Cultuurverschil nekt allochtone vrijwilliger
Allochtonen verrichten weinig vrijwilligerswerk. Hoe kan hun betrokkenheid bij de school en de sportclub worden gestimuleerd? ‘Je moet ze niet alleen vragen shirtjes te wassen, maar ook als bestuurslid.’
Burgemeesters klagen dat geen enkele allochtoon zich meldt voor de vrijwillige brandweer. De bloedbank in Amsterdam constateert dat er nauwelijks islamitische donoren zijn, terwijl moslims wel bloed ontvangen. Zwarte scholen kampen met een gebrek aan betrokken ouders en voetbalverenigingen proberen vaak tevergeefs om Turkse en Marokkaanse ouders als ‘rij-ouder’ te strikken. De bereidheid onder niet-westerse allochtonen om zich vrijwillig in te zetten voor de Nederlandse samenleving, lijkt zorgwekkend laag.
Onder de noemer ‘NL DOET’ probeert het Oranje Fonds op 18 en 19 maart het vrijwilligerswerk onder de aandacht te brengen. Vorig jaar waren er 150 duizend deelnemers, dit jaar verwacht de organisatie het dubbele aantal mensen die één dag lang de handen uit de mouwen steken voor een goed doel. Ook dit keer zullen weer veel kippen- en konijnenhokken worden opgeknapt op kinderboerderijen, pleinen opgezomerd en demente ouderen extra verwend. Hoewel bij het Oranje Fonds steeds meer allochtone vrijwilligers zich aanmelden, zijn het toch nog voornamelijk autochtone vrijwilligers.
Uit verschillende onderzoeken van onder meer het Sociaal en Cultureel Planbureau en het Verwey-Jonker Instituut blijkt dat niet-westerse allochtonen, met name Turken en Marokkanen, veel minder vaak vrijwilligerswerk doen dan autochtonen (zie ook graphic pagina 34). Als ze wel vrijwilliger zijn, is dat meestal voor een organisatie uit de eigen etnische kring, zoals de moskee. Twee factoren lijken daarbij een grote rol te spelen: sociaal-economische achterstanden en verschillen in cultuur en traditie.
De in Marokko geboren Mohamed Sini, directeur bij ROC Midden Nederland en oprichter van het Contactorgaan Moslims en Overheid, denkt dat allochtonen nog onvoldoende de voordelen inzien van vrijwilligerswerk buiten de eigen kring. Sini is zelf (onbezoldigd) bestuurslid van de Koninklijke Bond van Oranjeverenigingen en vice-voorzitter van de Vereniging Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk. ‘Mensen hebben verschillende overwegingen om vrijwilligerswerk te doen’, zegt hij. ‘Het helpen van anderen die steun nodig hebben, bijvoorbeeld. Dan kom je al snel uit in je directe omgeving. Dat is heel belangrijk overigens, er gebeurt veel goeds binnen de eigen etnische organisaties. Een andere overweging kan zijn dat je vaardigheden en kennis wilt opdoen of je netwerk wilt vergroten. Juist die voordelen van vrijwilligerswerk zien veel allochtonen nog niet.’
Dat heeft volgens hem inderdaad te maken met de sociaal-economische achtergrond. Dat hoger opgeleiden meer vrijwilligerswerk doen dan lager opgeleiden (ook bij autochtonen), komt onder meer doordat zij vaker over de nodige kennis en vaardigheden beschikken. Allochtonen zijn gemiddeld lager opgeleid, hebben een slechtere gezondheid en een krappere beurs; allemaal factoren die ook een rol spelen, net als de taal. Sini: ‘Naarmate de opleidingsgraad en de emancipatie van allochtonen toeneemt, zullen ze vrijwilligerswerk meer leren waarderen.’
Geen gezeur
Paul Verweel, hoogleraar bestuurs- en organisatiewetenschap aan de Universiteit Utrecht, is voorzitter bij de voetbalvereniging Hoograven uit de gelijknamige Utrechtse wijk. De club heeft op één studentenelftal na uitsluitend allochtone leden. Tot een paar jaar geleden kampte de club met een groot gebrek aan hulpouders. Dat is veranderd sinds er actiever met de ouders wordt gecommuniceerd, onder meer tijdens de halfjaarlijkse ouderbijeenkomsten.
‘Armoede bleek een van de oorzaken te zijn dat ouders niet thuis gaven als er gereden moest worden naar uitwedstrijden. Sommige ouders hadden geen auto, of geen geld om de benzine te betalen. Met elkaar hebben we toen besloten dat hun kinderen daarvan niet de dupe mogen worden. We nemen met zijn allen als club de verantwoordelijkheid. Dus geen gezeur als een andere ouder de kinderen wat vaker moet meenemen.’
