Advertentie
ruimte en milieu / Achtergrond

‘Laten we niet te schijterig zijn’

Met veel inspanning kreeg Purmerend 89 woningen van het aardgas. Wat zijn de lessen voor andere gemeenten? Een gesprek met de voorzitter uitvoeringsoverleg gebouwde omgeving Maarten van Poelgeest. ‘Je kunt niet blijven studeren, we moeten aan de slag.’

03 april 2020
poelgeest.jpg

Interview met voorzitter uitvoeringsoverleg gebouwde omgeving Maarten van Poelgeest

Vijf maanden geleden volgde Maarten van Poelgeest de naar Brussel vertrokken Diederik Samsom op als voorzitter van de sectortafel Gebouwde omgeving binnen het Klimaatakkoord. De oud-wethouder van Amsterdam moet gemeenten de weg wijzen in de energietransitie. Een verantwoordelijke functie die hij als adviseur bij Andersson Elffers Felix naast tal van andere klussen bekleedt voor ‘anderhalve dag à twee dagen per week’. Heeft hij slapeloze nachten? Welnee. ‘Het is heel leuk om te doen’, reageert Van Poelgeest monter.

Uiterlijk in 2050 moeten volgens de afspraken in het Klimaatakkoord zeven miljoen woningen en gebouwen van het aardgas. Binnen tien jaar moet het eerste anderhalf miljoen zijn gerealiseerd. Gemeenten zijn daarbij aan zet. Wat valt te leren van de ervaringen in Purmerend? Daar wist de gemeente in het kader van Programma aardgasvrije wijken in twee jaar tijd in totaal 89 jarenzestigwoningen in de wijk Overwhere zonder dwang van bewoners van het gas te krijgen. Voor zes hardleerse huiseigenaren (‘gasklevers’) moest alsnog een gasnet light à 150.000 euro worden aangelegd. Dat brengt de betaalbaarheid voor iedereen in gevaar.

Een succesverhaal – maar vanwege de additionele kosten toch met een smet. Van Poelgeest heeft de hem toegestuurde serie artikelen uit Binnenlands Bestuur over het project amper hoeven opslaan. Als betrokkene bij het Servicepunt Duurzame Energie van de provincie Noord-Holland sprak hij de afgelopen twee jaar geregeld met de Purmerendse programmamanager Jaspert Verplanke en zijn wijkteam.

‘Purmerend is een van de weinige plekken in Nederland waar men al concreet is begonnen’, constateert Maarten van Poelgeest tevreden. ‘Dan bedoel ik: met het deur na deur aanbellen bij burgers en met hen proberen de energietransitie voor elkaar te krijgen. Ik vond het alleen daarom al een mooi project. Daar wordt tastbaar wat er straks overal in Nederland moet gebeuren. Werkelijk alles heeft de gemeente geprobeerd om mensen te verleiden over te stappen op het warmtenet. In Purmerend blijkt hoe moeilijk dat is. Die 89 overstappers, dat is een prachtige score. Maar wat kost het een tijd! Ik geloof dat de gemeente gemiddeld zeven keer bij elke wijkbewoner langs is geweest.’

Kans
Niet dat dit volgens hem verspilde gemeentelijke energie is. Juist die contactmomenten met de burger ziet Van Poelgeest voor een gemeente als kans. ‘Het is verstandig om de energietransitie zo breed mogelijk aan te vliegen. Du moment dat er iemand van een gemeente aanbelt, beginnen mensen ook over andere problemen in hun wijk. En wij zijn er als overheid uiteindelijk voor om de problemen van mensen op te lossen. Je moet ernaar streven de transitie deel uit te laten maken van een brede opknapbeurt van de wijk. Dat creëert meteen draagvlak.’

Is dat hoe je als gemeente met de daadwerkelijke energietransitie moet beginnen: met een rondgang door elke wijk?
‘Ik denk dat het per wijk en per gemeente verschilt. Wat dat betreft maak ik me weleens zorgen over de transitievisies warmte, waaraan gemeenten op dit moment hard werken. Die worden heel groot gemaakt. Alsof daar al meteen alles in moet staan wat er tot 2050 in de gemeente op energiegebied dient te gebeuren, een totaalplan voor een periode van dertig jaar. Ja, als je dat doet, ben je nog wel even bezig.’

