaf het begin niet hun "broodheer" richtinggevend, maar de aangestelde teammanager.

Deze nieuwe manier van werken vraagt veel souplesse en commitment.

Ze leveren een deel van hun eigen zeggingsmacht in, ten faveure van de effectiviteit van de gezamenlijke aanpak.



Leen de Jong / Ouder
De huisarts meldde mij dat hij niet zou verschijnen op de afspraak van het ZATteam voor mijn dochter op de basisschool. Hij had wel wat beters te doen en per slot was mijn privacy toch ook wat waard nietwaar? Zelf mocht ik er niet bij zijn, zelfs niet op de gang wachten of er mogelijk iemand mij een vraag zou stellen aangezien ik alle informatie en het overzicht had. Ik racede met mijn kind eerst nog maar eens langs een paar deelnemers die mijn kind nog niet eens persoonlijk ontmoet hadden, dat leek mij toch wel een soort minimum.

Op de vergadering verschenen de leerkracht, de IB-er, de contactpersoon van het speciaal onderwijs, de specialist van het plaatselijke team voor vastgelopen thuiszitters, de leerplichtambtenaar, de directeur van de school en nog zo wat regionaal volk. Na een uur vergaderen vroeg de leerplichtambtenaar of al bekend was of er een gezinsvoogd was aangesteld. Met die vraag kwam men dan wel weer bij mij toen ik op school kwam vragen naar de resultaten voor mijn dochter. Aangezien ik netjes uitslag gaf op school van alle rechtzaken met de kinderbescherming hadden ze gerust kunnen weten dat er geen gezinsvoogd was. Maar repliceerde de wat onthutste directeur nadat ik hem daarop had gewezen, wat niet is kan nog komen hoor.

Het volgende ZAT team was een verplicht nummer op het voortgezet onderwijs. Geen toestemming voor het houden van een ZATteam? Dan ook geen medewerking van school voor aanmelding bij het speciaal onderwijs.

Terwijl de zaak door de echte professionals achter de schermen geregeld werd vergaderde het ZATteam waar niet eens de betrokken regelaars voor uitgenodigd waren.

Wie denkt dat ouders, die zich maar zelden spontaan bij jeugdzorg melden en ook al niet bij de CJG's zich nu wel gaan melden bij de wijkteams die heeft er nog maar weinig van begrepen.
Leen de Jong / Ouder
Ook al hadden we die zorgmelding te pakken door grenzeloos geklets van een team in de kinder- en jeugdpsychiatrie, toch is mijn dochter goed terecht gekomen door de deskundigheid van weer andere professionals uit die sector, medicatie en het speciaal onderwijs. Dus hoop ik toch maar dat de 1e kamer besluit de KJP in de zorgverzekeringswet te houden.

Normaliseren en demedicaliseren bleek toch niet zo effectief in ons geval. Meer een soort verlenging van de ellende.

Graag nog even tekenen voor 11 februari a.s.

petitiejeugdggz.nl/petitie/
Advertentie