Eindsprint of warming up?
De afgelopen maanden is de transitiehectiek tot ongekende hoogten geklommen. Binnen gemeenten, zorgaanbieders en rijksoverheid wordt keihard gewerkt om een basisstructuur te hebben staan om aan de nieuwe verantwoordelijkheden van gemeenten invulling te kunnen geven. Is deze transitiehectiek een eindsprint om het startpunt te bereiken of is dit de warming up geweest om vanaf januari de transformatie–marathon te kunnen lopen?
Vanaf 1 januari is het zover. Gemeenten worden integraal verantwoordelijk voor alle ondersteuning en hulp aan jeugdigen en gezinnen. Een mijlpaal in de geschiedenis van de jeugdhulp in Nederland: voor het eerst wordt één overheid integraal verantwoordelijk.
De afgelopen maanden is de transitiehectiek tot ongekende hoogten geklommen. Binnen gemeenten, zorgaanbieders en rijksoverheid wordt keihard gewerkt om een basisstructuur te hebben staan om aan de nieuwe verantwoordelijkheden van gemeenten invulling te kunnen geven. Is deze transitiehectiek een eindsprint om het startpunt te bereiken of is dit de warming up geweest om vanaf januari de transformatie–marathon te kunnen lopen?
Om hier een antwoord op te geven ga ik terug naar een moment dat een onuitwisbare indruk op mij heeft gemaakt en bepalend is geweest voor mijn bestuurlijke inzet om de jeugdzorg te willen veranderen: de dood van het meisje Gessica. U kent haar waarschijnlijk beter als het Maasmeisje. Gessica is in 2006 door haar vader vermoord. Haar lichaamsdelen werden in sporttassen teruggevonden in de Maas. In die tijd was ik wethouder in Rotterdam; de stad waarin Gessica woonde, naar school ging, werd gezien door consultatiebureaus, huisartsen, jeugdgezondheidszorg, waar ze bekend was bij jeugdzorg en waar ze werd vermoord. Rotterdam is ook de stad waarin een stuk of twintig instanties haar ooit hebben gekend en de stad waar ze vier maanden van de aardbodem was verdwenen zonder dat ze als vermist werd opgegeven.
Natuurlijk is Gessica in al zijn heftigheid niet representatief voor het overgrote merendeel van de kinderen die zijn opgenomen in het systeem van jeugdhulp en er is sindsdien veel in gang gezet om tot betere zorg te komen. Toch kom ik aan de vooravond van de stelselwijziging terug op Gessica omdat het wel een incident is dat uitgebreid is onderzocht en scherp het falen van het ’oude’ systeem blootlegde. Het kan daarmee ook nuttig zijn om te leren van het verleden.
Ik heb niet de illusie dat met een systeemwijziging incidenten als met Gessica tot het verleden zullen behoren. Laat daar geen misverstand over bestaan. We leven helaas in een wereld waar sommige vaders in een psychose hun kinderen verschrikkelijke dingen aandoen. Wat wel moet is: leren om te komen tot betere ondersteuning en zorg voor kinderen die kwetsbaar zijn.
De dood van Gessica is grondig onderzocht. Het rapport ‘Brede zorgcoördinatie noodzakelijk’ uit mei 2007 is een onderzoek van de Inspectie voor de Gezondheidszorg, de Inspectie van het Onderwijs, de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid en de Inspectie jeugdzorg naar de onderlinge samenwerking van de vele instanties die in het leven van Gessica een rol hebben gespeeld. Conclusies uit dit onderzoek waren onder andere dat er problemen met Gessica werden gesignaleerd, maar dat de signalering echter niet steeds tot de juiste acties heeft geleid; dat risicofactoren in het gezin en de omgeving onvoldoende in beeld waren bij de hulpverleners en andere betrokkenen en dat de informatie-uitwisseling tussen ketenpartners te beperkt was.
Verder was er onduidelijkheid in de wetgeving en in de praktijk over wie de zorg moet coördineren; is er nooit sprake geweest van brede zorgcoördinatie en doordat vader niet wilde meewerken, kwam het gewenste niveau van zorg niet tot stand.
Als ik nu de aanbevelen (en het rapport) teruglees, zie ik er twee hoofdthema’s in. Ten eerste het vraagstuk rondom zorgcoördinatie en regie. Hierin is de nieuwe Jeugdwet duidelijk: ‘Indien er sprake is van multiproblematiek op meerdere sociale vlakken, zoals bijvoorbeeld opgroei- en opvoedproblematiek, financiële problemen, problemen met huisvesting, dienen de jeugdhulp, de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering zoveel mogelijk integraal en in samenhang met andere hulp te worden verleend.’ (Jeugdwet, Memorie van Toelichting, art 2.1, onderdeel f).
De wetgever heeft hiermee volstrekt helder gemaakt dat het de gemeentelijke verantwoordelijkheid is om de zorgcoördinatie te organiseren. Ten tweede gaat het over de vraag hoe in de praktijk van alledag signalen worden opgepikt, doorgeleid en actie wordt ondernomen. Het gaat dan om professioneel handelen, weten wat werkt, weten wanneer de problematiek de eigen professionaliteit te boven gaat om tijdig kunnen ‘opschalen’. Dit vereist reflectie en leren. Dat is niet in een wet te regelen maar vereist continue inzet van professionals en de gemeente als bestuurlijk verantwoordelijke.
Terugkomend op de beginvraag: eindsprint of warming up? Beiden! We zitten nu midden in het eindspel van een jarenlang traject dat leidt tot een eenduidige bestuurlijke verantwoordelijkheid bij de gemeenten. Daarmee zijn we er nog lang niet. Betere, snellere en effectievere ondersteuning en zorg van jeugdigen en hun ouders kan alleen in de praktijk van alledag gerealiseerd worden. Binnen de nieuwe structuur van de Jeugdwet zal dit alleen lukken met een continu investeren in reflectie en leren, vanaf de uitvoeringspraktijk tot het niveau van de bestuurlijk opdrachtgevers. Een opgave van jewelste die nog veel tijd en energie zal vragen. Wel eentje waar veel eer is te behalen en waar je als gemeente het verschil kan maken voor de meest kwetsbare kinderen in onze samenleving. De huidige generatie wethouders jeugd hebben een prachtige baan!
Reacties: 3
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Mee eens, maar mij gaat het om de mensen die nu hulp willen. Zij kunnen niet terecht in de oude werkwijze en de nieuwe werkzijze is er nog niet.
En dat is de oorzaak van de zojuist ontstane problemen bij de aanmelding, door ouders, scholen en het CJG van nieuwe gevallen in december 2014.
Bureau Jeugdzorg is zijn werkzaamheden in het vrijwillig kader aan het afbouwen, planning voor gesprekken zit vrijwel vol tot 31-12-204 en de nieuwe uitvoerder, de gemeenten, kunnen pas 01-01-2015 beginnen. De sollicitatieprocedures lopen nog en er is geen organisatorisch kader. Zaken die nu opgepakt moeten worden dreigen en blijven al liggen tot na 5 januari 2015. Medewerkers lopen nu al tegen een muur. Er ontstaat per direct een wachtlijst van 5 tot 6 weken. Staatssecretaris Van Rijn beloofd: "Jeugdhulp voor 2015 gewaarborgd" , maar hij vergeet december 2014. Er is geen overgangsfase ingebouwd. Gemeenten en Bureau Jeugdzorg moeten per direct om de tafel om geen kinderen tussen de wal en het schip te laten vallen in een overgangsfase te krijgen.