Advertentie
sociaal / Achtergrond

Den Haag sleutelt aan WMO-meter

Den Haag meet sinds anderhalf jaar de resultaten van ambulante Wmo-begeleiding via de zogeheten GAS-methodiek (goal attainment scaling). Na een ‘pioniersfase’ wordt de methodiek vanaf januari 2020 breder in de Wmo toegepast. De meerwaarde staat als een paal boven water, maar niet alles werkt al zoals gehoopt.

22 november 2019
meten.jpg

Effectiviteit ondersteuning beter in beeld

Het meten van effecten in het sociaal domein is lastig, weten inmiddels veel gemeenten. Den Haag koos in 2017 voor de GAS-methodiek, een instrument om ‘heel onvergelijkbare resultaten toch op een vergelijkbare manier te meten’, vertelde Wim Bijl, projectleider introductie GAS-meting van Den Haag begin dit jaar in Binnenlands Bestuur. Daarbij wordt op een vijfpuntenschaal in beeld gebracht of vooraf vastgelegde resultaten zijn behaald. De gemeente startte met vijf resultaatgebieden (zie kader volgende pagina), die weer werden onderverdeeld in 51 subresultaten (doelen), zoals bij het resultaatgebied financiën als een van de doelen ‘inkomen en uitgaven zijn in balans’ werd geformuleerd. In de door de gemeente afgegeven beschikking wordt vastgelegd aan welke resultaatgebieden en resultaten moet worden gewerkt. Tussen drie maanden voor en drie maanden na het einde van de indicatie moeten de ‘scores’ worden gemeten. Doel is om inzichtelijk te maken of de hulp van de gecontracteerde aanbieders tot de juiste uitkomsten (resultaten) leidt.

De eerste analyse van de GAS-scores werd in februari dit jaar besproken met aanbieders die nauw bij de introductie van de GAS-methodiek zijn betrokken. Recent is een nieuwe analyse van de GAS-scores met deze groep aanbieders besproken. Tijd om terug naar Den Haag te gaan en te horen wat de tot nu toe opgedane ervaringen zijn.

Opvallende zaken
Vanaf de start van de GAS-metingen tot nu toe zijn ruim zevenduizend scores opgehaald. ‘Dat is een substantieel aantal, waardoor je met enige statistische zekerheid iets kunt zeggen over de uitkomsten’, vertelt Bijl. ‘We hebben die scores onlangs geanonimiseerd besproken met de aanbieders. Ook hebben we hen afzonderlijk de scores van de eigen organisatie laten zien, geaggregeerd per resultaatgebied en per resultaat en afgezet tegen de gemiddelde score over alle aanbieders.’

Uit de scores komt een aantal opvallende zaken naar voren. Grosso modo komt het er, kijkend naar alle resultaatgebieden, op neer dat een derde van de resultaten is behaald en twee derde deels tot niet. ‘Achter cijfers zit natuurlijk altijd een verhaal, maar op het eerste oog vind ik een derde ‘volledig behaald’ wel laag. En ‘deels behaald’ neigt toch naar ‘we hebben langer de tijd nodig’, maar je kunt je afvragen of dat in alle gevallen noodzakelijk en nuttig is.’

Grote verschillen zijn er tussen de verschillende resultaatgebieden. Binnen het ene gebied worden resultaten veel vaker behaald dan bij het andere. ‘Sommige resultaten zijn moeilijk te vangen in scores’, concludeert Bijl. ‘Hoe concreter, hoe beter’, vult Mirjam Swarte aan, manager resultaat- en risicosturing van de gemeente Den Haag.

Bij het resultaatgebied ‘financiën’ zijn hele concrete en goed meetbare resultaten geformuleerd (‘er worden geen nieuwe schulden gemaakt’), terwijl een aantal resultaten bij bijvoorbeeld ‘sociaal en persoonlijk functioneren’ tamelijk vaag zijn. Met de nieuwe inkoop, vanaf 2020, moet dat worden herzien en geconcretiseerd.

Angst
‘Wat ook meespeelt’, geeft Bijl aan, ‘is dat er tussen klanten die ondersteuning krijgen voor ‘sociaal en persoonlijk functioneren’ mensen zitten die nooit meer los zullen komen van begeleiding.’ Geen wonder dat daar het resultaat niet wordt behaald, wil hij maar zeggen. Maar er speelt nog iets anders mee, denken Bijl en Swarte. Op alle resultaatgebieden is de categorie ‘deels behaald’ het grootst.

‘Van aanbieders leren we dat daar ook een beetje angst achter zit. Als je meldt dat je succesvol bent, in de zin dat het resultaat is behaald, dan denken begeleider en de klant dat er geen vervolghulp meer komt. De resultaten worden iets te voorzichtig ingevuld’, vermoedt Bijl. ‘Het is niet per definitie zo dat als het resultaat behaald is ook de hulp binnen dat resultaatgebied volledig wordt stopgezet.’ Wel is het zo dat in deze barre financiële tijden het niet langer ‘normaal’ kan zijn dat hulp en ondersteuning maar steeds wordt gecontinueerd, aldus Swarte. Een struikelblok blijkt de geringe bereidheid van aanbieders om de GAS-scores in te vullen, ook al is het verplicht. ‘Nu vult de helft van de aanbieders de scores in. Ik ben vooral benieuwd naar die andere 50 procent’, stelt Bijl. Het kan immers zomaar zijn dat de aanbieders die slecht presteren, de scores niet invullen en de best presterenden juist wel. Op basis van de scores wordt met aanbieders het gesprek aangegaan over de effectiviteit van de geleverde zorg en ondersteuning. Bij de nieuwe contracten, die vanaf januari in gaan, is de eis tot invullen van de scores dwingender opgenomen. ‘We gaan daar zwaar op sturen’, verzekert Bijl.

