Platteland in aanbouw
De reconstructie van het platteland is in vijf provincies in volle gang. Er liggen tientallen aanvragen voor nieuwe varkensstallen en kippenfokkerijen.
Noord-Brabant telt verreweg de meeste kippen en varkens. Maar Overijssel is koploper als het gaat om het reserveren van grond waar de intensieve veehouderij zich in de toekomst mogelijk mag ontwikkelen. Hiermee biedt deze oostelijke provincie in theorie de meeste ruimte aan de inmiddels beruchte megastallen.
Uit inventariserend onderzoek door Binnenlands Bestuur blijkt dat bij gemeenten in de provincies Noord-Brabant, Overijssel, Gelderland en Limburg tientallen aanvragen zijn ingediend voor de vestiging van nieuwe intensieve veehouderijen. In Utrecht, dat samen met buurprovincie Gelderland één gebied heeft aangewezen waar dit mogelijk is, zijn nog geen aanvragen bekend.
De vijf genoemde provincies zijn in 2002 wettelijk verplicht tot een reconstructie van hun platteland. Dit werd vastgelegd in de op initiatief van toenmalig landbouwminister Jozias van Aartsen (VVD) tot stand gekomen Reconstructiewet Concentratiegebieden.
Aanleiding voor deze wet was het uitbreken van de varkenspest in 1997. Toen deze gevreesde veeziekte steeds verder om zich heen greep, kondigde Van Aartsen een ingrijpende herstructurering van de intensieve veehouderij aan. De aandacht ging uit naar de provincies met de grootste concentraties varkens. Van Aartsen opperde onder meer verkleining van de veestapel en het aanwijzen van varkensvrije zones.
De aanleiding voor de wet was al achterhaald voordat de uitvoering ervan haar beslag kreeg. In 2004 besloot Europa toestemming te geven voor de vaccinatie van varkens, waarop de varkensvrije zones konden worden geschrapt. Als uitvloeisel van de nieuwe wet, waren de vijf betrokken provincies op dat moment echter al druk bezig met het opstellen van hun reconstructieplannen. Gaandeweg werd de aandacht verlegd naar doelstellingen op het gebied van milieu, natuur, landschap, water, landbouwontwikkeling en leefbaarheid, zoals die ook in de wet al waren vastgelegd.
Ongewenst
Op dit moment zijn nog altijd honderden intensieve veehouderijen gevestigd op plekken waar zij volgens de provinciale reconstructieplannen eigenlijk niet meer gewenst zijn, blijkt uit de inventarisatie door Binnenlands Bestuur. Deze zones zijn aangemerkt als ‘extensiveringsgebied’. Natuur of woningen liggen zo dichtbij, dat de hier gevestigde bedrijven niet alleen zichzelf, maar ook hun omgeving in de weg zitten. Uitbreiden is vrijwel onmogelijk. Met slechts een relatief kleine groep boeren is tot nu toe overeenstemming bereikt over bedrijfsverplaatsing of -beëindiging.
De provincie Overijssel benadrukt in dit verband dat lang niet alle veehouderijen per se weg hoeven uit de extensiveringsgebieden. ‘Maar zij kunnen op de huidige locatie niet doorontwikkelen. Deze bedrijven zitten zogezegd op slot. Indien zij willen doorontwikkelen, zullen ze wel moeten verhuizen’, legt een woordvoerder uit.
De provincie Noord-Brabant voegt hier bij monde van Gerard ter Hart, adviseur plattelandsontwikkeling, aan toe dat niet wordt getornd aan bestaande rechten van veehouderijen. Volgens zijn uitleg kan een bedrijf in extensiveringsgebied in sommige gevallen zelfs uitbreiden. ‘Het reconstructieplan zet bedrijven niet extra op slot. Boeren houden dezelfde mogelijkheden, mits zij natuurlijk voldoen aan de regels voor ruimtelijke ordening en milieu. Maar de mogelijkheden zijn beperkt.’
Verplaatst
Als het gaat om bedrijven die wel actief worden verplaatst, liggen vooral de oostelijke provincies goed op koers. Gelderland heeft tot nu toe overeenstemming bereikt met 45 van de 65 boeren die zij uit extensiveringsgebied wil verwijderen. Overijssel heeft met 21 van de 28 betrokken veehouders een overeenkomst gesloten.
