Corona krijgt de economie niet klein
Het beroep op de bijstand gaat de komende jaren groeien, maar een stuk minder dan eerder in de coronacrisis werd voorspeld. Dat blijkt uit de laatste economische prognoses, die opvallend positief zijn.
Verwachtingen voor bijstandsvolume bijgesteld
Het voelt wellicht als een eeuwigheid geleden, maar in juni 2020 verkondigde toen nog missionair premier Rutte dat we de ‘ergste loopings en scherpste bochten’ van de achtbaan van de coronacrisis hadden gehad. ‘Voor nu’, voegde hij er weliswaar aan toe. Het zou voorlopig de laatste coronapersconferentie worden, want vanaf 1 juli golden er bijna geen beperkingen meer, behalve de anderhalvemeterregel.
Die eerste juli leek dan ook het begin van een corona-vrije zomer die misschien zelfs het einde van de coronacrisis zou inluiden. De terrassen waren al een maand open, niemand had nog van een Britse variant gehoord en er lagen welgeteld nul coronapatiënten op de IC.
Op dezelfde dag was op de website van Binnenlands Bestuur ook een wat minder positief gestemd bericht te lezen. ‘Mogelijk 51 procent meer bijstandsuitkeringen in 2022’, luidde de kop van het artikel. Bureau Berenschot had op basis van de juni- ramingen van het Centraal Planbureau (CPB) een aantal economische scenario’s doorgerekend. In het meest pessimistische scenario, waarin we te maken zouden krijgen met een tweede golf aan coronabesmettingen, zou de werkloosheid zo’n klap krijgen dat er in 2022 ruim 625.000 mensen in de bijstand zouden zitten. Het zou dik de helft meer zijn dan in 2019, en verreweg het hoogste aantal van de afgelopen vijftien jaar.
Flink naast
Zo’n driekwart jaar later blijkt dat we er flink naast zaten. Zowel het optimisme over het verloop van de pandemie als het pessimisme over de economie bleek ongegrond. De tweede coronagolf is er inderdaad gekomen, net als de derde golf, maar die golf van nieuwe bijstandsgerechtigden laat nog op zich wachten. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) meldde in maart 2021 dat het bijstandsvolume in 2020 met slechts 3 procent was gestegen. Sterker nog: de werkloosheid nam eind 2020 en begin 2021 zelf af in plaats van toe. Ook het bijstandsvolume nam in de tweede helft van 2020 af.
De meest recente ramingen van het CPB zien er ook een stuk rooskleuriger uit dan afgelopen zomer. Martin Heekelaar, senior consultant bij Berenschot, maakte voor dit artikel nieuwe prognoses voor de ontwikkeling van het bijstandsvolume. Wat blijkt? In het meest pessimistische scenario stijgt het aantal mensen met een bijstandsuitkering tot 509.000 in 2023. Beduidend minder dan de 625.000 waar eerder rekening mee werd gehouden. De stijging ten opzichte van 2019 zou dan een kleine 23 procent bedragen, nog niet eens de helft van de alarmerende 51 procent van 1 juli 2020.
Veerkrachtiger
Hoe komt het dat de gevreesde bijstandsgolf nog nauwelijks te zien is, terwijl de lockdown toch al maanden lang hele sectoren platlegt? En waarom zijn de vooruitzichten nu zo veel beter, ondanks dat het economisch herstel nog moet beginnen? Heekelaar oppert twee mogelijke verklaringen.
Ten eerste gaat de lockdown gepaard met verlengde steunmaatregelen voor bedrijven en ondernemers, die de ontslag- en faillissementsgolf onderdrukken en mogelijk zullen uitstellen. ‘Er maken ongeveer honderdduizend mensen gebruik van de Tozo [Tijdelijke Ondersteuningsregeling Zelfstandig Ondernemers, red.] die anders mogelijk in de bijstand zouden zitten’, geeft Heekelaar als voorbeeld.
