Advertentie
ruimte en milieu / Achtergrond

‘Bedrijventerrein is weeskind van de politiek’

Voorzitter Theo Föllings van de Kennisalliantie probeert al jaren de verduurzaming van de terreinen beter op de agenda te krijgen.

14 oktober 2022
Theo Föllings

De kennisalliantie van bedrijventerreinen opereert op het snijvlak van bedrijven en gemeenten. Voorzitter Theo Föllings probeert al jaren de verduurzaming van de terreinen beter op de agenda te krijgen. ‘Begin als gemeente bij ons, want in woonwijken verloopt de energietransitie een stuk ingewikkelder.’

Accountmanager

Metaregistrar
Accountmanager

Incidentmanager Defensie Bewakings- en Beveiligingssysteem (DBBS)

JS Consultancy
Incidentmanager Defensie Bewakings- en Beveiligingssysteem (DBBS)

'Mister bedrijventerreinen', wordt Theo Föllings (61) wel genoemd. Niet zonder reden. Dertien jaar werkt hij als directeur innovatie bij de ontwikkelingsmaatschappij voor Oost-Nederland, Oost NL. Dit jaar is hij ook ‘koperen’ voorzitter van de Stichting Kennisalliantie Bedrijventerreinen Nederland (SKBN). De afgestudeerd geograaf en bedrijfskundige overbrugt de doorgaans gescheiden werelden van overheid en bedrijfsleven. En dat is nodig. Bedrijven zijn binnen gemeenten de grootste energieverbruikers.

Met vallen en opstaan zoekt het lokale bestuur naar manieren om de grootste gasverslinders te verduurzamen. Een moeizaam, maar noodzakelijk proces want, zegt Föllings: ‘Met de transitie van bedrijventerreinen behaal je een derde van de klimaatdoelstellingen van Parijs.’

Die prominente positie danken de terreinen aan de marktsituatie en de gewillige gemeentelijke houding van begin deze eeuw. ‘Bedrijventerreinen’, blikt Föllings terug, ‘waren toen een soort sprinkhanenplaag. Ze vormden de cashcow voor gemeenten, waarmee ze hun zwembaden en bibliotheken konden openhouden. Er bestond overal een enorme druk om maar zoveel mogelijk terreinen aan te leggen.’

Totdat Natuur & Milieu rond 2005 alarm sloeg. Terecht, vindt Föllings. ‘Al die bedrijventerreinen langs de snelweg, daar werd je gewoon akelig van. Ons groene landschap ging naar de knoppen.’ Het bedrijfsleven moest daarbij ook zelf zijn verantwoordelijkheid nemen. ‘Anders wordt de maatschappelijke acceptatie van de terreinen zo gering, dat je op termijn jezelf in de voet schiet. Dan wil niemand ergens nog een bedrijventerrein hebben.’

Vanuit die visie, vertelt hij, werd de SKBN opgericht. Samen met het ministerie van Economische Zaken ging de vereniging bedrijventerreinen helpen herstructureren en revitaliseren – tot in 2008 de economische crisis uitbrak. ‘Tien jaar lang gebeurde er helemaal niks’, zegt Föllings. ‘De markt lag volledig op z’n gat. Pas in 2019 begon het weer een beetje te borrelen en vanaf 2021 vlogen alle vierkante meters bedrijventerrein weer als warme broodjes over de toonbank. Een soort inhaaleffect. Laat ik als onderneming een stuk grond kopen, want nu kan het nog. En terecht: want er is inmiddels bijna ­nergens in Nederland nog ruimte.’   

Veelkoppig monster

Het lijkt alsof we daarmee terug zijn bij de sprinkhanenplaag van twintig jaar geleden. Toch is er in de tussentijd iets fundamenteels veranderd. Niet langer vormen bedrijventerreinen alleen de belangrijke motor van de regionale economie, er zijn minstens zo belangrijke uitdagingen bijgekomen op het gebied van klimaat en energie. Föllings haalt een publicatie van de SKBN aan met de veelzeggende titel: Bedrijventerreinen: van cashcow naar veelkoppig monster. Een urgente analyse.