De achterstandskenmerken van allochtonen zijn nog toepasbaarder op vrouwen. Vandaar dat Turkse en Marokkaanse vrouwen onderaan bungelen in de statistieken over vrijwilligerswerk. Volgens Trees Pels, bijzonder hoogleraar opvoeden in de multi-etnische stad aan de Vrije Universiteit en onderzoeker bij het Verwey- Jonker Instituut, willen allochtone vrouwen wél graag. ‘Autonomie en assertiviteit zijn eigenschappen die ze niet bepaald van huis uit hebben meegekregen, maar waar ze grote behoefte aan hebben. Ze zijn erg gemotiveerd om in dat opzicht te leren. Onzekerheid, gebrek aan kennis, gebrekkige taalbeheersing en mondigheid belemmeren hen in het doen van vrijwilligerswerk. Dichtbij huis wil het vaak nog wel lukken. Bijvoorbeeld bij activiteiten voor kinderen waar ook andere moeders bij zijn. Ze zijn gewend te zorgen, dus daarin voelen ze zich wel zeker.’
Civil society
Los van het sociaal-economische aspect verschilt vrijwilligerswerk in cultuur en tradities. De verschillen tussen westerse landen onderling zijn groot, zegt Lucas Meijs, hoogleraar volunteering, civil society and businesses aan de Rotterdam School of Management van de Erasmus Universiteit. ‘In de Verenigde Staten is het heel gewoon vrijwilligerswerk te doen in een ziekenhuis, ook als student. In Finland gaan studenten helpen bij een voetbalclub.’
Ook de verbreiding van vrijwilligerswerk verschilt per land. Nederland staat wat dat betreft hoog genoteerd. ‘De civil society, het maatschappelijk middenveld, is hier als overblijfsel van de verzuiling sterk ontwikkeld. Zaken die in andere landen door de overheid worden geregeld, komen in Nederland vanuit de samenleving. Voor immigranten, ook als ze uit een westers land komen, is dat vaak onwennig.’
Volgens Verweel, die veel onderzoek deed naar bestuur en organisatie in de sport, is het sportleven in Nederland uniek. ‘Bij ons wordt sport van oudsher georganiseerd via de wijk of de zuil waartoe je behoort. In de meeste landen verloopt de sportbeoefening via de school. Daar kennen ze het hele fenomeen hulpouders dus niet.’
Ook Paul Dekker, onderzoeker bij het Sociaal en Cultureel Planbureau, noemt de scherpere tweedeling tussen het publieke domein en de eigen (familie)kring in veel niet-westerse culturen. In Turkije hebben voetbalclubs vaak een lokale ondernemer als geldschieter, vertelt Dekker. ‘Die betaalt, als vorm van liefdadigheid, mensen voor klusjes die bij ons als vrijwilligerswerk gelden. Bovendien heffen de clubs geen contributie. Niet verbazend dat Turken in Nederland het vreemd vinden dat je als clublid lidmaatschapsgeld moet voldoen en ook nog geacht wordt om onbetaald mee te helpen.’
Moedermaffia
Cultuurverschil speelt ook op een ander niveau: vrijwilligerswerk is bij uitstek iets wat je doet met mensen van je eigen wijk, sociale klasse of zuil, kortom met ‘ons soort mensen’. Dat geldt zowel voor Vrouwenvereniging Tesselschade Arbeid Adelt als voor Feyenoord. Op zich is dat niet erg, vindt hoogleraar Meijs. ‘Het is een fundamenteel mensenrecht om je te verenigen met mensen bij wie je je thuisvoelt.’
Het gevolg is wel dat veel vrijwilligersorganisaties niet erg uitnodigend zijn jegens nieuwelingen. Meijs doelt op de term ‘moedermaffia’: ‘Op scholen zie je vaak een clubje moeders dat de taken verdeelt, samen doen ze gezellig de leuke dingen en anderen laten ze na afloop de troep opruimen.’
Bewuste of onbewuste uitsluitingsmechanismes, ongeschreven regels, gedragscodes en impliciete verwachtingen, kenmerken veel verenigingen en organisaties waar vrijwilligers werken en waar autochtonen ook mee te maken hebben. Meijs noemt bijvoorbeeld de beruchte ‘derde helft’ in de sport. ‘Bij hockey is het gebruikelijk na de wedstrijd wat te drinken met de tegenstander. Als je niet uit een hockeyfamilie komt, weet je dat niet. Dan moet je dat worden verteld.’
