Nieuwe Omgevingswet? Bewaar oude wetboeken nog maar even
Lees de column van advocaat Daniëlla Nijman.
U zult de woorden “Eenvoudig Beter” de laatste tijd vaak hebben horen vallen. Onder die noemer wordt gewerkt aan de nieuwe Omgevingswet. De ambitie is duidelijk, de uitwerking nog niet.
Eén ding is zeker. Er zal overgangsrecht komen waaruit volgt welke aanvragen en procedures nog onder de oude wetgeving vallen en op welke situaties de nieuwe Omgevingswet van toepassing zal zijn. De wetswijzigingen van de afgelopen 5 jaar hebben laten zien dat dit overgangsrecht vaak niet sluitend is.
Met de komst van de Wet ruimtelijke ordening kwam bijvoorbeeld de vraag op of je nog van een oude artikel 19-vrijstelling gebruik mocht maken als de bouwaanvraag pas na 1 juli 2008 werd ingediend. Na tegenstrijdige uitspraken van twee rechtbanken hakte de Raad van State de knoop door en een reparatiewet bracht alsnog duidelijkheid. Hoeveel mensen hebben hun hoofd gebroken over de vraag wanneer op dwangsommen de nieuwe invorderingsregels van 1 april 2009 van toepassing zijn? En wie heeft zich na de inwerkingtreding van de Wabo op 1 oktober 2010 afgevraagd of B en W of GS moesten beslissen over de milieuvergunning of daarmee samenhangende aanvragen?
Op mijn bureau bevond zich laatst zo’n overgangsrechtelijke breinbreker. Liefhebbers van complexe casusposities leg ik graag uit wat er aan de hand was, maar feit was dat de wet geen helder antwoord gaf op de vraag wie er bevoegd was. In deze kennelijk onvoorziene situatie leidde een letterlijke toepassing van het overgangsrecht tot een uitkomst die juist haaks stond op de geest van de Wabo en afweek van de inmiddels standaard werkwijze bij de – vermeende - vergunningverlener. Wat dan te doen? Spoedige besluitvorming was nodig om schade te voorkomen, zodat het juiste orgaan een geldig besluit moest nemen. Het college van B en W en GS hebben in die kwestie zekerheidshalve allebei tijdig een gelijkluidend besluit genomen. Praktisch noodzakelijk, maar het verdient geen schoonheidsprijs.
Hoe het procedureel kan verkeren bleek in mei dit jaar bij de Raad van State. Omwonenden hadden verzocht om handhaving tegen een biochemisch bedrijf in Apeldoorn. Bij de oprichting van het bedrijf waren B en W nog het bevoegd gezag. In de loop van de tijd was die bevoegdheid op GS overgegaan. Het handhavingsverzoek was daardoor ten onrechte door B en W afgewezen. Consequenties had dit niet, omdat de Wabo de bevoegdheid alweer bij B en W had neergelegd voordat de Raad van State zich over de kwestie boog. Eind goed, al goed?
De opeenstapeling van overgangsrecht maakt het er niet eenvoudiger op. Dit terwijl de praktijk het nodig heeft om vooraf het antwoord te weten op de essentiële vraag wie bevoegd is om besluiten te nemen en welke regels moet worden toegepast. Dat bepaalt immers het hele vervolgtraject. Breinbrekers zijn leuk, maar procederen over de procedure? Liever over de inhoud.
Omdat de Omgevingswet een enorme integratie behelst zal het een uitdaging zijn om het overgangsrecht voor alle plannen, visies, vergunningen en instrumenten zo te formuleren dat het toepasbaar is op de weerbarstige praktijk. Bijzondere aandacht verdienen de projecten met een langere doorlooptijd. Die initiatiefnemers hebben al snel te maken met twee of drie peildata en rechtsregimes, omdat verschillende onderdelen van het project op verschillende tijdstippen in gang worden gezet. Ik kan mij zo voorstellen dat het voor die projecten geen straf is wanneer de invoering van de Omgevingswet wat langer op zich laat wachten, als dat betekent dat het overgangsrecht geen haastig sluitstuk wordt.
Ik ben in de tussentijd zuinig op mijn oude wetboeken.
Bron: LJN BW5905
Lees hier de eerdere column van Daniëlla Nijman
Reacties: 2
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.