Advertentie
sociaal / Column

De toegang: aanspreken en ondersteunen

Gemeenten moeten de komende maanden fors aan de slag om de toegang tot de jeugdzorg te realiseren, stelt Leonard Geluk (voorzitter TSJ) in zijn nieuwe column.

08 mei 2014

De Transitiecommissie Stelselherziening Jeugd (TSJ) voert op dit moment gesprekken met gemeenten ter voorbereiding op de vierde rapportage, die medio juni zal verschijnen. Met de gesprekken willen we een actueel en getrouw beeld krijgen van de voortgang bij gemeenten. Met nog acht maanden te gaan, is er weinig tijd en moet er nog veel in gang gezet dan wel gerealiseerd worden.

Breed is onderkend dat gemeenten prioriteiten moeten stellen om te zorgen dat continuïteit van zorg geborgd is per 1 januari 2015. In onze rapportage van februari hebben we als TSJ daarvoor een aanzet geleverd met vijf punten. In maart heeft het Transitiebureau Jeugd, van rijk en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) tien focuspunten voor gemeenten gepresenteerd. Op beide lijstjes heeft een adequaat functionerende ‘toegang’ een prominente plek.

Terecht, ouders en jeugdigen moeten na 1 januari ergens terecht kunnen voor vragen en advies, een plek waar ondersteuning en zorg beschikbaar is en waar een snelle en juiste doorgeleiding plaatsvindt naar gespecialiseerde zorg als dat nodig is. Het is een van de meest cruciale onderdelen van het nieuwe integrale stelsel. En een onderdeel dat op 1 januari moet functioneren aangezien de toegang vanaf dat moment geen taak is van de gecertificeerde instelling en het CIZ geen indicaties meer zal verstrekken.

De toegang is ook het onderdeel waarvoor de gemeenten zelf aan zet zijn. Waar veel onderwerpen door ‘de regio’ worden opgepakt, is de toegang een onderwerp dat veelal bij de gemeente zelf is belegd. Uit de gesprekken met de gemeenten krijgen wij een zeer divers beeld. Gemeenten die al gericht met implementatie van gebiedsteams (of wijk- of sociale teams) aan de slag zijn, al dan niet voortbordurend op bestaande pilots en of experimenten. Het zijn gemeenten die beschikken over realistische en vertrouwen wekkende  implementatieplannen.

Er zijn ook gemeenten die weliswaar op hoofdlijnen een beeld hebben hoe de toegang er uit zal gaan zien (er komt immers een wijk, buurt of sociaal team, want dat staat in de visienota), maar bij doorvragen blijkt dat er nauwelijks besluiten zijn genomen laat staan acties in gang zijn gezet over bijvoorbeeld bemensing, benodigde deskundigheden, organisatorische inbedding, mandaten, financiering, P&C, sturing en beheersing etc. Gelukkig is er dan wel vaak een ‘kwartiermaker’ die wordt belast met de concrete uitwerking van het buurtteam. Oh ja,  de kwartiermaker moet nog wel worden geworven….    

Om continuïteit te borgen, zijn er al diverse vangnetten gecreëerd. Denk aan de afspraken over de Bureaus Jeugdzorg, voor zorgaanbieders is de Transitieautoriteit in positie gebracht en voor de Jeugd-GGZ zijn afspraken gemaakt over de inkoop voor 2015 en de ondersteuning door zorgverzekeraars. Als je het speelveld op deze wijze overziet, is er op één onderdeel nog geen operationeel vangnet gecreëerd en dat heeft betrekking op het gemeentelijke handelen zelf. Wat als een individuele gemeente niet klaar is met zijn huiswerk? Tuurlijk, de staatssecretaris heeft de formele bevoegdheid om een aanwijzing te geven. Maar wanneer weet de staatssecretaris dat het zover is dat een aanwijzing nodig is en hoe lang duurt zo’n juridische aanwijzingsprocedure eigenlijk? In mijn ogen is de aanwijzingsbevoegdheid dan ook niet een instrument dat in de praktijk van de komende maanden tijdig ingezet kan worden.

Gemeenten moeten dus fors aan de slag om de toegang te realiseren, waarbij wij zien dat de voortgang bij diverse gemeenten op zijn minst twijfelachtig is. Is het erg dat daarvoor op dit moment geen realistisch vangnet beschikbaar is? Nee, zolang gemeenten elkaar maar onderling de maat durven te nemen. Gemeenten in een regio zijn onderling van elkaar afhankelijk. Achterblijvende gemeenten hebben een effect en uitstraling op de gehele regio. Als lokaal de toegang niet op orde is, is de kans reëel dat uiteindelijk meer gespecialiseerde hulp moeten worden geboden en dus ook eerder een beroep wordt gedaan op de financiële solidariteit binnen de regio. In elke regio zijn er voorlopers en achterblijvers. En de regio’s en de gemeenten weten dat ook van elkaar, of zouden dat moeten weten.

