Dreigende financiële braindrain
Overheidsfinanciën geldt onder economiestudenten niet als sexy. Het vak wordt aan de universiteit amper nog onderwezen. Een groot gebrek aan deskundige ambtenaren is het gevolg.
Ze heten Liang, Zhou, Lihua of Hay-Lin. Xiang soms ook. Het groeiende leger buitenlandse studenten dat de universitaire colleges economie volgt, komt in toenemende mate uit China. Zo ook bij de colleges overheidsfinanciën van professor Maarten Allers in Groningen. Beter gezegd, public finance, want met al die uitheemse studenten, is de voertaal Engels. ‘En zelden kan ik het hebben over de Nederlandse overheidsfinanciën’, zegt Allers. ‘We gebruiken een Amerikaans studieboek.’
Aan andere universiteiten is het volgens Gerber van Nijendaal niet anders. In het verleden zat openbare financiën in de basisopleiding economie. Nu is het een vak van acht weken geworden en maakt het geen onderdeel meer uit van het curriculum. ‘Studenten laten het links liggen en kiezen voor bedrijfseconomie of econometrie. Het vak openbare financiën als onderdeel van de studie economie is aan het wegkwijnen’, zegt de adjunct-secretaris van de Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv).
Eerdaags zit hij bij minister Spies van Binnenlandse Zaken aan tafel om het probleem te bespreken. De adviesraad probeert de bewindsvrouw te doordringen van de noodzaak als hoeder van de departement een onafhankelijk kennisinstituut overheidsfinanciën op te richten. Dat dient met name om financiële ambtenaren op ‘niveau’ te houden, dan wel te krijgen. Gedacht wordt aan een soort pendant van het CPB, maar dan met een opleidingspoot.
Nu al zijn goede mensen in zijn vakgebied schaars, zegt Hans Smit, hoofd financiën van de gemeente Alkmaar. Hij is tevens docent financiën/planning en control aan de Bestuursacademie Nederland. ‘Financieel specialisten zijn moeilijk te vinden. Studenten vinden het vak overheidsfinanciën niet fancy. Mede door de vergrijzing begint het nu een probleem te worden. Ik merk wel dat de instroom vanuit het bedrijfsleven toeneemt. Maar als ik zo iemand aanneem, ben ik een jaar bezig met inwerken. Zo’n nieuwe medewerker loopt tegen de eigenheid van de gemeenten aan. Op financieel gebied gaat het bij ons wezenlijk anders dan in het bedrijfsleven.’
Vergrootglas
De mensen met echt diepe kennis van de Nederlandse overheidsfinanciën moeten met een vergrootglas worden gezocht. Zelfs bij Binnenlandse Zaken laat het probleem zich volgens Maarten Allers voelen, nu onlangs een deel van het handjevol financieel specialisten is vertrokken. ‘De inhoudelijke bezetting van het secretariaat van de Rfv houdt evenmin over. Eigenlijk is er maar één kracht die het ingewikkelde systeem volledig doorgrondt,’ zegt hij. Gerber van Nijendaal corrigeert: ‘Anderhalve fte.’
‘En dat terwijl we aan de vooravond staan van een paar heel ingrijpende operaties’, sombert Allers. Hij doelt op de herijking van het gemeentefonds, waarbij de verdeling van het rijksgeld aan de gemeenten op de schop gaat. Minstens zo ingrijpend zijn de decentralisatieoperaties, waarbij op gebied van de Awbz, jeugdzorg en bijstand een fors aantal taken richting gemeenten gaat. Voorwaar geen klein bier, want met de taakoverheveling is zo’n acht miljard euro gemoeid.
Dat betekent dat het gemeentefonds met de helft vergroot wordt. Met 25 miljard euro per jaar wordt het zelfs de tweede post op de Rijksbegroting.
‘Dat wordt een ongelofelijk ingewikkelde puzzel’, zegt hoogleraar Allers. ‘Want de herverdeling van het gemeentefonds en de decentralisatie mag voor individuele gemeenten samen geen nadeel opleveren van meer dan vijftien euro per inwoner per jaar. En dan hebben we ook nog eens te maken met de Wet houdbare overheidsfinanciën, die een enorme kaalslag dreigt op te leveren voor provinciale en gemeentelijke investeringen. Daar moeten we wel iets mee, want je kunt het niet hebben dat er op lokaal niveau niet meer mag worden geïnvesteerd.’
Wie gaat dat doen?, vraagt Allers zich af. ‘Externen? Sorry, maar je kunt niet alles inhuren. Dit soort kerntaken zul je als overheid toch zelf moeten blijven doen. Je moet de regie houden.’
‘Dat geldt bijvoorbeeld voor de financiële stresstests’, vult Van Nijendaal aan. ‘Die laten gemeenten in veel gevallen door commerciële bureaus uitvoeren. Ik zeg: dat moet je zelf doen! Je moet het jezelf eigen maken, opdat je weet waar je kwetsbaar bent, wat er aan de hand is en wat je te doen staat.’
Maar ambtenaren financiën met een degelijke totaalvisie komt Van Nijendaal minder en minder tegen. Steeds vaker moet hij elementaire zaken uitleggen: ‘Over het verschil tussen het kasstelsel en het baten- en lastenstelsel of over de positie van het grondbedrijf. Serieus, als er in de gemeentehuizen meer deskundigheid aanwezig zou zijn geweest, was het grondexploitatieprobleem eerder opgevallen, eerder gesignaleerd.’
Als ambtenaren die kennis vervolgens ook nog hadden gedeeld met collega’s van andere gemeenten, stelt Van Nijendaal, ‘dan was ook sneller duidelijk geworden dat we niet met een probleem te maken hebben dat slechts her en der voorkomt, maar bij veel gemeenten, in alle provincies.’
Koppen bij elkaar
De financieel specialisten van de 100.000+ gemeenten hebben de koppen intussen bij elkaar gestoken om daar iets op te verzinnen. Op het gebied van borging van de kennis, maar ook op het vlak van kennisoverdracht. De Rfv wil het op een nog hoger niveau aanpakken door de oprichting van een onafhankelijk instituut op landelijk niveau. Dat instituut zou naast kennisontwikkeling, zich ook kunnen richten op het volgen van de implementatie en de voortgang van de decentralisaties en de gevolgen van de herverdeling van het gemeentefonds.
Een andere oplossing om te zorgen voor een kwalitatief en kwantitatief grotere aanwas van goed geschoolde ambtenaren financiën, is volgens Hans Smit van de gemeente Alkmaar om als overheid veel meer betrokken te zijn bij de scholen die de opleidingen verzorgen. ‘Je moet je als overheid beter promoten in de schoolbanken. Deelnemen aan beroepsveldcommissies van de opleidingen bijvoorbeeld. Accountantsbureaus doen dat al lang. Zij tonen veel meer betrokkenheid. En niet zonder bijbedoeling: ze trekken alle studenten economie weg.’
Over één ding zijn Smit, Van Nijendaal en Allers het roerend eens: de huidige kennisoverdracht is te summier. Die beperkt zich meer en meer tot opleidingen van een dagdeel, een enkele module, probleemgerichte cursussen en bijpraatsessies.
Gerber van Nijendaal: ‘De overgedragen kennis moet liefst de volgende dag al bruikbaar en toepasbaar zijn, direct gerelateerd aan de problemen op het werk. Natuurlijk, de opleidingsbudgetten staan door de crisis onder druk. Maar wat nu wordt geboden is te hapsnap, te weinig verdiepend.’
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.