In Brabant gaat het om veel grotere aantallen; hier ligt het aantal te verplaatsen bedrijven rond de 300. De provincie heeft de regie als het gaat om veehouderijen bij natuurgebieden, gemeenten zijn verantwoordelijk voor het verplaatsen van bedrijven bij woonbebouwing. Het provinciebestuur heeft tot nu toe gezorgd voor 15 verplaatsingen, terwijl daarnaast met nog eens 50 boeren overeenstemming is bereikt over een toekomstige verhuizing van hun bedrijf. De exacte cijfers van gemeenten zijn op dit moment niet bekend, maar volgens Gerard ter Hart gaat het hierbij om vergelijkbare aantallen.
Limburg is het tot nu toe eens geworden met 23 van de 50 te verplaatsen bedrijven. Utrecht gaat uit van 20 tot 25 veehouderijen die weg moeten, maar met geen hiervan is tot nu toe overeenstemming bereikt. Geen enkele boer wordt verplicht om zijn bedrijf te verplaatsen. Veehouderijen die groot genoeg zijn, komen bij verhuizing in aanmerking voor subsidie. Voor kleine bedrijven is dit niet weggelegd.
Woordvoerder Jocelyn Schaap van de provincie Gelderland: ‘Intensieve veehouderijen die groot genoeg zijn om aan de verplaatsingsregeling deel te nemen maar dit niet doen, kiezen voor voortzetting van het bedrijf op de huidige schaal. Zij kunnen zich alleen op een andere manier verder ontwikkelen, al dan niet agrarisch.’
Volgens Schaap is het gros van de bedrijven in de extensiveringsgebieden te klein om een beroep te kunnen doen op de subsidieregeling. De betrokken ondernemers gaan door op de huidige voet, of bouwen af. ‘Gezien hun beperkte omvang is de verwachting dat veel van deze bedrijven de komende jaren zullen stoppen met het bedrijfsmatig houden van dieren’, zegt Schaap.
Drie zones
De reconstructieprovincies hebben hun platteland verdeeld in drie zones. Behalve om het reeds genoemde extensiveringsgebied, gaat het hierbij om verwevingsgebied en om landbouwontwikkelingsgebied. In verwevingsgebieden kunnen landbouw, wonen en natuur naast elkaar blijven bestaan. Op beperkte schaal mogen bestaande boerenbedrijven hier uitbreiden, maar er mogen geen nieuwe veehouderijen bij komen.
In landbouwontwikkelingsgebieden (kortweg: LOG’s) wordt ruim baan gegeven aan de agrarische sector. Nieuwvestiging en uitbreiding van intensieve veehouderijen zijn hier toegestaan. In deze veelbesproken LOG’s kunnen dus ook de gewraakte megastallen verrijzen.
Terwijl Brabant verreweg de meeste kippen en varkens telt, heeft Overijssel de meeste ruimte gereserveerd voor LOG’s: ruim 17.000 hectare. Brabant volgt met ruim 14.000 hectare, Gelderland met 11.000 hectare. In Limburg en Utrecht gaat het om 8.700, respectievelijk 1.000 hectare. Utrecht telt slechts één landbouwontwikkelingsgebied. Omdat dit grenst aan Gelderland, hebben beide buurprovincies hiervoor een gezamenlijk reconstructieplan opgesteld.
Een groot aantal hectares aan LOG’s wil volgens de provincies niet altijd zeggen dat zich hier ook een evenredig groot aantal megabedrijven kan vestigen. Overijssel laat bij monde van een woordvoerder weten dat in ‘minimaal 30 tot 40 procent’ van het landbouwontwikkelingsgebied in deze provincie sprake is van ‘zeer sterke beperkingen als gevolg van reeds aanwezige bedrijven en burgerwoningen, de Vogelen Habitatrichtlijn en weidevogelgebieden’. Concreet gesteld: ‘Lang niet overal in de LOG’s is ruimte voor de ontwikkeling van intensieve veehouderij.’
Gemeenten
Alle provincies benadrukken dat de concrete invulling van de LOG’s een taak is voor de gemeenten. Een LOG moet worden beschouwd als ‘zoekgebied’, zegt Léonce Cerfontaine-Lardinois, beleidsmedewerker plattelandsontwikkeling van de provincie Limburg: ‘De zoekgebieden worden op basis van lokale afwegingen nader begrensd door de gemeenten.