‘Tussen 2009 en 2019 was er bij gemeenten weinig aandacht voor bedrijventerreinen en hebben zij in personeel afgeschaald. Daarmee ging veel kennis en competentie verloren. Zeker kleinere gemeenten worstelen nu met de vraag hoe ze deze bredere opgave moet aanpakken.’ Daar komt bij dat veel gemeenten in de ­crisisjaren hun bedrijventerreinen moesten afwaarderen, met alle financiële consequenties van dien. De cashcow van weleer was een verliespost geworden.

Het onderwerp wordt met fluwelen handschoenen aangepakt

Föllings: ‘Daardoor heerst in de lokale politiek nog steeds huiver om met bedrijventerreinen aan de gang te gaan. Het onderwerp wordt met ­fluwelen handschoenen aangepakt, als het al gebeurt.’  Die afzijdigheid ziet hij niet alleen bij gemeenten, maar ook bij andere overheden. Föllings begint over het SKBN-jaarcongres editie 2019, waarvoor directeur bouwen en energie van het ministerie van Binnenlandse Zaken Ferdi Licher als een van de sprekers was gevraagd.

‘Licher zei daar letterlijk: “Jongens, we zijn jullie vergeten.” Hij was druk bezig het Programma Aardgasvrije Wijken aan de gang te krijgen. De oplossing werd gezocht in terreinen die aanpalend aan woonwijken liggen en zo toch een ­beetje konden mee profiteren. Maar dat geldt natuurlijk maar voor een beperkt ­aantal ­terreinen.’

Licher had in elk geval nog het lef om het congrespodium te beklimmen en ronduit voor de fout van zijn ministerie uit te komen. Föllings: ‘Wij hadden voor ons congres ook Economische Zaken uitgenodigd. Die kwamen erachter dat ze bij de inrichting van de Energietafels de bedrijventerreinen compleet over het hoofd hadden gezien en meldden zich af.’ Föllings constateert dat nu, drie jaar nadien, op beide ministeries de wil aanwezig is om met bedrijventerreinen aan de slag te gaan. ‘Maar de volgende horde is om die wil handen en voeten te geven. Dat kost tijd en die hebben we met alle klimaatveranderingen en de ­geopolitieke ontwikkelingen in Europa juist niet.’   

Weeskind

Is dat niet vreemd? De opdracht om ­bedrijven te verleiden van het gas af te gaan lijkt een stuk simpeler dan die om burgers van hun vertrouwde gasstel en gashaard te krijgen – als immers de businesscase voor het bedrijf in kwestie maar klopt. En dan gaat het snel. Het energieverbruik van sommige bedrijven is hoger dan dat van een complete woonwijk. Begin als overheid dus dáár, zou je zeggen. ‘Dat vind ik ­natuurlijk met jou’, reageert Föllings. ‘Maar bedrijventerreinen zijn van love baby het weeskind geworden van de politiek. ­Gemeenten krijgen van het rijk een miljard euro om versneld woningbouwlocaties te ontwikkelen. Maar de helft van die locaties werd gevonden door bedrijventerreinen om te katten! Bij sommige kun je zeggen: dat is zo’n ouwe troep, het lijkt me heel verstandig. Maar het gaat zeer rigoureus. Vooraanstaande onderzoeksbureaus blijken in verschillende provincies te onderzoeken of niet álle bedrijventerreinen er deels om te katten zijn naar woonlocaties. Wat is dat voor idioterie? Ga eerst eens nadenken met mekaar.’

Hij steekt de hand deels in eigen boezem. ‘Ook wij dachten bij bedrijventerrein vijf jaar geleden vooral in termen van werkgelegenheid. We dachten er ook niet over na om extra waterkanalen aan te leggen ten behoeve van de klimaatadaptatie. Of dat we de bedrijfsdaken  vol konden leggen met zonnepanelen om er energiecentrales van te maken.’ Hoe valt get verdienvermogen van bedrijven te combineren met de maatschappelijke meerwaarde van de terreinen?

