Te weinig waardering voor RO-ambtenaar
De tijdgeest op gemeentehuizen is de ambtenaren ruimtelijke ordening niet welgezind. Daarom zoeken ze hun heil elders, meent bestuursadviseur René Scheffer.
In eerdere edities van Binnenlands Bestuur (nrs. 25 en 26) las ik over het ernstige tekort aan personeel op de afdelingen ruimtelijke ordening bij de gemeenten. De arbeidsmarkt zou er debet aan zijn. Vacatures blijven onvervuld en gemeenten zijn gedwongen om veel duurdere ZZP’ers of adviesbureaus in te huren. Bij de tekorten aan de ambtenaren ruimtelijke ordening speelt volgens mij echter meer dan alleen de hedendaagse arbeidsmarkt.
Het werk van de huidige ro-ambtenaar, en dan bedoel ik met name plantoetsers, ro- en handhavingjuristen, is niet gemakkelijk. Juist zij, zeg maar de kern, de ambtelijke middengroep van veel gemeentehuizen - de schalen 8 tot en met 10 - zitten in de verdrukking. De tijdgeest op de gemeentehuizen lijkt hen niet welgezind. Zij maken geen deel uit van top-, staf- en leidinggevende functies. Hun werk leent zich niet voor snelle oneliners in een powerpointpresentatie en de tijd dat ze wat konden ritselen voor een wethouder of raadslid is allang voorbij. Juist op hun werkterrein komen veel spanningsvelden samen.
Er is altijd de noodzaak om adequate en juridisch dichtgetimmerde besluiten voor te bereiden. Het liefst in helder taalgebruik en met oog voor de belangen van de klant. Een klant overigens die niet helder te definiëren is, evenmin als die andere klant in hetzelfde dikke dossier, de met een volstrekt tegengesteld belang klagende buurman. Of de man verderop in de straat die op precedentwerking wacht en zich als een havik op de gemeente stort om dezelfde grotere dakkapel te krijgen als die ander. Over het dienen van het algemeen belang hebben we het maar niet meer.
Bij ruimtelijke ordening gaat het niet over vage doelgroepen als subject voor beleid of over strategische verkenningen over maatschappelijke situaties die ongewis zijn. De ruimtelijke ordeningambtenaar moet dealen met - vaak boze - mensen van vlees en bloed. Voor de een duurt de beslisperiode veel te lang en bij de ander, de nog bozere buurman, is er louter onbegrip voor het uiteindelijke besluit. De burgers hebben ook nog eens in de gaten dat een bezwaarprocedure een gratis kansspel is, waarin veel geoorloofd is. De uiteindelijke verliezers wenden zich vaak tot het gemeentebestuur om beklag te doen over het te starre of juist te toegevende gedrag van de betrokken ambtenaar ruimtelijke ordening - en ze ontmoeten soms nog begrip ook.
Er is meer. De volgende zaken verergeren de geschetste problemen. Als eerste de hedendaagse instroom van leidinggevend kader. De instroom van leidinggevend kader was vroeger helder, via de Bestuursacademie of andere hogere beroepsopleidingen; meestal leidinggevenden die ervaring hadden in een juridische functie. Daarnaast waren er academici, vooral juristen en planologen. Deze lichtingen leidinggevenden hadden doorgaans begrip voor de gecompliceerde en gevoelige afwegingen waarmee van medewerkers ruimtelijke ordening te maken hebben.
Dat is nu allemaal veel minder vanzelfsprekend. Er wordt nu - deels terecht - veel meer gekeken naar leidinggevende competenties en minder naar vakkennis. Maar soms dreigt dat door te schieten en dat betekent dat de ro-medewerker nog meer een loner is - eenzaam in zijn vak.
Als tweede noem ik de sinds enkele jaren toegenomen neiging van veel gemeenteraden om een ‘slank en slagvaardig’ ambtelijk apparaat te willen inrichten. Een slank ambtelijk apparaat betekent niets anders dan beperking van het aantal medewerkers. ‘Slagvaardigheid’ op ro-gebied met minder mensen? Dat kan niets anders betekenen dan meer willekeur, achterstanden en nog bozere burgers.
Daarnaast is er de steeds meer in zwang rakende mediation en pre-mediation. Op zich een goede ontwikkeling waarmee het aantal bezwaarschriften kan worden beperkt. Echter: in gevallen waar het niet werkt, levert het een extra spanningsveld op en daardoor een reden voor de inzet van nog zwaarder geschut in de bezwaar- en beroepsfase en klachtenprocedure: ‘Hoe durfde de ambtenaar mij dit voor te stellen, hij kiest partij!’
Ten derde hebben de ambtenaren ruimtelijke ordening - net als vele andere ambtenaren - te maken met steeds weer nieuwe wetgeving. Dat kost veel energie - evenals het voortdurende uitstel van aangekondigde wetten. Ook krijgen ze te maken met de inzet van shared service centers (voor sommigen een emotioneel afscheid van de moederorganisatie) en duaal bestuur, waardoor de raad zich eerder identificeert met de burger en zich veel minder opstelt als medeverantwoordelijke voor regels en beleid.
We zien nu vooral op ro-gebied een toenemende stroom naar de particuliere adviesmarkt. Daar is het kennelijk goed werken voor vijfhonderd euro per maand meer, een leaseauto en een werkgever die echt blij met je is. En net op het moment dat de inlenende organisatie (doorgaans na een half tot anderhalf jaar - het lijkt wel een ‘gewone’ relatie) inziet dat het betrokken individu ook zijn karakterologische minpunten kent, komt er weer een nieuwe kracht die de hemel in wordt geprezen. Mijn advies aan gemeentebesturen en topmanagement: koester uw eigen ro-ambtenaren, verdiep u in hun werk en afwegingen, school ze en help mee hun moraal op peil te houden.
René Scheffer, bestuursadviseur openbare orde en veiligheid gemeente Zeist, waarnemend voorzitter Awb-hoor- en adviescommissie (op persoonlijke titel)
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.