Drempelvrees
Wil een organisatie, een vereniging of een school meer actieve vrijwilligers aan zich binden, dan zal die zich moeten aanpassen, denkt Meijs. ‘Als het gaat om betaalde arbeid, zijn het over het algemeen de werknemers die zich moeten schikken in de organisatie. Maar in het vrijwilligerswerk moet de organisatie zich voegen naar de ‘werknemers’.’
Bij voetbalvereniging Hoograven hebben ze dat goed begrepen. Clubvoorzitter Verweel: ‘Je moet mensen niet alleen vragen om te rijden en shirtjes te wassen, je moet ze óók vragen als bestuurslid. Wij hebben een formulier ontwikkeld met de verschillende vrijwilligerstaken. Zo krijgen de ouders een goed beeld van het werk dat bij de club moet worden gedaan en kunnen ze intekenen voor bepaalde taken.’
Drempelvrees, de angst dat je niet goed genoeg bent, is iets waar vooral allochtone vrouwen last van hebben, zegt hoogleraar opvoeden Trees Pels. ‘Met name scholen zouden zich daarom moeten bezinnen op de manier waarop ze ouders benaderen. Allochtonen zijn van huis uit niet gewend dat ouders op school helpen en meedenken. Ze kijken erg op naar de leerkrachten en zeker naar de directeur. Je moet dus zorgen voor laagdrempelig, informeel contact, naar de ouders toegaan en vragen wat ze zouden willen doen. Nu is het vaak eenrichtingsverkeer.’
Als het om de toekomst gaat, klinken de deskundigen opvallend optimistisch. Mohamed Sini vertelt dat hij in zijn omgeving allochtonen steeds vaker vrijwilligerswerk ziet doen, ook in ‘witte’ of gemengde organisaties. ‘Het kan nog altijd beter, maar we gaan zeker vooruit.’
Het is een kwestie van het naar elkaar toe groeien van de verschillende bevolkingsgroepen, zegt Paul Verweel. ‘En in dat proces boeken we vooruitgang. Tegenstanders wennen vanzelf aan het feit dat bij ons meiden met een hoofddoek voetballen. En dat we geen bier schenken in de kantine, maar wel muntthee.’ Bij zijn club Hoograven constateert hij in het vrijwilligerswerk een ‘enorm verschil’ tussen de eerste generatie vaders en broers, de tweede en de derde. ‘Die hebben zelf gevoetbald, die weten hoe het werkt.’
Acties gemeenten
Veel gemeenten zien vrijwilligerswerk als instrument voor participatie en integratie richting betaalde arbeid, als middel om de sociale cohesie te vergroten én als een manier om het tekort aan vrijwilligers het hoofd te bieden, waar veel maatschappelijke organisaties mee kampen. Het vergroten van het aantal allochtone vrijwilligers is dan ook een belangrijk streven. Zo doen aan het landelijke, meerjarige project ‘Duizend en één Kracht’ met als doel allochtone vrouwen te begeleiden naar vrijwilligerswerk, 25 grote gemeenten mee. En kleine greep uit acties van de afgelopen jaren om meer vrijwilligers te werven:
* Breda hield in 2005 panelgesprekken met allochtone vrijwilligers en maatschappelijke organisaties om erachter te komen welke zaken van belang zijn bij werving en behoud van allochtone vrijwilligers. Volgens de gemeente waren deze gesprekken een groot succes, omdat allochtonen zich hierdoor serieus genomen voelden.
* Het jaar daarop voerde de stad de campagne ‘Handje in de rug’ om allochtone jongeren te werven als vrijwilliger. Er meldde zich niet één allochtone jongere. Voorlichtingsijeenkomsten met muziek en dans, flyers en folders ten spijt.
* Gouda organiseerde eind 2010 een boottocht voor twintig bewoners van verzorgingstehuizen en zestien allochtone vrouwen, in de hoop dat die zich na afloop zouden aanmelden als vrijwilliger. De meesten deden dat.
* Verschillende gemeenten waaronder Delft, Helmond en Tilburg hielden in 2010 een ‘Duizend en één Kansenbeurs’. In Delft kwam daar een honderdtal allochtone vrouwen op af, de helft meldde zich aan voor een vrijwilligersfunctie. De Delftse afdeling van De Zonnebloem, een ‘witte’ organisatie, heeft nu dankzij de beurs twee penningmeesters van allochtone afkomst.
Als niet westserling doe ik al jaren vrijwilligerswerk. Ik ben ook wel eens gestopt door uitspraken van authochtonen die menen dat het hun land is en zij het voor het zeggen hebben. Toen heb ik ook gedacht "doe het dan lekker zelf".
Nu ik mondiger ben kan ik de autochtonen die dit gedrag vertonen met woorden ervan overtuigen dat zij er de reden van zijn dat allochtonen geen vrijwilligerswerk willen doen en dat het niet anders is.