Daarbij wordt in de praktijk gekeken naar bestaande andere functies in de omgeving, de beschikbare milieuruimte en bijvoorbeeld ook de infrastructuur in het gebied. En dan zijn er ook nog regels voor maximale bouwoppervlaktes, de afstand tot gevoelige functies en de afstand tussen bedrijven onderling. De daadwerkelijke vestigingsruimte is daardoor in werkelijkheid veel beperkter dan het aantal hectares zoekgebied.’
De woordvoerder van Overijssel onderschrijft dit. ‘Gemeenten moeten voor de LOG’s op hun grondgebied gebiedsvisies opstellen. Uit deze visies blijkt inmiddels duidelijk dat de feitelijke ontwikkelingsruimte in Overijssel aanmerkelijk minder is dan 17.000 hectare.’
In de reconstructieplannen zijn voorwaarden opgenomen waaraan bij nieuwvestiging en ontwikkeling van bedrijven moet worden voldaan. Veel gemeenten proberen daarnaast mogelijke negatieve consequenties van megastallen verder te beperken door aanvullende voorwaarden te stellen. Er wordt bijvoorbeeld een maximum gesteld aan het aantal bedrijven per landbouwontwikkelingsgebied. De omvang van bouwblokken wordt beperkt, en er worden vaak hoge eisen gesteld aan de landschappelijke inpassing.
Ook moet elk bedrijf zich uiteraard strikt houden aan de wet- en regelgeving op het gebied van bijvoorbeeld milieu. Dan gaat het om voorschriften over onder andere geurhinder en de uitstoot van stof en ammoniak.
Provincies broeden op megastallen
Waar reconstructieprovincies een wettelijke plicht hebben om intensieve veehouderij de ruimte te geven, zinnen andere provincies op maatregelen om varkens- en pluimveehouders te weren. Groningen gaat het verst. Volgens het Provinciaal Omgevingsplan dat komende zomer van kracht wordt, is nieuwvestiging van intensieve veehouderij expliciet verboden. Bestaande bedrijven mogen uitsluitend uitbreiden of verhuizen als aan strenge voorwaarden wordt voldaan. Agrarische bedrijven mogen geen nieuwe neventakken op het gebied van intensieve veehouderij ontwikkelen, en omschakelen naar intensieve veehouderij is eveneens verboden.
De provincie Flevoland heeft haar buitengebied eveneens afgegrendeld voor de komst van megastallen. Nieuwe bedrijven mogen zich uitsluitend vestigen op bedrijventerreinen, en niet op het platteland. Bestaande agrarische bedrijven mogen wel uitbreiden met een neventak intensieve veehouderij. Ook Noord-Holland wil nieuwvestiging van grootschalige intensieve veehouderij zoveel mogelijk voorkomen. Een nipte meerderheid van de Staten verbood deze week de komst van een kippenfarm in de Wieringermeer. In haar toekomstige structuurvisie wil de provincie duidelijke richtlijnen vastleggen.
Verzet tegen intensieve veehouderij
Volkert van der Graaf, de moordenaar van Pim Fortuyn, maakte begin jaren negentig school met het procederen tegen de intensieve veehouderij. Samen met mede-student Sjoerd van der Wouw richtte hij de Vereniging Milieu-Offensief op. Het duo dreef gemeenten tot wanhoop en boeren tot razernij. Milieu-Offensief vocht vergunningaanvragen van veehouders stelselmatig aan, en werd vaak in het gelijk gesteld. De procedures kostten gemeenten handenvol geld. Van de Gelderse gemeente Oldebroek wordt bijvoorbeeld gezegd dat één ambtenaar fulltime bezig was met de afwikkeling van door Van der Graaf en Van der Wouw ingediende bezwaarschriften.
Het verzet tegen de intensieve veehouderij wordt tegenwoordig vooral vormgegeven door Milieudefensie. Lokale burgers worden ondersteund. Verder speelt Milieudefensie een actieve rol bij het indienen van burgerinitiatieven bij provincies, in de hoop dat de Staten zich uitspreken tegen megastallen. Zo werden in Noord-Holland ter ondersteuning van een burgerinitiatief ruim 25.000 handtekeningen ingezameld.
Klik hier voor een overzicht van landbouwontwikkelingsgebieden (pdf)
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.