De wonderen zijn de wereld nog niet uit
Erik Gerritsen verbaast zich over de scepsis die heerst rond Eigen Kracht Conferenties. 'Hoeveel bewijs is er nodig?', vraagt hij zich af.
Onlangs hoorde ik wethouder en stadsregionaal portefeuillehouder jeugdzorg Pieter Hilhorst, tijdens een inspiratiebijeenkomst voor wethouders en ambtenaren uit Gelderland over Eigen Kracht Conferenties, spreken in termen van wonderen. Een wonder is iets waarvan je denkt dat het niet mogelijk is, maar het gebeurt toch.
Het wonder van de Eigen Kracht Conferenties (EKC’s) is dat zeer kwetsbare en sociaal geïsoleerde gezinnen, die met meervoudige problemen kampen waardoor ouders onmachtig zijn om een veilige opvoedsituatie voor hun kinderen te realiseren, met behulp van een gerevitaliseerd sociaal netwerk of een nieuw te vormen sociaal netwerk toch weer in hun eigen kracht komen en uiteindelijk zonder professionele hulpverlening verder kunnen.
Er is zowel internationaal als in Nederland heel veel kwantitatief en kwalitatief onderzoek gedaan naar de resultaten van EKC’s. Die onderzoeken zijn op een enkele uitzondering na positief over de effecten. De plannen die tijdens EKC’s tot stand komen zijn veel rijker dan de professionele plannen (vanwege de vele vaak praktische hulpacties vanuit het netwerk), er is sprake van meer gevoel van eigenaarschap, professionals zijn over het algemeen zeer positief over de plannen, ondertoezichtstellingen en uithuisplaatsingen worden voorkomen, uithuisplaatsingen die toch onvermijdelijk zijn vinden meer in het eigen netwerk plaats en het beroep op dure jeugdzorg neemt af.
Het is daarom best verwonderlijk dat er, ondanks toenemende steun voor EKC’s, ook nog steeds veel scepsis heerst. Hoeveel bewijs is er nodig? Komt het doordat men niet wil geloven in wonderen? Klinkt het te mooi om waar te zijn? Is egoloos hulpverlenen voor professionals een lastig te maken “mindshift”? Raken we daarom verzeild in “feiten vrije jeugdzorg”?
Of geloven we het pas als de de effectiviteit ook in zuiver “Randomized Controlled Trial” onderzoek is aangetoond? Het klopt dat dit nog niet het geval is. Simpelweg omdat dit soort rigoureus puur kwantitatief onderzoek inderdaad nog niet gedaan is naar EKC’s. Voor sommige wetenschappers is dit gegeven reden om te stellen dat de effectiviteit van EKC niet is aangetoond. Met daaraan gekoppeld het advies om terughoudend te zijn met verdere inzet van EKC’s totdat er wel RCT onderzoek heeft plaatsgevonden. Wat er dan vaak vergeten wordt bij te zeggen is, dat er volgens dezelfde strikte wetenschappelijke criteria ook niet is aangetoond dat EKC’s niet effectief zijn.
Vaak blijft in deze discussie ook nog eens de zeer voor discussie vatbare veronderstelling impliciet, dat alleen RCT onderzoek betrouwbare resultaten oplevert. Los van het feit dat toepassing van deze veronderstelling betekent dat er weinig bewezen effectieve jeugdzorginterventies overblijven, is dit een nogal eenzijdige wetenschapsopvatting. Het is zelfs nog maar de vraag of de RCT methode zich leent voor een onderzoeksgebied waarbij, vanwege de uniciteit van de te onderzoeken gezinnen en hun context, sprake is van n = 1 en zeer complexe wederzijdse causaliteit. Het gevaar van “Always right but never relevant”ligt dan al snel op de loer.
En hoe kom je tot een robuust RCT onderzoeksdesign als je weet dat de kracht van het succes van EKC’s schuilt in de coproductie tussen professionals en het benutten van de kracht van sociale netwerken? Hoe zonder je het effect van EKC’s af van de wijze waarop ze, mede met behulp van professionals, worden georganiseerd en bewaakt qua follow up? Ik tel zo al minimaal vier verschillende controlegroepen. En wil je dat wel, als gezond verstand, ervaringskennis en wetenschappelijke inzichten over werkzame factoren wijzen richting de noodzaak tot coproductie van excellente professionals en eigen kracht? Om te voorkomen dat het geïsoleerd en ondeskundig inzetten van EKC’s als nieuwste hype tot ingebakken teleurstellingen leidt. Het succesvol inzetten van EKC’s is geen simpel trucje. Het vergt slim zoeken naar nieuw netwerk (vergeten oom, leraar, sportcoach, ouders van vriendjes), goede voorbereiding (bijvoorbeeld ter voorkoming van contraproductieve ruzies in het familienetwerk), ondersteuning bij de follow up van gemaakte afspraken, goede timing (soms aan het begin, soms aan het einde van de hulpverlening om bereikte resultaten te borgen in een ondersteunend netwerk) en vooral een houding van egoloos hulpverlenen (genieten van het jezelf weer overbodig maken en het gezin het gevoel geven dat ze de problemen zelf oplossen).
Moeten we kwetsbare gezinnen met kinderen in de knel voorlopig niet meer helpen met EKC’s in afwachting van de resultaten van RCT onderzoek dat veelal jaren in beslag neemt? Ondanks het feit dat de wetenschappelijke evidence vanuit andere vormen van wetenschappelijk onderzoek nu al overweldigend positief is? Terwijl er nog veel te verbeteren is aan de professionele begeleiding van EKC’s en de toch al indrukwekkende resultaten dus alleen nog maar beter kunnen worden?
Dat lijkt mij van niet. De gretigheid waarmee sceptici zich steeds weer roeren als een wetenschapper de RCT kaart speelt verdient het organiseren van forse tegenkracht. Wat niet wil zeggen dat we niet een keer een poging moeten doen om eens een RCT onderzoek naar EKC’s op te zetten, hoe lastig dat ook zal blijken te zijn. De striktheid van deze wetenschappelijke methode helpt om scherp te blijven en ook meer zicht te krijgen op de duurzaamheid van effecten. De mogelijkheid daartoe is in Nederland fors toegenomen, juist omdat er inmiddels duizenden EKC’s zijn georganiseerd. Het is ook om die reden maar goed dat de voorlopers zich niet hebben laten weerhouden om door te gaan met EKC’s. Maar de belangrijkste reden om door te gaan met EKC’s is dat er ook nu al voldoende wetenschappelijk bewijs is om door te gaan.
Gemeenten laten kansen op het realiseren van besparingen liggen als ze nu een afwachtende houding aannemen. De ervaring in de Stadsregio Amsterdam leert dat het beroep op dure jeugdzorg afneemt, al kan dat dus niet één op één gerelateerd worden aan alleen de inzet van EKC’s en hangt dat mede samen met andere innovaties als generiek gezinsgericht werken en vernieuwing van het zorgaanbod. Maar het wonder van de EKC is een cruciaal onderdeel van de innovatiecocktail dit tot een duurzame jeugdzorg zal leiden.
Erik Gerritsen
Meer columns van Erik Gerritsen vindt u hier.
Prof. dr. Geert Jan Stams (Universiteit van Amsterdam, hoogleraar Forensische Orthopedagogiek)