Een ander struikelblok bleek het zogeheten driegesprek te zijn. Klant, aanbieder en de gemeentelijke Wmo-consulent zouden samen het behaalde resultaat via de GAS-meting in kaart brengen. ‘Het was echt even slikken, maar we hebben het driegesprek opgegeven. We hebben moeten besluiten om het een tweegesprek te laten worden, waarbij de aanbieder en de klant samen dat gesprek voeren’, aldus Bijl. ‘De overweging voor dat driegesprek was dat de klant erbij moest zijn omdat het over hem of haar gaat. De aanbieder moest erbij zijn omdat die het werk heeft verzet en er geld voor heeft gekregen en de gemeente moest erbij zijn omdat zij de indicatie en de opdracht heeft gegeven en de resultaten heeft bepaald.’ Met de werkdruk en de werkwijze van de wijkteams was het driegesprek echter niet te organiseren. Jammer, want de meerwaarde voor de gemeente zat ‘m er onder meer in dat inzicht werd verkregen of er wel goede indicaties werden afgegeven, stellen Bijl en Swarte.

Benchmarken
Ondanks de mitsen en maren staan Bijl en Swarte nog steeds volledig achter de keuze voor de GAS-methodiek. De GASmetingen maken de effectiviteit van de geboden hulp inzichtelijk, stellen beiden. Swarte: ‘We doen aan resultaatgerichte inkoop. We willen dat aanbieders zich dusdanig inzetten dat het resultaat aan het einde van de indicatie is behaald en de klant zelfstandig verder kan. Dat zal nooit voor alle klanten gelden, maar voor het gros zal dat wel moeten gelden.’

Omdat de meerwaarde voor de gemeente als paal boven water staat, wordt de methodiek per januari ook ingevoerd bij intramurale begeleiding zoals beschermd wonen en (een deel van de) maatschappelijk opvang. ‘We gaan dan de scores ook niet alleen delen met de aanbieders, maar we gaan ze ook per categorie aanbieders benchmarken’, aldus Bijl. ‘Als we bijvoorbeeld de ggz-aanbieders apart zetten, kunnen we hen het beste met elkaar vergelijken.’

Die benchmark wordt met de aanbieders besproken. ‘Dat wordt interessant, zeker als blijkt dat een aanbieder beduidend minder scoort dan anderen en ook nog eens een geringere uitstroom van klanten heeft. Eén en één is natuurlijk wel twee’, stelt Bijl. ‘Dergelijke inzichten worden met de financiële grenzen in zicht steeds belangrijker. De effectiviteit van de geboden hulp kun je echt uit die GASscores halen, en op basis daarvan kun je het goede gesprek met die aanbieder voeren. Sec het feit dat hij geld heeft gekregen en die begeleiding heeft gegeven, levert onvoldoende informatie op. Het gaat erom of dat effectief is gebeurd. De aanbieder krijgt de ruimte; wij willen weten of hij die ruimte wel goed benut.’

Waardevol
En dat is niet alleen voor de gemeente als ‘geldschieter’ belangrijk, vinden Bijl en Swarte. Ook de aanbieder zelf heeft er wat aan. Zeker als zijn inzet met andere, soortgelijke aanbieders wordt vergeleken. ‘Vanaf januari, met nieuwe aanbieders en nieuwe domeinen, zullen we wel nog wat aan zending moeten doen zodat ook die aanbieders het nut ervan inzien. Een verplichting wordt lichter ervaren als de aanbieders beseffen dat ze er zelf ook wat aan hebben’, weet Bijl. Swarte: ‘Voor de klant is het ook waardevol, zo horen wij van onze aanbieders. In zo’n gesprek over de GAS-score gaan aanbieder en klant samen terug naar het begin. Dit waren de resultaten die we voor ogen hadden en dit is bereikt. Klanten ervaren het in het algemeen als prettig dit nog eens op een rijtje te zetten en hier aandacht aan te besteden.’

Bij de inkoop voor 2020 had Den Haag al de slag willen maken om alleen aanbieders te contracteren die effectieve hulp verlenen. Dat is nog niet gelukt, al is nu met de invoering van de GAS-scores een eerste belangrijke stap gezet. Bijl: ‘Aanbieders moeten natuurlijk aan bepaalde criteria voldoen, zoals het in huis hebben van voldoende gekwalificeerd personeel, en ze moeten een jaarrekening met een verklaring van de accountant overleggen. Maar dat zegt allemaal niets over de effectiviteit. En dat is wat je eigenlijk wilt weten.’


De GAS-scores
Den Haag heeft vijf resultaatgebieden gedefinieerd: het voeren van een huishouden, sociaal en persoonlijk functioneren, zelfzorg en gezondheid, dagbesteding en financiën. Per resultaatgebied zijn concrete doelen benoemd, zoals ‘er worden geen nieuwe schulden gemaakt’ (bij het resultaatgebied financiën) of ‘heeft een passende dagstructuur’ (bij het resultaatgebied persoonlijk functioneren). Er zijn in totaal 51 resultaten omschreven. In een beschikking van de gemeente wordt vastgelegd aan welke resultaatgebieden en resultaten moet worden gewerkt. In een ondersteuningsplan tussen klant en aanbieder wordt de werkwijze beschreven. Het resultaat daarvan wordt in de periode tussen drie maanden voor en drie maanden na afloop van de indicatie via de GAS-meting in kaart gebracht, variërend van ‘achteruitgang’ tot ‘meer dan behaald’. 

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie