Deventer mag islamitische school niet bannen

Dat heeft de Raad van State bepaald in een procedure die was aangespannen door de gemeenteraad zelf. De strijd in Deventer draait om de zogeheten ‘belangstellingsprognoses’. Wie een bijzondere school wil oprichten van een stroming die in een gemeente nog niet voorkomt, moet volgens de Wet op het primair onderwijs (WPO) aantonen dat er voldoende belangstelling voor die school is. Daartoe wordt gekeken naar de belangstelling voor zo’n school die reeds bestaat in een vergelijkbare gemeente.

De Stichting Primair Onderwijs op Islamitische grondslag in Midden- en Oost-Nederland (SIMON) verwees bij haar aanvraag naar de cijfers in de gemeente Helmond. Volgens de gemeenteraad had SIMON echter moeten vergelijken met Alkmaar, omdat die plaats qua inwonertal en percentage niet-westerse inwoners de meest vergelijkbare gemeente is. Als Alkmaar was aangehouden, zou Deventer niet voldoen aan de stichtingsnorm van 208 leerlingen, redeneerde de gemeenteraad.

De staatssecretaris van onderwijs schaarde zich in deze kwestie vorig jaar achter SIMON en stelde dat het niet aan de gemeenteraad was om een gemeente aan te wijzen die nog meer dan Helmond overeenkomt met Deventer. Volgens de staatssecretaris was de vergelijking met Helmond legitiem en diende de stichting van de school dus te worden toegestaan.

De Raad van State stelt nu ook dat niet alleen inwonertal en aantal niet-westerse inwoners van belang zijn bij het maken van de vergelijking, maar dat ook mag worden gekeken naar de leerlingdichtheid en het aantal inwoners per vierkante kilometer. Op die criteria komt Helmond zelfs beter dan Alkmaar overeen met Deventer. De Raad van State is het uiteindelijk eens met de beslissing van de staatssecretaris dat Deventer de islamitische school moet opnemen in het eerstvolgende ‘plan van scholen’ zodat hij voor bekostiging in aanmerking komt.