Spreek elkaar aan op de voortgang, biedt ondersteuning en accepteer ondersteuning (al dan niet onder ‘zachte’ bestuurlijke drang). Gemeentelijke samenwerking is altijd omgeven met allerlei gevoeligheden. Niet in de laatste plaats als het de verhouding en samenwerking tussen grotere gemeenten en kleinere gemeenten betreft. Van Calimero-gedrag tot ‘ik-weet-het-beter-gedrag’. Stap over deze gevoeligheden heen. Wethouders moeten lef tonen, elkaar aanspreken en elkaar scherp houden. Anders zijn de negatieve effecten te groot. Dit is een reëel risico dat niet mag optreden. Kortom: er is nog veel te doen.

Reacties: 7

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Bert
Je zou, de goede, ervaren krachten van Bureau Jeugdzorg over kunnen nemen. Dat scheelt opnieuw opleiden, kunde opbouwen en ervaring op doen. En het scheelt frictiekosten en wachtgelden.
Ilja
@Bert.



Gemeenten zouden absoluut geen zaken moeten doen met medewerkers van Bureau jeugdzorg, Leger des heils of WSG. Besparen zij zich een hoop ellende.
rechtvaardigheid / ouder
Inderdaad Ilja gemeentes moeten niet in zee met bjz/wsg/ldh. Deze organisaties en mensen die daar werken zijn inhumasn en pervers.
Jelle Daalderop / Beleidsmedewerker
Terecht maakt Leonard zich zorgen over gemeentes die nog niet ver genoeg zijn met het regelen van de toegang tot zorg. Evenzeer moeten we oppassen voor het dichtregelen en centraliseren van de toegang, een fout die op veel plekken in voorbereiding is. Dat je de toegang tot het zorgsysteem kunt regelen met een centraal orgaan is ouderwets denken. Het is alsof je het internet wil beteugelen met één heel grote gemeente-computer. Kan niet. Je moet zorg en hulp zien als een netwerk met diverse knooppunten en nadenken over hoe je de knooppunten op elkaar aansluit. Dat kan echt wel: digitale innovatie, vertrouwen in professionals en burgers kunnen gepaard met slimme budget- en kwaliteitscontrole. Een nieuwe grote toegangspoort organiseren is niet alleen duur, maar ook slecht voor mensen aan beide kanten van de jeugdhulp: cliënt noch professional zijn ermee geholpen.
Chris
De wijze waarop dit erdoorheen gejaagd wordt is meer dan verschrikkelijk, waarom geen voorbeeld nemen aan Denemarken waar 5 jaar nodig was voor dezelfde transitie en waar het nog niet helemaal loopt. En wij zijn zo arrogant dat we denken dit binnen een jaar allemaal op de rit te hebben? En de gemeentes waar een grote instelling staat, hebben zij genoeg geld om dit te financieren?

Ben bang dat er heel veel kinderen maar ook andere kwetsbare groepen heel erg de dupe gaan worden van deze ordinaire bezuinigingen!!
Jelle Daalderop / Beleidsmedewerker
Hoi Chris, je zorgen over de snelheid van bezuiniging kan ik me wel voorstellen. Anderzijds moeten we niet vergeten dat het ook wel heel erg nodig is: zorg voor jeugd is enorm versnipperd. Je kunt best een aantal dingen faseren, maar lange-baan effecten zijn ook gevaarlijk: de instellingen die wel al hebben voorgesorteerd op deze transitie gaan dan kopje onder in plaats van degenen die in de drie (!) jaar dat ze wisten dat dit ging komen hebben stilgezeten.

Nog een geruststelling voor je: een grote instelling drukt niet op het budget van de gemeente waar hij staat; zorg wordt betaald op basis van waar de inwoners die die zorg gebruiken wonen. Specialistische zware zorg wordt daarbij regionaal of zelfs landelijk ingekocht.
Menno Oosterhoff / kinderpsychiater- een van initiatiefnemers petitiejeugdggz
Ik hoor al een jaar hetzelfde van de TSJ. Er moet nog een boel gebeuren , het is zorgelijk, maar als alles op alles gezet wordt dan kan het nog. Alles kan, maar het gebeurt dus steeds maar niet.
Advertentie