22 Rotterdamse bijstandsmiljoenen niet meer te innen

De gemeente Rotterdam moet een slordige 22 miljoen euro aan uitstaande bijstandsvorderingen afboeken omdat die niet meer te innen zijn. Dat schrijft wethouder Richard Moti (werk en inkomen, PvdA) aan de gemeenteraad.

Duiding gevolgen CRvB-uitspraak

Die constatering volgt op een uitspraak van de Centrale Raad voor Beroep. Die oordeelde onlangs dat Rotterdam een bijstandsschuld niet meer kon invorderen omdat zij de verjaring daarvan niet correct had gestuit. Moti wil de raad met de brief een eerste duiding geven van de gevolgen van de CRvB-uitspraak. De wethouder laat weten dat er nog veel individuele fraudevorderingen onderzocht moeten worden en dat hij een schatting heeft gemaakt van het maximale risico als gevolg van de CRvB-uitspraak.

‘Vertrokken onbekend waarheen’

Daaruit komt dat de gemeente maximaal 14,9 miljoen euro niet meer terugziet omdat de verjaring niet gestuit is volgens de richtlijnen van de rechtbank. Daarbij telt Moti nog een bedrag van 7,3 miljoen euro op. Dat is het totaal aan uitstaande vorderingen bij mensen die in de Basisregistratie personen (Brp) als ‘vertrokken onbekend waarheen’ vermeld zijn. De gemeente dekt het risico van 22 miljoen af met voorziening Debiteuren voor juridische en invorderingstechnische risico’s. In die pot zit momenteel 105,1 miljoen euro.

Aan voorwaarden voldaan

Volgens Moti voldoet de gemeente Rotterdam voldoet momenteel aan de voorwaarden voor het stuiten van verjaring die de CRvB in de uitspraak heeft gesteld. Sinds vorig jaar stuurt Rotterdam inwoners met een schuld bij de gemeente jaarlijks een overzicht van de schulden en afbetalingen. Wel wordt er nog gekeken naar het verbeteren van de communicatie naar aanleiding van de CRvB-uitspraak.