5,4 procent minder bijstandsuitkeringen in 2018
Het aantal bijstandsuitkeringen daalde vorig jaar met 5,4 procent, luidt de hoofdconclusie van de jaarrapportage van de Divosa-benchmark werk en inkomen. De overgrote meerderheid van de gemeenten zag haar uitkeringenbestand afgelopen jaar krimpen.
Het aantal bijstandsuitkeringen daalde vorig jaar met 5,4 procent, luidt de hoofdconclusie van de jaarrapportage van de Divosa-benchmark werk en inkomen. De overgrote meerderheid van de gemeenten zag haar uitkeringenbestand afgelopen jaar krimpen.
Daling aantal niet-westerse uitkeringsgerechtigden
Maar liefst 95 procent van de gemeenten had in 2018 met een daling van het aantal uitkeringen te maken. Met een gemiddelde daling van 6,4 procent was die ontwikkeling het sterkst in gemeenten met 50.000 of minder inwoners. Het is het tweede jaar op rij dat het aantal uitkeringen weer daalt. Tussen 2013 en 2016 was er nog sprake van een toename. De afname is het sterkst onder jongeren en de groep tussen de 27 en de 45 jaar oud. 45-plussers vormen met 52 procent de meerderheid van het bijstandsbestand. 58 procent van de bijstandsgerechtigden leefde eind 2018 al drie jaar of langer van een uitkering. Over het afgelopen jaar is voor het eerst sinds 2008 een daling waargenomen van het aantal bijstandsgerechtigden met een niet-westerse achtergrond.
Meer uitstroom naar betaald werk
Gemeenten hadden eind 2018 25 procent aan instroom erbij ten opzichte van het aantal uitkeringen een jaar eerder. Daar tegenover staat een uitstroom van 30 procent. Het instroompercentage ligt opmerkelijk hoger in gemeenten met 50.000 of minder inwoners. Daar bedraagt het gemiddeld 29 procent. Tegenover een hogere instroom staat echter ook een hogere uitstroom van 34 procent. De instroom nam voor het zesde jaar op rij af. De uitstroom daalde sinds 2013 maar was afgelopen jaar gelijk aan de uitstroom van 2017. Onder de uitstromers bevinden zich steeds meer mensen die langer dan één jaar een uitkering ontvingen. Mensen stromen vaker uit naar betaald werk. Dat gold in 2018 voor 40 procent van de uitstromers. Dat percentage lag in 2013 nog op 31 procent. 10 procent van de uitstroom vond plaats als gevolg van handhavingsactiviteiten. Na vijf jaar daling stabiliseerde dat percentage zich afgelopen jaar ten opzichte van 2017. 10 procent van de uitstromers van vorig jaar had een half jaar later weer een uitkering. 18 procent van de uitstromers zat één jaar later weer in de bijstand.
11 procent geen arbeidsverplichting
Van de uitkeringsgerechtigden was afgelopen jaar 11 procent vrijgesteld van de arbeidsverplichting. Zij waren niet gedwongen om werk te zoeken, te accepteren, en te behouden. In 84 procent van de gevallen had dit met ‘dringende redenen’ te maken; ziekte of mantelzorg. Bij 12 procent had de vrijstelling te maken met arbeidsongeschiktheid en bij 4 procent met het zorgen voor een klein kind.
Hogere opbrengsten uit parttimewerk
Gemiddeld 8 procent van de uitkeringsgerechtigden ontving een aanvullende bijstandsuitkering omdat er parttimewerk werd verricht. Dat percentage ligt sinds 2016 ongeveer gelijk. Deze groep verdiende met parttimewerk op maandbasis gemiddeld 535 euro. De gemiddelde maandopbrengsten van bijstandsgerechtigden uit parttime werk stegen al sinds 2017. Het percentage Participatiewetters dat aan de slag is met behulp van loonkostensubsidie voor de werkgever, lag in 2018 op 3,2 procent. Opvallend daarbij is dat zij in gemeenten met 50.000 inwoners of minder rond de 5 procent van het totaal uitmaken, en in gemeenten met 100.000 inwoners of meer rond de 2,5 procent. Om de hoogte van de loonkostensubsidie vast te stellen wordt bij werknemers met een verminderde productiviteit die niet in staat zijn het wettelijk minimumloon te verdienen een loonwaardemeting afgenomen. Die lag bij die doelgroep gemiddeld op 48 procent. De helft van de Participatiewetters met loonkostensubsidie heeft een loonwaarde tussen de 50 en 75 procent.
0,3 procent maatregelen vanwege taaleis
Gemeenten legden gemiddeld naar aanleiding van 4 procent van hun uitbetaalde uitkeringen naderhand een maatregel op vanwege het niet nakomen van verplichtingen. Zo’n maatregel is een gedeeltelijke of gehele korting van de uitkering. Omdat iemand meerdere maanden in een jaar een maatregel opgelegd kan krijgen, zal het percentage bijstandsgerechtigden dat met een maatregel te maken kreeg, lager uitvallen, meldt Divosa. Maar liefst 91 procent van de maatregelen werd opgelegd omdat een bijstandsgerechtigde zich niet aan de arbeidsverplichting hield. 7 procent werd gekort omdat zij zich niet aan afspraken met de gemeente hield. 1 procent moest uitkering inleveren na agressief gedrag. In 0,3 procent van de gevallen had een maatregel te maken met het niet voldoen aan de Wet taaleis. Het percentage maatregel schommelt de laatste jaren. In kleinere gemeenten en gemeenten met meer dan 100.000 nam het percentage maatregelen het afgelopen jaar af, terwijl er in middelgrote gemeenten sprake was van een lichte stijging.
Vaker overtredingen inlichtingenplicht vastgesteld
Tot slot laat Divosa weten dat gemeenten bij 8 procent van de uitbetaalde uitkeringen moesten constateren dat een bijstandsontvanger zich niet aan de inlichtingenplicht hield. Of of zij verzwijgt bijvoorbeeld inkomsten of geeft de gemeente op een andere manier incomplete of onjuiste informatie. Daarmee is voor het eerste jaar sinds 2015 weer sprake van een stijging. Gemeenten met meer dan 100.000 inwoners stelden vorig jaar vaker overtredingen van de inlichtingenplicht vast dan middelgrote en kleine gemeenten.
In dat licht is de prestatie van de gemeenten bijzonder matig.