Een dergelijke aanpak noemt Van Poelgeest ‘een vlucht naar voren, een vorm van uitstel. De veilige plek voor de traditionele ambtenaar is achter dat blauwe scherm. Nadenken. Wat op zichzelf zeker ook belangrijk is. Maar je kunt niet blijven studeren, we moeten een keertje aan de slag. Ik denk dat de meeste gemeenten op grond van de kennis en data waarover ze nu al beschikken heus wel twee of drie wijken kunnen aanwijzen waar ze alvast kunnen beginnen. Zet díe nou in de transitievisie en laat de rest van de gemeente nog maar even zitten. Weeg als gemeente: wat kan ik al doen voor 2030? En begin vervolgens gewoon.’

Door voortschrijdende techniek kan de situatie over tien jaar geheel anders zijn.
‘Precies. Iedereen is op zoek naar zekerheid, maar die vind je niet. De beleidsomgeving zal de komende dertig jaar sterk veranderen, de techniek verandert, de gasprijs wisselt nota bene met de dag. Er zijn zó veel onvoorspelbare factoren. De zekerheid van modellen gaat er nooit komen. Natuurlijk is het goed om zaken uit te zoeken, maar op een gegeven moment moet je als gemeente springen. Vergeet niet: de gemeenten hebben er al ervaring mee. Het proces van de stadsvernieuwing was ten principale niet anders dan de energietransitie. Dat was immers ook een bouwkundige ingreep in woningen, als katalysator van een veel breder beleid met sociale vernieuwing en noem maar op. Die stadsvernieuwing hebben gemeenten in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw ook voor elkaar gekregen.’

Hebben we tegenwoordig niet te maken met assertievere burgers?
‘Ik weet niet of jij toen in zo’n zaaltje bent geweest, maar die mensen waren ook zéér assertief. Dat is niet veranderd. Alleen is de schaal nu een andere.’ Lachend: ‘Ik heb geen idee hoeveel woningen er uiteindelijk met de stadsvernieuwing aan bod zijn geweest, maar het waren er vast geen zeven miljoen.’

Dwingend voorschrijven
Purmerend wist, zoals gemeld, 89 bewoners van het gas te krijgen. Maar zes uiteindelijk niet, waarvoor alsnog dat dure nieuwe gasnet de grond in moest. Hoe zinvol zijn gemeentelijke inspanningen zolang ze geen instrumenten hebben om nieuwe energiebronnen dwingend aan burgers voor te schrijven? ‘Eerst de principiële gedachte’, antwoordt Van Poelgeest. ‘Als je gemeenten vraagt om bij de energietransitie de regie te nemen, dan kan dat alleen als ze ook de ultieme bevoegdheid krijgen een wijk eenzijdig van het gas af te koppelen. De vrijblijvendheid die er nu is, moet er dus af. Ik hoop dat de nieuwe Omgevingswet waarin dat geregeld wordt, zo snel mogelijk ter consultatie wordt neergelegd. Hoe sneller, hoe beter. Het departement is druk bezig dit voor te bereiden.’

Volgens Van Poelgeest moet die bevoegdheid vervolgens straks in de omgevingsplannen worden verankerd. ‘Dat lijkt mij vrij evident. En als we vooruitlopend op de wetswijziging alvast meer uitzonderingen via de Crisis- en Herstelwet kunnen maken (zoals onlangs voor vierduizend woningen in de Utrechtse wijk Overvecht die alleen kookgas gebruiken, red), dan moeten we dat zeker doen. Laat gemeenten met voorstellen komen.’ Tegelijk, benadrukt hij, ’is het terecht dat de nieuwe Omgevingswet straks zorgvuldigheidseisen stelt aan hoe je als gemeente die bevoegdheid uitoefent. Dat ik als gemeente bij wijze van spreken niet morgen bij jou als burger langs kan komen en overmorgen draai ik de gaskraan dicht. Je moet er als wijkbewoner redelijkerwijs op kunnen anticiperen.’

Hij vergelijkt het met onteigening, ‘een bevoegdheid die een gemeente nu ook al heeft. Eerst kondig je het in algemene termen aan, dan word je specifiek en bied je burgers een alternatief. Dat proces moeten we bij de energietransitie heel zorgvuldig regelen, want die procedure zal de rechter ook toetsen.’

