Advertentie
ruimte en milieu / Achtergrond

Lokale regie bij huisvesting vluchtelingen

De discussie over verdringing op de woningmarkt werd afgelopen jaar tot in de Tweede Kamer gevoerd. Het kabinet besloot vorige maand om de automatische voorrang voor statushouders te schrappen uit de wet. Gemeenteraden die statushouders toch willen aanwijzen als urgente groep, mogen dat zelf beslissen.

20 mei 2016

Het rijk moet gemeenten meer zeggenschap geven over de opvang en huisvesting van vluchtelingen. De roep om lokale regie weerklinkt uit onderzoek onder wethouders en ambtenaren van – vooral kleine en middelgrote – gemeenten. Ze willen ruimte voor kleinschalige noodopvang en flexibiliteit om snel creatieve huisvesting te realiseren.

Je zal maar woonwethouder zijn in een gemeente als Noordwijkerhout, waar de druk op de woningmarkt al jaren groot is. De Bollenstreek is een gewilde uitvalsbasis in de Randstad en de gemeenschapszin – gevoed door carnaval, bloemencorso en amateurvoetbal – bindt jonge woningzoekenden aan hun geboortegrond.

Een gemiddelde wachttijd van zes jaar is geen uitzondering. Hoe leg je dan uit dat meer dan de helft van de vrijkomende sociale huurwoningen naar statushouders gaat? Bram Klouwen, directeur van Companen (adviesbureau voor woningmarkt en leefomgeving), ziet dit probleem terug in veel gemeenten. Het sociale woningtekort is een lastig vraagstuk, maar het verhelpen daarvan ook. ‘Extra woonruimte voor statushouders creëren, kan bij de reguliere woningzoekenden de vraag oproepen waarom de gemeente eerder niet zo hard liep om wachtlijsten weg te werken. Je ziet dan ook dat bestuurders de boodschap aanpassen. Ze zeggen niet: we bouwen voor vluchtelingen; ze benadrukken dat ze de kansen voor de eigen woningzoekenden op peil willen houden.’

De discussie over verdringing op de woningmarkt werd afgelopen jaar tot in de Tweede Kamer gevoerd. Het kabinet besloot vorige maand om de automatische voorrang voor statushouders te schrappen uit de wet. Gemeenteraden die statushouders toch willen aanwijzen als urgente groep, mogen dat zelf beslissen. Minister Stef Blok (VVD, Wonen) werkt aan een analyse om de daadwerkelijke verdringing op de woningmarkt in kaart te brengen. De enquêteresultaten van Binnenlands Bestuur en Companen geven een indicatie: in zes van de tien gemeenten verdringen statushouders de reguliere woningzoekenden, met name jongeren en starters. De vragenlijst werd ingevuld door 43 respondenten: wethouders, ambtenaren en enkele raadsleden.

Belangrijke kanttekening is dat het merendeel van hen afkomstig is uit kleine en middelgrote gemeenten tot 60.000 inwoners. De groep vergunninghouders vormt in deze gemeenten gemiddeld een  vijfde van het totaal van alle woningzoekenden. De verplichte taakstelling om hen te huisvesten noodzaakt gemeenten om onevenredig veel vrijkomende huurwoningen aan hen toe te wijzen. Dat percentage varieert van 7 tot 50 (en twee uitschieters van 100) procent. Gemiddeld gaat één op de drie woningen naar statushouders.

Achterstand
Desondanks lopen veel gemeenten hun achterstand op de taakstelling niet in. Met alleen het aanbod van bestaande sociale huurwoningen, redden ze het niet, weten de wethouders en ambtenaren. Ze geven dan ook bijna allemaal aan dat ze druk doende zijn met het zoeken naar alternatieve oplossingen voor de huisvesting van statushouders. Klouwen herkent dat beeld, maar ziet nog kansen in een andere opstelling van gemeenten.

‘Veel gemeenten blijven hangen in het formuleren van beleid en wenselijkheid, maar als het op uitvoering aankomt zijn ze niet zo doortastend. Dat is ook lastig, want daarvoor zijn ze afhankelijk van andere gebouweigenaren. Ook laten ze de uitvoering graag over aan corporaties, dat is ook hun taak. Toch zou je met het urgente probleem dat nu op tafel ligt, meer daadkracht van gemeenten mogen verwachten. Helaas zijn gemeentelijke organisaties niet ingericht om in een dergelijke crisissituatie door te pakken.’

Op sommige plekken lukt het wel, weet Klouwen. Zoals in Nijmegen, waar een projectleider bij een woningcorporatie met alle relevante gebouweigenaren in gesprek gaat, vertelt hij. ‘Uiteindelijk kom je dan op een plan uit dat wél werkt, maar dan moet je dus niet bij de eerste tegenvallers afhaken. Hier heeft de corporatie het opgepakt, maar je kunt er ook iemand vanuit de gemeente op zetten.’

Een van de respondenten in de peiling van Binnenlands Bestuur en Companen adviseert overigens om dat juist uit te besteden en stelt: “Zorg voor een goede onderhandelingspositie door niet zelf als gemeente af te stappen op eigenaren van leegstaand vastgoed.” Andere tips zijn om corporaties woningen uit de particuliere markt te laten kopen – in onder meer Bronckhorst wordt dat onderzocht – en om antikraakpanden te gebruiken als tijdelijke woonruimte.

Sober en kleinschalig
Op verzoek van veel gemeenten is eind vorig jaar in het Bestuursakkoord Verhoogde Asielinstroom afgesproken dat het kabinet de komst van sobere en kleinschalige huisvesting voor statushouders en andere woningzoekenden stimuleert. Bij wijze van experiment worden regels versoepeld. De behoefte daaraan is groot, blijkt ook uit de peiling. Gemeenten willen maatwerk kunnen bieden en vooral zelf de regie voeren. Zo bepleitten diverse lokale bestuurders eerder al meer zeggenschap over de verdeling van de statushouders. Ze nemen liever statushouders uit hun eigen asielcentra (azc) op in hun gemeenschap, dan vluchtelingen die elders in een azc hebben gezeten en weer bij nul beginnen met hun integratie. Door de regie in eigen hand te houden en te kunnen aansluiten bij hun beschikbare woningvoorraad, denken gemeenten ook het lokale draagvlak te kunnen vergroten.

Gevraagd naar de maatschappelijke en politieke onrust rondom de komst van noodopvang en het huisvesten van statushouders, geven gemeenten zeer uiteenlopende antwoorden, variërend van veel tot bijna geen onrust. De relatieve rust rondom noodopvang heeft volgens de respondenten vooral te maken met goede communicatie, beperkte omvang van locaties en voldoende inzet van vrijwilligers.

Noodopvang
In de peiling zijn de gemeenten ook ondervraagd over de bereidheid tot het bieden van noodopvang aan vluchtelingen. Dat gebeurt onder deze groep respondenten slechts in beperkte mate. Op de vraag of de gemeente meer opvang zou willen bieden, zegt een derde nee en een derde ja. De ja-groep stijgt tot meer dan de helft wanneer ze de mogelijkheid krijgen om kleine opvanglocaties in te richten. Een kwart van de gemeenten is daartoe ook dan nog niet bereid. Uit de reacties op de stelling dat het rijk locaties voor noodopvang moet aanwijzen, spreekt de roep om regie. Nee, zegt twee op de drie ondervraagden. Een vijfde vindt het juist wel prettig vindt als het rijk overrulet; dat maakt de discussie met politiek en inwoners natuurlijk een stuk eenvoudiger.

Opvallend is wat dat betreft ook de reactie op de stelling: Als de inwoners het niet willen, dan moet de gemeente nee tegen de komst van vluchtelingen kunnen zeggen. Hoewel ruim de helft de stelling afwijst, is 16 procent het ermee eens en een derde van de ondervraagden twijfelt hierover. Deze uitkomst geeft duidelijk de worsteling van gemeenten weer, ziet Klouwen. ‘De helft heeft moeite om bestuurlijke verantwoordelijkheid te nemen – begrijpelijk in dit gevoelige dossier. Het toont de sterke invloed van de publieke opinie.’


Burgers regelen zelf vluchtelingenopvang
In de voormalige bedrijfskantine van wooncorporatie Ymere staan grote tafels, veel stoelen en een heel arsenaal aan geschonken kookgerei en keukenapparaten. De praktische ruimte is omgetoverd tot gezellige woonkeuken, de plek waar bewoners samen eten en elkaar ontmoeten. Ook de vele vrijwilligers uit de buurt spreken er vaak met ze af om bij te kletsen of activiteiten te plannen. Een handvol jongeren, Syrisch en Nederlands, nuttigt de lunch vanwege het mooie weer in de aangrenzende tuin. Ze praten en lachen in de Hollandse lentezon.

Actieve burgers in Amsterdam-Oost hebben een succesvol concept gecreëerd om eenendertig vluchtelingen op te vangen en in te laten burgeren, midden in hun wijk aan de Mauritskade. De gemeente Amsterdam steunt het project zijdelings in advies en diensten. Maar het zijn de burgers en de vluchtelingen zelf die de opvang hebben gevonden, ingericht en die momenteel de kar trekken. Zonder enige bijdrage van het COA is het ze gelukt een comfortabel onderkomen op te richten. Door onder meer crowdfunding en vrijgevige Amsterdammers die huisraad, kleding en andere spullen hebben geschonken.

De Syrische mannen, vrouwen en kinderen hebben onlangs, op één na, een status gekregen en mogen dus werken en studeren. Enkelen van hen hebben al een baan, al dan niet betaald. Eén zelfs fulltime. De vier kinderen gaan naar de basisschool in de buurt en spreken een beetje Nederlands. De Syriërs kennen inmiddels de snelste fietsroutes in de stad en de beste adresjes om hun boodschappen te doen. Het huishouden in de woongemeenschap is een geoliede machine, in de woonkeuken hangen vakkundig opgestelde corveediensten en andere afspraken van huishoudelijke aard.

Het onderkomen in het voormalige kantoorgebouw is geen permanente oplossing. Op dertig mensen zijn er bijvoorbeeld slechts drie douchecabines met evenveel boilers die snel leeg zijn. In augustus moet het pand worden opgeleverd aan de nieuwe eigenaar. Gastvrij Oost spant zich nu samen met de gemeente in om de bewoners vervolgens in de buurt te huisvesten. Hier hebben ze in korte tijd een waardevol netwerk opgebouwd. Ook belangrijk; de kinderen kunnen dan op hun vertrouwde school blijven.


Leidt de taakstelling tot verdringing van andere groepen?

Ja 58%
Nee 33%
Weet niet 9%




Het rijk moet zowel het aantal plaatsen als de locaties vaststellen:

Erg mee eens 5%
Mee eens 14%
Niet mee eens/ niet mee oneens 16%
Mee oneens 30%
Erg mee oneens 35%









Als de inwoners het niet willen, mag een gemeente vluchtelingen weigeren:

Erg mee eens 14%
Mee eens 2%
Niet mee eens/niet mee oneens 30%
Mee oneens 47%
Erg mee oneens 7%

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie