Obstakel in gaaf landschap stoort meest
Bij het tegengaan van verrommeling legt de overheid ‘terecht’ de nadruk op bedrijventerreinen, kassen en windturbines. Burgers ergeren zich opvallend genoeg veel minder aan grote stallen.
Wageningen UR en het Planbureau voor de Leefomgeving hebben samen onderzocht hoe Nederlanders aankijken tegen het landschap, en tegen mogelijk storende elementen hierin. Het is voor het eerst dat in een onderzoek naar verrommeling niet de visie van deskundigen, maar de mening van ‘gewone burgers’ centraal staat. Bedrijventerreinen, kassen en windturbines worden vaak lelijk gevonden. ‘De overheid is dus de goede weg ingeslagen met het beleid door hierop te focussen’, concluderen de onderzoekers in hun verslag, getiteld Storende elementen in het landschap: welke, waar en voor wie?.
Toch worden tegelijkertijd ook snelwegen en hoogspanningsmasten dikwijls beschouwd als storend voor het landschap. ‘Maar dat is beleidsmatig veel moeilijker te beïnvloeden’, zegt Frank Veeneklaas van Alterra Wageningen UR, expert landschapsbeleving en een van de begeleiders van het onderzoek. ‘We hebben door onze oogharen naar de conclusies van het onderzoek gekeken’, legt Veeneklaas uit. ‘Daarop hebben we geconcludeerd dat de overheid bij de aanpak van verrommeling wel de zaken te pakken heeft waar mensen zich ook aan storen. Bedrijventerreinen, kassen en windturbines zijn in dit verband de politiek-bestuurlijke issues. Leidingen van hoogspanningsmasten ondergronds leggen, of de A2 helemaal ondertunnelen vanwege het landschap, is niet reëel.’
Uit het onderzoek komt naar voren dat mensen zich het meest ergeren aan obstakels in een landschap dat verder nog gaaf is. Plekken die al verrommeld zijn, worden met een andere bril bekeken en beoordeeld. Ook de afstand tot de openbare weg is bepalend: hoe verder weg een bedrijventerrein ligt, hoe minder storend het is. Veraf gelegen windturbines in een ‘zeer’ verrommeld landschap hebben nauwelijks impact op de beleving bij burgers.
Herinnering
Verrassend is dat grote stallen lang niet altijd als verstorend worden gezien. ‘In de beleving van veel burgers horen stallen erbij in een agrarisch landschap’, zegt Veeneklaas. De opvatting dat megastallen het landschap verpesten, wordt blijkens het onderzoek vooral gevoed doordat mensen moeite hebben met intensieve veehouderij. Wie tegen bio-industrie is, stoort zich bijna per definitie ook aan stallen in het landschap.
Volgens Veeneklaas laten mensen zich bij de vraag wat zij mooi en lelijk vinden, veelal leiden door herinneringen uit hun jonge jaren: ‘Het landschap uit je jeugd; dat is meestal je referentie. Zo is uit het onderzoek naar voren gekomen dat jongeren zich in het geheel niet storen aan maïsvelden, maar ouderen wel. Die uitkomst was voor ons volkomen onverwacht, maar bij nader inzien wel verklaarbaar. Vroeger was Nederland maïsloos. In 1970 kende Nederland 6.000 hectare aan maïsland. Tien jaar later was dit toegenomen tot 100.000 hectare. Inmiddels is het 200.000 hectare. Hiermee is maïs na gras het meest beeldbepalende gewas geworden. Alleen de generatie van voor 1970 kent uit haar jeugd nog het landschap zonder maïs.’
Iets vergelijkbaars is te zien bij de waardering van windturbines. Ouderen blijken zich hier ‘in veel sterkere mate’ aan te ergeren dan jongeren. ‘Onze hypothese is nu dat het met de windmolens weleens hetzelfde zou kunnen gaan als met de maïs.’ Voor het onderzoek is een groep van ruim 1200 respondenten ondervraagd. Zij beoordeelden foto’s en panoramabeelden. Daarnaast werden ‘in het veld’ enkele tientallen willekeurige passanten geïnterviewd. Over het geheel genomen, is volgens de onderzoekers sprake van een representatieve steekproef.
De foto’s werden vaak kritischer beoordeeld dan de panoramabeelden. Dit komt vooral naar voren bij de megastallen. Op foto’s werden grote stallen vaak negatief beoordeeld, op de panoramabeelden en in het veld gebeurde dit minder. Veeneklaas: ‘Op een foto zie je slechts een kleine uitsnede uit het landschap. Bij panoramabeelden is het alsof je om je eigen as draait. Op die manier zie je het totale landschap om je heen. Potentieel storende elementen zijn dan minder prominent aanwezig. Dat leidt automatisch tot een andere beoordeling.’
De aanpak van verrommeling is een recent beleidsthema. In de uit 2004 daterende Nota Ruimte werd het woord twee keer genoemd en stond het tussen aanhalingstekens. Inmiddels vormt het een centraal thema in de Agenda Landschap van de ministeries van LNV en Vrom, en in het lopende beleidsprogramma Mooi Nederland van Vrom.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.