Waterschappen vele miljoenen het slib in
Tientallen miljoen euro’s aan onvoorziene kosten moesten de waterschappen al aftikken voor de verwerking van zuiveringsslib. Nu wordt er eindelijk gewerkt aan een ‘robuust plan’. ‘Het is een heel lastig onderwerp; ik ben voorzichtig met wat ik zeg.’
Zuivering is hoofdpijndossier
Aan een Maastrichtse kade heeft Water bedrijf Limburg (WBL) permanent duwbakken klaarliggen. Daarin slaat het bedrijf zuiveringsslib op, mocht dat opeens nodig blijken. ‘Vorig jaar hebben we enkele duizenden tonnen opgeslagen. We produceren per maand 8.000 ton slib. We hebben een periode gehad waarin we die maandvoorraad opgeslagen hadden. Dat was de piek’, vertelt bestuurder Arnold Jansen van Waterschap Limburg.
Die piek had te maken met een kapotte slibdroger en een afnemer die de slibkorrels niet hoefde te hebben. ‘Mede gelet op de omvang van de (dreigend) groeiende financiële consequenties ligt dit dossier op directieniveau en is het gekwalificeerd als een “bedrijfscalamiteit”’, zo meldt de Directierapportage 2e kwartaal 2019. Die calamiteit kostte in 2019 4,76 miljoen euro, aldus het financieel jaarverslag. Dit jaar heeft WBL 3,8 miljoen euro uitgetrokken om in Susteren een tijdelijke slibopslag aan te leggen. De duwbakken in Maastricht blijven voorlopig liggen, want het waterschap wil niet het risico lopen dat het de acht kiepwagens met slib die dagelijks vrijkomen op de rioolwaterzuiveringsinstallaties niet kwijt kan.
Een slordige 250 kilometer noordelijker, in het Drentse dorpje Echten, moest Waterschap Drents Overijsselse Delta eind 2018 onverhoopt zijn slibvergistingsinstallatie stilleggen. ‘Dit betekende dat we voor (tijdelijke) extra kosten kwamen te staan, zoals extra transportkosten, schoonmaakkosten tanks, geen energieproductie en meer kosten voor eindverwerking. Daarom is op basis van die inschatting voor 2019 een bedrag van € 2,5 miljoen en voor 2020 een bedrag van € 2,0 miljoen opgenomen in de begroting 2019’, aldus een bestuursrapportage uit 2019.
Het bekendste voorbeeld van slibpijn dateert van juli vorig jaar, toen bij Afval Energiebedrijf Amsterdam (AEB) opeens vier van de zes verbrandingslijnen uitvielen. Die verbrandden ook het zuiveringsslib van Waterschap Amstel Gooi en Vecht, dat prompt in zijn maag zat met de dagelijkse portie afval van 250 ton zuiveringsslib. Dus reden vorig jaar kiepwagens in totaal 27.000 ton slib naar elders, zoals het Zeeuwse Terneuzen en het Groningse Delfzijl. Daar wordt het tijdelijk opgeslagen, totdat het naar Verenigd Koninkrijk kan worden geëxporteerd of misschien toch nog elders verwerkt kan worden.
Prijskaartje: 8,6 miljoen euro. Daar komen tot 2022 nog eens 9,5 miljoen euro bij, omdat AEB niet meer de afgesproken 100.000 ton per jaar kan verwerken, maar nog maar 60.000 ton. AGV claimt onkosten bij AEB, maar in de laatste tariefprognose (14 mei jl.) gaat de rekening naar burgers en bedrijven die volgend jaar 1 procent extra stijging van zuiveringslasten tegemoet kunnen zien.
Kunst- en vliegwerk
Jaarlijks produceren de waterschappen pakweg 1,3 miljoen ton zuiveringsslib, maar het kost hen steeds meer moeite het slib kwijt te raken. De meerkosten om met kunst- en vliegwerk onvoorziene partijen slib kwijt te kunnen, bedragen voor de drie voorbeelden hierboven ruim 30 miljoen euro. Ook voor de reguliere slibstroom wordt het lastiger. ‘Er is landelijk een tekort aan verwerkingscapaciteit en de verwerkingstarieven die recent zijn aangeboden aan andere waterschappen laten een sterk stijgende trend zien’, constateert het Waterschap Drents Overijsselse Delta in de Meerjarenbegroting 2020-2023. Dat roept de vraag op: hoe kan het dat er onvoldoende verwerkingscapaciteit is voor het Nederlandse zuiveringsslib?
Al sinds 2013 worden aanbod en verwerkingscapaciteit van zuiveringsslib – het meeste slib wordt, deels na vergisting of droging, verbrand – jaarlijks gemonitord. Daarmee houden de waterschappen een vinger aan de pols. De laatste editie van die monitoring, verscheen in oktober 2018. Dit rapport van RoyalHaskoning- DHV (RHDHV), Inventarisatie slibeindverwerking 2018, waarschuwt enerzijds voor tekorten en stelt anderzijds gerust dat die zullen afnemen: ‘Het tekort neemt vanaf 2019 af, maar de bezetting blijft ook tot en met 2023 kritisch voor het opvangen van pieken in de aanvoer en eventuele tegenvallers bij de opgegeven prognoses.’
Een waarschuwende vinger werd al het jaar daarvoor opgestoken door de toenmalige directeur van Slibverwerking Noord- Brabant (SNB), jaarlijks goed voor een slordige 450.000 ton slibverwerking. Duitsland zou volgens de directeur als exportland voor Nederlands slib wegvallen. ‘Nederland exporteert nu nog ruim 20% slib naar verwerkers in Duitsland’, zo verklaart hij in een bericht van 7 februari 2017 op snb.nl. ‘Die mogelijkheid komt te vervallen, want Duitsland krijgt de handen meer dan vol aan het verwerken van de eigen slibproductie.’
Goed mis
In de loop van 2017 viel de Duitse import inderdaad stil, overigens om een andere reden dan waarvoor de SNB-directeur waarschuwde. Het noodzaakte slibverwerker GMB 85.000 ton slibgranulaat, dat eerder verbrand werd in Duitse energiecentrales of werd gebruikt als compost, te storten. Ook SNB stortte slib in dat jaar, net als in 2018 overigens. Storten is de onderste trede van de fameuze ladder van Lansink, die de voorkeursvolgorde voor afvalverwerking aangeeft. Is dat geen signaal dat er iets goed mis is met de slibver werking in Nederland?
Je oor te luister leggen in de wereld van de slibverwerking is niet zo makkelijk. Neem een bezoekje aan de opslag van Amsterdams slib in Terneuzen. René Koppenaal, directeur van afvalbedrijf Beelen, dat zich profileert als ‘the waste innovators’, houdt de deur dicht. ‘We hebben daar al zo veel media-aandacht over gehad. Ik wil daarvoor bedanken’, reageert hij kort en zakelijk. De vragen hoeveel ton zuiveringsslib er in Terneuzen ligt en of hij zuiveringsslib van andere waterschappen opslaat laat hij onbeantwoord. Slibdeskundige Berend Reitsma van adviesbureau Tauw, die waterschappen regelmatig adviseert over het verwaarden van slibstromen, ziet een interview met Binnenlands Bestuur niet zitten. ‘Het is een heel lastig onderwerp; ik ben voorzichtig met wat ik zeg’, ontglipt hem nog wel.
Hij verwijst door naar Jan Peter Speelman, afdelingshoofd afvalwaterketen bij Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard en in de Regiegroep Slibeindverwerking namens alle waterschappen bezig met het tekort aan slibverwerking. Hij verwijst op zijn beurt door naar beleidsmedewerker innovatie Ruud van Esch van de Unie van Waterschappen.
Ook Ellen van Voorthuizen, auteur van Inventarisatie slibeindverwerking, verwijst naar Van Esch en mailt op voorhand dat ze niks heeft toe te voegen aan diens woorden. Van Esch laat weten dat het binnen de UVW regel is dat contacten met de media via de afdeling communicatie gaan. In oktober 2019 zijn Voorthuizen, Reitsma en Van Esch overigens in het tijdschrift H2O (‘Tot over de oren in de slibcrisis’) aan het woord geweest. Maar het was ‘lastig om dat op te schrijven’, aldus Reitsma.