Complex
Een andere hobbel bleek in Purmerend de samenwerking met marktpartijen als netbeheerders, energiemaatschappijen, installatiebedrijven en grondroerders. De gedachte om de noodzakelijke vervanging van het riool te laten samenvallen met die van de energie was logisch – hoefde de grond maar één keer open – maar de uitvoering bleek zeer complex. Van Poelgeest: ‘Het procesontwerp – hoe gaan we dit doen? – is binnen de energietransitie misschien wel het meest cruciaal. De gemeente moet beredeneerd in wijk A beginnen en in wijk B bijvoorbeeld nog niet. Er zijn genoeg plekken waar onder de huidige condities nog geen reëel alternatief is.’

De regie voeren als gemeente is volgens hem nadrukkelijk wat anders dan eenzijdig beslissen. ‘Burgers moeten wezenlijk invloed hebben. Ook de rol van de netbeheerder is essentieel. Voorkom dat gemeente en net - beheerder in een een-tweetje al hebben bedacht hoe het allemaal moet, dat de techneuten het in de wijken voor het zeggen krijgen. Als bewoners dat gevoel krijgen, gaat het fout. Ook de corporaties moet je naar mijn mening al aan boord hebben als je met je aanpak begint. De eerste wijken die we van het gas af halen, zullen immers door corporatiebezit worden gedomineerd.’

Volgens de Purmerendse projectleider Verplanke is een grote zak met geld voor gemeenten onmisbaar.
‘Dat kan ik me goed voorstellen. Gemeenten moeten het voortouw nemen, maar daar hebben ze op dit moment te weinig kennis, te weinig capaciteit en te weinig bevoegdheden voor. Dat moet veranderen. Hoeveel geld? Ik zou het op dit moment niet weten. Maar er gaat natuurlijk een bedrag komen voor extra capaciteit die gemeenten nodig hebben. Zeker bij kleinere gemeenten speelt dit op, waar de milieuambtenaar de energietransitie er twee dagen per week een beetje bij mag doen. Daar zit een enorme kwetsbaarheid. De vraag is ook of kleine gemeenten dit zelfstandig kunnen, of dat je op regioschaal vormen van ondersteuning en uitvoeringskracht moet zoeken. Maar ook voor Amsterdam of Utrecht geldt: pas als je aan de slag gaat, zie je de impact ervan, de hoeveelheid werk.’

Zou het rijk de noodzaak van de energietransitie niet meer moeten uitdragen, om te voorkomen dat gemeenten aldoor de kop van Jut zijn?
‘Ik denk dat de meeste Nederlanders die noodzaak inmiddels wel inzien. De aardbevingen in Groningen hebben daaraan bijgedragen: er is een toenemend bewustzijn dat het zo niet langer kan. Dat neemt niet weg dat het goed is als het rijk dit hardop blijft zeggen.’

Anderzijds, vindt Van Poelgeest, moet de overheid daar ook niet te rigide en verplichtend in zijn. ‘Schaf als burger voor de komende vijftien jaar gerust een hybride warmtepomp aan. Isoleer je huis. Dan komt daarna weleens een alternatieve warmtevoorziening voorbij. Tot die tijd zal op koude dagen in de winter wat gas moeten worden bijgestookt. Ik kan me voorstellen dat dit voor een substantieel deel van de woningvoorraad een aantrekkelijke tussenoplossing is. Laten we daar niet te schijterig in zijn.’

U bent van de pragmatische aanpak.
‘We moeten ons niet vergalopperen door bij de verkeerde woningen met de verkeerde proposities aan te komen. Als we dat doen, tasten we het draagvlak onder de energietransitie als geheel aan. En het is ook geen lineair proces, hè. Het gaat om anderhalf miljoen woningen tot 2030. Dan moet je er daarna nog vijfenhalf miljoen. Ik vind die anderhalf miljoen niet heilig. Het kunnen er ook 1,3 miljoen worden. Dat zijn niet de dingen waar ik wakker van lig. Wat ik veel belangrijker vind, is dat we de komende vijf jaar het kunstje onder de knie krijgen. Want uiteindelijk moeten we naar aantallen van 250.000 tot 300.000 aardgasloze woningen per jaar.

In Purmerend kwamen we in twee jaar tijd tot 89, dus ga d’r maar aan staan. Schaal leren maken, dat is nu het belangrijkste. Ook omdat er, ten opzichte van omringende landen, hier een extra inhaalslag nodig is. Waarom is onze woningvoorraad slechter en zijn in Duitsland de muren veel dikker? Dat heeft deels met ons milde klimaat te maken, maar vooral met dat wij verwend zijn. Jaren zijn we een soort mini-oliestaatje geweest, met ons Groningse gas. Het kon niet op. Daar betalen we nu de prijs voor.’

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie