Advertentie
ruimte en milieu / Achtergrond

Krachten bundelen in Noordwijk

In de dertig energieregio’s wordt bekeken welke alternatieven zich aandienen voor aardgas. Noordwijk sloot al in 2017 met dertien buurgemeenten en de provincie een regionaal energieakkoord. Wat levert een dergelijke samenwerking op?  

08 maart 2019

Rijnland pakt energietransitie gezamenlijk aan

‘Voor de grote gemeenten is de energietransitie geen nieuw onderwerp, want vaak zijn ze al langer bezig met alternatieven. Maar kleinere gemeenten weten vaak niet goed waar ze moeten beginnen. Dat heeft ook te maken met capaciteit: dan is er bijvoorbeeld maar één ambtenaar verantwoordelijk voor de warmteplannen van de gemeente. Het kennisniveau is soms vrij laag’, zegt Ronald Prins, projectmanager energietransitie gebouwde omgeving van de provincie Zuid-Holland. Terwijl het Energieakkoord nog wordt doorgerekend en voorgelegd aan de Tweede Kamer, onderzoeken provincies op welke manier de in totaal dertig energieregio’s hun inwoners warm gaan houden zonder gas.

En hoe de ze CO2-uitstoot in 2030 met 49 procent kunnen verlagen. Vervolgens moeten gemeenten daar met hun eigen warmteplannen praktische invulling aan geven. Van iedere wijk moet duidelijk worden welke alternatieven haalbaar zijn, of ze betaalbaar zijn, en hoe ze geïmplementeerd kunnen worden. Het is nogal een opgave, weet Prins. ‘Wij zijn er in Zuid-Holland al wel langer mee bezig. Dat komt vooral door de restwarmte uit de Rotterdamse haven die we zo goed en efficiënt mogelijk willen inzetten. Een groot deel van de provincie kan daar voordeel van hebben.’ Maar uiteindelijk zijn het de gemeenten die moeten onderzoeken of de aansluiting op zo’n warmterotonde voor hen haalbaar is. Is er wel geld om de benodigde infrastructuur aan te leggen? Of zijn er alternatieven?

Prins: ‘Gemeenten moeten daarvoor een organisatie opbouwen. Dat is best moeilijk. Maar de provincie kan ze daarbij helpen: wij stellen adviseurs beschikbaar die de gemeentelijke organisatie kunnen bijstaan en de ervaringen uit andere regio’s en gemeenten kunnen delen.’ De energieaanpak verschilt sterk per gemeente, ziet Prins. ‘Wij proberen gemeenten te ondersteunen zodat ze tijdig kunnen beginnen. Voor veel bestuurders is dit ook nieuw, en soms loopt men direct heel hard. Maar er zijn ook bestuurders die liever wachten tot het Energieakkoord definitief is. Het is belangrijk om te weten hoe de situatie in de eigen gemeente is, want die is altijd uniek. We kunnen veel leren van de goede voorbeelden van anderen, maar panklare recepten zijn er niet.’

Ingedaald
De huidige aandacht voor de energietransitie heeft veel veranderd in het erkennen van de noodzaak ervan en de omslag die ervoor nodig is, ziet Prins. ‘Sinds vorig jaar is dat besef wel echt doorgedrongen.’ Dat kan Philippine van der Kleij beamen. Ze is adviseur duurzaamheid bij de gemeente Noordwijk. ‘Het Klimaatakkoord van Parijs heeft ervoor gezorgd dat in iedere gemeente beleidsmatig werd nagedacht over het terugdringen van de CO2-uitstoot. Parijs, maar ook de Urgenda-uitspraak, hielden Nederland een spiegel voor: op klimaatgebied hobbelen we behoorlijk achteraan. Maar het besluit van Wiebes om de gaskraan definitief dicht te draaien, is keihard. Het is bij gemeenten, maar ook bij andere organisaties nu ingedaald. Ook de bouwwereld is nu wel wakker.’

Noordwijk heeft met verschillende opties voor alternatieve warmtebronnen. Een aantal daarvan betreft bewezen technologieën, andere zijn nog nooit grootschalig toegepast. ‘Noordwijk is een grote gemeente’, stelt Van der Kleij. ‘Een deel zou kunnen worden verwarmd met een aansluiting op het Rotterdamse warmtenet, dat hoogstwaarschijnlijk wordt verlengd naar Leiden.

Deze optie zou bijvoorbeeld voor oudere woningen in de centra kunnen gelden. De kans op geothermie is in Noordwijk iets groter geworden, maar de haalbaarheid moet verder uitgezocht. Met een goede geothermiebron komt een warmtenet dichterbij. Er wordt nu ook onderzocht of er in buurgemeente Katwijk een democentrale voor blue energy haalbaar is, waarbij duurzame energie wordt gehaald uit het verschil in zoutconcentratie tussen zoet- en zoutwater.’ Voor meer verspreid liggende woningen en nieuwbouw is volgens Van der Kleij maatwerk nodig, zoals all electric, al of niet met gebruik van bodemenergie.

Samenwerking
Al die verschillende alternatieven vragen samenwerking met diverse stakeholders in het proces: energiemaatschappijen, overheden, netbeheerders, woningbouwcorporaties en andere gebouweigenaren. Van der Kleij: ‘Als gemeente kunnen we niet overal een beslissing over nemen. We gaan er vaak ook helemaal niet over. Onze rol is vooral die van procesbegeleider: hoe zorg je dat die partijen met elkaar samenwerken?’

Op sommige locaties is duurzame energieopwekking via zonnepanelen of windmolens makkelijker te realiseren. ‘Een heel goede plaats daarvoor is langs doorgaande wegen en vaarwegen, waarbij gebruik wordt gemaakt van landschappelijke structuren die er al zijn. Vaak is daar sprake van provinciaal eigendom, wat samenwerking met de gemeente noodzakelijk maakt.’

Noordwijk heeft daarin een voorsprong: samen met de andere gemeenten in de regio Holland Rijnland sloot Noordwijk al in 2017 een eigen, regionaal energieakkoord. ‘We hebben in ateliers met stake holders eerst geïnventariseerd wat er in de regio al wordt gedaan. Wordt een straat opengelegd voor riolering of vervanging? Kunnen we daarop inhaken met maatregelen voor ondergrondse infrastructuur? Zo kun je de transitie per wijk uitwerken.’

Een belangrijke partij daarin lijkt de wooncorporatiesector. Deze beschikt over een grote woonvoorraad, vaak aaneengesloten in woonblokken, en is zo de uitgelezen kandidaat om meters mee te maken in de energietransitie. Wooncorporaties kunnen bovendien gebruikmaken van schaalvoordelen; het is goedkoper om maatregelen per woonblok of wijk te treffen dan voor ieder individueel huis apart. Als een gemeente met dergelijke buurten begint, schuiven ze dan het echte probleem niet voor zich uit: de particuliere woonvoorraad van voor de jaren zeventig, met matig tot slecht geïsoleerde huizen?

De Kerkstraat in Noordwijkerhout is zo’n voorbeeld: veel verschillende woningtypen en eigenaren. Voor een gemeente lastig om een eenduidig beleid hiervoor te ontwikkelen. Is het niet beter om juist die moeilijke woningen naar voren te halen? Nee, zegt Van der Kleij. ‘Om ervaring op te doen, kunnen we waarschijnlijk beter de nieuwere wijken eerst doen. Eerlijk gezegd zijn die al moeilijk genoeg om van het gas af te krijgen. Maar juist in die wijken kun je grote slagen maken. Wat niet betekent dat we moeten stilzitten tot de oudere woningen aan de beurt zijn. Het is goed om daar nu al te beginnen met isoleren.’

Onwillige minderheid
Resteert de grootste vraag voor gemeenten: hoe krijg je de burger mee in het hele proces? ‘Daar moet je intensief mee bezig zijn in de wijkaanpak’, stelt Van der Kleij. ‘In Noordwijk werken we met een duurzaam bouwloket voor particulieren, waar advies wordt gegeven over hoe eigenaren hun woning energieneutraal kunnen krijgen. Maar het informeren en helpen van de bewoners en eigenaren kan zeker nog beter en structureler. De overstap zal bij particuliere woningen sterk variëren. We weten dat circa 20 procent van de particuliere woningbezitters voorlopers zijn in dit proces. Een meerderheid van 60 procent volgt als de kosten en baten duidelijk zijn. Maar de resterende 20 procent zal altijd de kat uit de boom blijven kijken. of gewoon niet mee willen of kunnen doen.’

De vraag wat te doen met de onwillige minderheid is een vraag die overheden het liefst naar achteren schuiven. Dwangmiddelen zijn er niet, en gemeenten zijn huiverig voor dat soort maatregelen. ‘De komende jaren zal er meer duidelijk worden over de kosten en alternatieven en gaan we de meeste mensen wel bereiken. Maar verplichten tot afsluiten? We zijn nog niet ver genoeg in het proces dat daar nu al over wordt nagedacht.’


Hulp voor gemeenten is onderweg
Voordat gemeenten zelf een transitiedienst oprichten en onderzoek gaan doen, is het goed om te kijken welke hulp en informatie al beschikbaar is. De provincie Zuid-Holland staat gemeenten bij met specialisten, en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) helpt gemeenten met ‘regio-liasons’ die informatie over warmte-initiatieven in de regio kunnen ontsluiten. Ook het Kadaster heeft een schat aan informatie beschikbaar. Die data kunnen gemeenten meer inzicht bieden in de opgave (zoals woningtypen, bouwjaren en energielabel) en de gesprekspartners in een buurt, zoals het type eigenaren, hun leeftijd en hoelang ze al een eigenaar van de woning zijn. Ramona van Marwijk van het Kadaster:

‘Het is voor een gemeente van belang om te weten of ze met particuliere eigenaren in gesprek moeten gaan, of met beleggers. Of hoe de kosten voor de verduurzaming in verhouding staan tot de WOZ-waarde van de betreffende woningen. De combinatie van databronnen, eventueel aangevuld met kenmerken van bewoners en de te treffen maatregelen, kan gemeenten helpen in hun strategische aanpak voor de verduurzaming van buurten en wijken, om prioriteiten te stellen en gesprekspartners te identificeren.’

Veel informatie over warmte, wonen en burgers ligt nu nog bij verschillende overheidsdiensten, terwijl het voor gemeenten juist nuttig is om op eenvoudige wijze alle beschikbare informatie over de warmteplannen, de huidige situatie, de bewoners en de woningen beschikbaar te hebben. Volgens Van Marwijk zijn het CBS, RVO, Kadaster, het Planbureau voor de Leefomgeving en verschillende ministeries bezig met het ontwikkelen van één centraal portaal waar die informatie straks te vinden is. ‘Veel basisdata zijn beschikbaar, maar kunnen nog beter worden ontsloten of toepasbaar worden gemaakt. Passend bij de behoefte van partijen die aan de lat staan om de doelstellingen van de energietransitie te halen.’

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie