Niet gerustgesteld
Stel dat in de gemeentelijke pers verschijnt dat het college van B&W een heel belangrijk besluit heeft genomen, namelijk een visie voor een bepaald deel van de stad waarbij meerdere grote partijen betrokken zijn. Alle neuzen in één richting: een prestatie van formaat. Dan schrik je wel even als buurtbewoner als je tot dan toe van niets wist. In dit geval was er wel een informatieavond georganiseerd, maar die was de buurtbewoners niet opgevallen.
Stel nu dat je de gemeente belt en door een ambtenaar gerust wordt gesteld met de mededeling dat er nog niets is besloten want het moet nog naar de gemeenteraad. En het gaat toch over de lange termijn. Niets om je al druk over te maken. Er komen nog momenten genoeg om je standpunt naar voren te brengen.
Dan klopt dat – juridisch gezien. Maar als burger ben je toch op het verkeerde been gezet. Het ligt immers nogal voor de hand dat het college met de visie in de hand op pad gaat om afspraken te maken. Misschien is dat al gedaan en is pas daarna het besluit door B&W genomen en aan de raad voorgelegd. Misschien liggen er zelfs al wel overeenkomsten. Daar heeft het college de raad namelijk niet voor nodig. Afstemming met de raad zou wel netjes zijn, maar het hoeft niet.
Bovendien: er is wel degelijk iets besloten. Er is een visie vastgesteld. Daartegen staat weliswaar geen bezwaar of beroep open – omdat het geen juridisch bindend besluit is – maar toch. De betekenis van de visie moet – ook in juridische zin – niet worden onderschat. Een visie werpt een flinke schaduw vooruit. Al was het maar vanwege wat ‘beloning op visie’ werd genoemd in de parlementaire stukken van de Wro destijds. Zie bijvoorbeeld par. 2.5.4 van de MvT Wro: “Als een gemeente over een dergelijke visie beschikt, kan deze de gemeente bij het opstellen van een bestemmingsplan input leveren voor het toekennen van bestemmingen en voor het gebruik van grond en bebouwing, en goed dienen als ruimtelijke onderbouwing voor het verlenen van ontheffingen. Ook kan een structuurvisie richting geven aan de wijze waarop het gemeentelijk grondgebied wordt ontwikkeld en aan de eisen die daaraan gesteld worden.” Inmiddels is deze rol van de structuurvisie ook in de jurisprudentie erkend.
Er is dus heel wat besloten! Zelfs juridisch. Het motiveringsbeginsel is ingevuld en grotendeels is de belangenafweging gedaan. Later komen dan nog wel de ‘echte’ besluiten waartegen bezwaar en beroep mogelijk is (omgevingsvergunningen of bestemmingsplannen). Die met succes tegenhouden, terwijl zij naadloos passen in de visie, is echter voor de burger bijna niet te doen. Zeker als de gemeente haar werk bij die besluiten – juridisch gezien – netjes doet.
Geruststellend is evenmin, dat het ‘maar’ een lange termijnvisie is. Je mag toch aannemen dat daarmee een proces van gebiedsontwikkeling is gestart. En als er op de korte termijn aanvragen voor vergunningen worden gedaan, die daarbij passen, zullen deze omarmd worden. En reken maar dat de gemeente dan bereid is medewerking te verlenen. Kortom: juridisch gezien klopt de informatie. Maar de burger zal later in het proces, zodra hij mee gaat spelen, een goed georganiseerd front van initiatiefnemer en gemeente tegenover zich vinden.
Niet erg geruststellend dus en voor minder ingewijden ook misleidend, deze ambtelijke voorlichting. In het hier geschetste geval – dat overigens echt is gebeurd – staat de burger, die graag wilde participeren eerst buiten spel en daarna direct op achterstand.
Ook de gemeenteraad was tot dan toe alleen geïnformeerd. Bij de raadsvergadering was het een hamerstuk. Politiek geen vuiltje aan de lucht. Hadden er overeenkomsten gelegen, dan zou de gemeenteraad – juridisch en politiek gezien – voor het blok zijn gezet. Volgens jurisprudentie moet de gemeenteraad immers ‘rekening houden met de door B&W gesloten overeenkomsten’. Beleidsvrijheid in een (politiek-juridisch) keurslijf dus.
Door de visie is het spel al gespeeld op het moment dat de burger mee gaat doen. Het participeren wordt dan protesteren. In een achterhoedegevecht tegen een goed georganiseerd en deskundig front van initiatiefnemer en de gemeente. Dat levert het gevoel op slachtoffer te zijn van salamitactiek. Wat de gemeente weer politiek zal rechtvaardigen met: ‘Wij zijn een faciliterende gemeente met een open houding naar initiatieven!’
Arme burger, zeker als hij dacht een beter alternatief te hebben. En met een beetje pech hoort het ook nog bij zijn normaal maatschappelijk risico en blijft hij achteraf met de planschade zitten.
Een visie vaststellen is misschien wel het belangrijkste besluit in het proces. Het is dus heel terecht dat er in het kader van de Omgevingswet zoveel aandacht wordt besteed aan burgerparticipatie in een heel vroeg stadium, ook bij visies. Dat is – helaas - nog lang niet overal vanzelfsprekend. Ook al was dat met de Wro wel al beoogd.
Trees van der Schoot
Lees hier de eerdere columns van Trees van der Schoot
Reacties: 3
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
En vervolgens leidt dat weer tot de roep bij initiatiefnemers om deregulering en uitschakelen van bewonersparticipatie (zoals de NEPROM vorige maand), omdat die het proces zogenaamd nodeloos frustreert.
Wat is de oplossing? De burger serieus nemen, op tijd op een fatsoenlijke en inhoudelijke manier betrekken en dan in gesprek tot een goed resultaat komen waar iedereen blij van wordt. Uiteraard is dat niet simpel, maar wel leuker, bevredigender en uiteindelijk denk ik ook goedkoper voor iedereen.