Daarnaast ziet Heekelaar ook dat mensen zich tijdens de crisis simpelweg beter lijken te redden dan voorspeld. In een arbeidsmarkt die flexibeler is dan ooit lijkt werkgelegenheid, hoe onzeker die ook is, sneller terug te veren dan voorheen. Het CPB volgt min of meer dezelfde hypothese. In zijn Centraal Economisch Plan van maart 2021 wordt de daling van de werkloosheid vooral gewijd aan het ‘krachtige productieherstel in het derde kwartaal’, toen bijna alle getroffen sectoren mochten heropenen. Het effect van de tweede golf en de tweede lockdown werd vervolgens gedempt door ‘omvangrijke steunmaatregelen’. Al met al bleek de Nederlandse economie veerkrachtiger dan verwacht. Een volledige verklaring daarvoor is er nog niet. ‘Het blijft een puzzel,’ licht één van de economen van het CPB toe.
Toch is al te veel optimisme over de ontwikkeling van de werkloosheid ongepast, waarschuwt Erik Dannenberg, voorzitter van Divosa, de vereniging voor gemeentelijk directeuren in het sociaal domein. We moeten niet concluderen ‘dat het meevalt’, schrijft hij in de jaarrapportage van de Benchmark Werk en Inkomen.
‘Achter die percentages gaan persoonlijke drama’s schuil’, aldus Dannenberg. ‘En ook nu nog zijn duizenden mensen afhankelijk van tijdelijke steunmaatregelen. Als deze maatregelen aflopen, zal een deel van hen nog steeds ondersteuning nodig hebben. Wat kunnen wij daar als gemeenten aan doen?’
Jongeren
Uit het Centraal Economisch Plan van het CPB blijkt dat de werkloosheid het sterkst schommelde onder jongeren. Bij de leeftijdsgroep 15-25 jaar ging de werkloosheid het steilst omhoog, maar veerde ook het hardst weer terug. Gegevens over de instroom in de bijstand bevestigen dat beeld. De Benchmark Werk en Inkomen van Divosa laat zien dat de instroom van jongeren tot 27 jaar het sterkst groeide van alle leeftijdsgroepen. Dat is echter ook de groep die het snelst weer uitstroomt, bijvoorbeeld omdat ze een nieuwe (tijdelijke) baan hebben gevonden of omdat ze besluiten (opnieuw) te gaan studeren. De groep die het kortst in de bijstand zat, profiteerde als eerste van de aantrekkende economie in de tweede helft van 2020, concludeert Divosa.
Wat ook opvalt, zijn de regionale verschillen in de ontwikkeling van de bijstand. Zo had de regio Rijnmond in december 2020 te maken met een instroom van bijna 7 procent hoger dan een jaar eerder. In Groot Amsterdam en West-Brabant ging het om een stijging van iets minder dan 5 procent. In Midden-Limburg fluctueerde de stijgende instroom door het jaar heen, maar eindigde uiteindelijk maar een half procent hoger dan eind 2019. In Zeeland en de Achterhoek lag dat ‘slotpercentage’ op respectievelijk 1,2 en 1,4 procent hoger dan in 2019.
Zo kan de teruggevallen werkgelegenheid, die landelijk weliswaar beperkt is gebleven, op lokaal niveau toch een grote impact hebben. Volgens schattingen van de gemeente Amsterdam is het aantal minimahuishoudens (met een inkomen tot 120 procent van het sociaal minimum) in 2020 met 10 procent gestegen ten opzichte van 2019.
Loopings
Hoe de toekomst eruitziet, hangt met name van de ontwikkeling van de pandemie af. Voor de komende jaren stelde het CPB drie scenario’s op. De basisraming gaat ervan uit dat de steunmaatregelen eind juni 2021 aflopen, waardoor de uitgestelde ontslagen en faillissementen toch zullen vallen, met stijgende werkloosheid als gevolg. In het pessimistische scenario krijgen we te maken met nieuwe coronavarianten en verlengde contactbeperkingen. Daardoor blijven bestedingen uit en zal de werkloosheid, met name vanaf 2022, nog verder stijgen.
In het optimistische scenario komt het herstel van werkgelegenheid sneller op gang dan verwacht omdat huishoudens hun tijdens de lockdown opgepotte spaargeld sneller gaan uitgeven. Hoe dan ook moeten de ‘ergste loopings en scherpste bochten’ van het economisch herstel nog komen.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.