Uitdagend
Sander Mager, bestuurslid van Waterschap Amstel Gooi en Vecht (AGV) en voorzitter van de Commissie Waterketens en Emissies van de Unie van Waterschappen wil wel vragen beantwoorden. Mager heeft zowel bij AGV als bij de unie het slibdossier, dat hij ‘uitdagend’ noemt, op zijn bordje liggen. De unie meende rond 2012 juist dat er overcapaciteit slibverwerking zou ontstaan, schetst hij. Met ‘energiefabrieken’ zouden waterschappen energie uithet slib halen en het slibvolume fors terugdringen. ‘Dus er is juist gestuurd om overcapaciteit te voorkomen. Er is gezegd: laten we geen capaciteit bijbouwen.’
Maar de energiefabrieken kwamen langzamer van de grond dan verwacht, de reductie van slibvolume viel tegen en vervolgens viel de Duitslandroute weg. ‘Eind 2018 is geconstateerd: we moeten scherp aan de wind zeilen. In plaats van overcapaciteit lijkt er ondercapaciteit. We hebben gezamenlijk geconstateerd: als we elkaar helpen, dan redden we dat.’
Uiteindelijk zouden de energiefabrieken het slibvolume verkleinen. ‘Toen ontstond de crisis bij het AEB en was meteen duidelijk: als je zo scherp aan de wind zeilt kun je zo’n crisis niet hebben.’ In maart van dit jaar hebben de waterschappen besloten dat er een ‘robuust plan’ moet komen, om dit soort crisissituaties te voorkomen. Daarvoor doet de unie nu onderzoek. Vervolgens zal het uniebestuur een plan maken waarover de ledenvergadering uiterlijk december dit jaar zullen gaan stemmen. De uitvoering van dat plan valt logischerwijs in 2021. Is dat niet wat laat, vier jaar na het waarschuwingssignaal van de SNB-directeur? ‘Dat is een beetje een rare karikatuur’, reageert Mager. ‘Er is in de tussentijd veel gebeurd.’ Hij verwijst naar het rapport van RHDHV, dat ook gaat over het wegvallen van de Duitse markt. ‘Eind 2018 was het signaal: ja, dit redden we nog, mits we dit goed afstemmen en met de kennis van nu zeg ik: mits er geen crisis overheen komt.’
Stroperig
Het verwijt dat de besluitvorming bij waterschappen stroperig is, zoals een aanbieder van een nieuwe slibverwerkingstechniek suggereert, doet Mager lachen. ‘De een noemt het stroperig. De ander zorgvuldig’, zegt hij. ‘Uiteindelijk werken we met publiek geld en je wil niet dat je voor een incidenteel probleem een investering doet die na twee jaar niet meer nodig is.’ Maar staat daar niet tegenover dat het ad hoc wegwerken van slibpieken miljoenen euro’s extra kost? ‘Mee eens. Dat is precies de reden waarom we met elkaar dit traject doen en in mijn beleving doen we dat voortvarend.’ In de tussentijd hebben de waterschappen vorig jaar wel nog bij het ministerie van I&W gepolst of ze geen slib in rijksdepots kwijt konden. Het ministerie hield de boot af en zei dat het tijd was dat de waterschappen een ‘ robuust plan’ maken.
Dat plan zal volgens Mager drieledig zijn: op de korte termijn gaan de waterschappen op zoek naar nieuwe afzetroutes (zoals België), nieuwe technieken en het beter inzetten van de verwerkingscapaciteit. ‘Als we beter van elkaar weten hoeveel verwerkingscapaciteit er is, dan kunnen we reservecapaciteit efficiënter benutten. Voor de middellange termijn’, vervolgt hij, ‘gaan we bij nieuwe aanbestedingen reserveverwerkingscapaciteit bouwen.’ Mocht het dan onverhoopt toch niet lukken, dan moet er een calamiteitenplan klaarliggen, waarmee Mager hoopt terecht te kunnen bij rijksdepots. Allemaal voor het geval dat ... ‘Daarnaast zijn we bezig met innovatieve technieken om de slibproductie te verminderen.’
Bestuurder Jansen van Waterschap Limburg wijst erop dat het lastig is om snel te reageren op veranderingen. Zo kijkt zijn waterschap naar alternatieve afzetkanalen. ‘We zijn in gesprek met een ondernemer die zegt: naast varkensmest zou ik jullie slib kunnen verwerken. Daar moet een proef voor gestart worden. Daar hebben we een vergunning voor nodig, dus dat gaat niet echt snel.’
Risico
Een tweede slibdroger bouwen zou een oplossing kunnen bieden om slib te verwerken, filosofeert hij hardop. ‘Dan kan ik veel meer drogen dan we in Limburg produceren, maar dan moet ik ook weer een afzetkanaal voor mijn slibkorrels hebben. De vraag is of dat op dat moment nodig is.’ Tijdens een crisis kan zomaar de vraag naar cement en daarmee naar de slibkorrels stilvallen. ‘Je loopt het risico op broei, dus die moeten in een silo met stikstof worden opgeslagen. Dat is een kostbare oplossing. Al die factoren spelen een rol bij de afwegingen die je maakt rondom de afzet van je slib en slibproducten.’
‘Dat is het zuiveringsslib’, wijst directeur Silvester Bombeeck van SNB in een losruimte naar een modderige, zwarte klodder – de scherpe geur doet denken aan een varkensstal – tussen betonnen dorpels die achteruitrijdende vrachtwagens tegenhouden. Even later manoeuvreert een chauffeur behendig zijn glimmende kiepwagen achteruit een van de vier losruimtes in om zijn vracht slib te lossen. Dagelijks komen veertig tot vijftig vrachtwagens een slibvracht lossen. Na mengen en drogen belandt het slib in een van de vier verbrandingsovens. Wat resteert is roodbruin as, 8 à 9 procent van het oorspronkelijke slibvolume, dat bruikbaar is in de productie van betontegels en asfalt.
Bombeeck benadrukt de goede samenwerking tussen de waterschappen, maar ontkent de slibproblemen niet. ‘Wij hebben als verwerkers geroepen: jongens, pas op. Daar moeten we iets aan doen. In de laatste drie jaarverslagen hebben we daar iets over gezegd. In 2018 zaten we met onze handen in het haar waar we met slib heen moesten’, vertelt hij. ‘Achteraf kun je zeggen: hadden ze (de waterschappen, red) niet wat sneller moeten reageren? Ik denk van niet. In 2019 hadden we circa 50.000 ton minder slib dan in 2018. Dat is het effect van de energiefabrieken. De druk neemt af. Wat niemand heeft voorzien is dat de Duitse markt op slot ging. En als de AEB er dan nog bij komt ... dan heb je de wet van Murphy.’
Voor de toekomst wijst de SNB-directeur op de risico’s die energiefabrieken met zich meebrengen: ‘Dat is allemaal nieuwe techniek.’ Zijn advies aan de waterschappen: bouw een reservecapaciteit in van 10 procent van de slibproductie om een crisis zoals met de AEB op te vangen.
Slib in cijfers
* 1,3 miljoen ton: jaarlijkse hoeveelheid zuiveringsslib die via waterschappen bij Nederlandse rioolwaterzuiveringsinstallaties belandt.
* 80-100 euro: tarief dat waterschap per ton zuiveringsslib aan eindverwerker betaalt.
* 204 miljoen euro: totale slibverwerkingskosten in 2016.
* 130.000 ton: niet door zuiveringsinstallaties verwerkt, gestort slib in 2018.
* 325.000 ton: omvang jaarlijkse exportvergunningen voor zuiveringsslib (tussen 2018 en 2020).
* onbekend / niet centraal geregistreerd: extra kosten die de waterschappen in crisissituaties hebben gemaakt voor slibverwerking.
* onbekend: omvang van de berg zuiveringsslib waarvoor geen verwerkingscapaciteit beschikbaar is in Nederland.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.