In de meeste RESsen komt het woord bedrijventerrein niet voor

Ofwel, zegt Föllings: ‘Hoe maak je als gemeente een model om dit soort processen op bedrijventerreinen van de grond te krijgen? Daar gaat het om. Een plan van aanpak, plus een organisatievorm om het ­vervolgens uit te voeren. Daar heb je als ­gemeente zomaar een, twee jaar voor ­nodig. Dat is nu overal in het land een ­bottleneck. Want geen enkele gemeente of andere overheid is bereid in een dergelijk model te investeren. En ook private partijen niet. Vanuit de banken zien we eenkennigheid: zonneparken willen ze en windparken ook, , maar combi’s van beide: ho maar. Zo komen de smart energy hubs die ons voor ogen staan niet tot stand.’

Kunnen de regionale ­energie­strategieën daar niet de motor van ­vormen?

Föllings: ‘In de meeste RESsen komt het woord bedrijventerrein niet of nauwelijks voor. Of slechts als een soort restpost; niet als een mogelijke bron van duurzame ­energie-opwek .’

Dat is toch onbestaanbaar!

‘Inderdaad. Maar ook weer niet vreemd: het onderwerp stond bij veel partijen niet op het netvlies. Mogelijk kunnen door een aangepaste prioritering in de energie­regio’s de bedrijventerreinen volwaardig meedoen. Dan kunnen we veel meer vaart maken met het realiseren van de energiedoelstellingen.’  

Provincie  

Daar kunnen volgens Föllings ook de provincies aan bijdragen. ‘Die vormen het ­­dreh- und angelpunkt tussen rijk en gemeenten en kunnen een aanjagende rol spelen. Ze kunnen overzien welke gemeente al wat verder is in het proces om bedrijventerreinen te verduurzamen en die een financieel of juridisch duwtje geven om zaken echt van de grond te krijgen. De provincies hebben het denkvermogen, de competenties – ook om de transformatie van de bedrijventerreinen integraler aan te vliegen. Want het gaat niet alleen om energiebesparing, hé, maar ook om het creëren van ­ruimte om te werken. En ook over opvang van water, meer groen.’   

Wat is de rol van een gemeente in dat ­proces: faciliteren of regisseren?

‘Alleen op nieuwe bedrijventerrein kun je als gemeente de regie in eigen hand nemen. Bijvoorbeeld door voordat je de grond uitgeeft een statuut te maken, waarin staat aan welke eisen je als bedrijf moet voldoen om je er mogen vestigen. Op bestaande terreinen moet je  faciliteren: de bedrijven zo ver krijgen dat ze de handen ineen slaan en ­activiteiten ontplooien.’

Toch geven ondernemersverenigingen op bestaande parken aan dat ze daarbij meer kaders van hun gemeente willen. Dan weten ze beter waar ze aan moeten voldoen.  ‘Die komen er. Vanaf 1 januari aanstaande moeten alle kantoren minimaal energie­label C hebben. Ook voor bedrijfspanden komt die eis eraan. Ik hou mijn hart vast, eerlijk gezegd. Gemeenten hebben al gezegd dat ze niet meteen zullen handhaven. Maar je moet je ondernemers er nu al bewust van maken. Anders staan ze over een paar jaar, als je wel gaat handhaven, voor een veel te grote stap: de boel gaat dicht, want jij voldoet niet.’   

Hoe krijg je als gemeente de bedrijven warm voor een bijeenkomst over de energietransitie?

‘We hebben twee hulpmiddelen. De ene is om vooraf aan te geven dat de omgevingsdienst ook komt en graag wil praten over een gezamenlijk plan van aanpak. Daarmee komen voornemens van de dienst om op een terrein te gaan handhaven in een ander daglicht te staan. Dat zit de zaal meteen vol. De ander is dat je meldt dat er een potje geld via de provincie of de gemeente ­beschikbaar is en dat de gemeente graag ­direct ermee aan de slag wil.’

Maar ach, erkent Föllings, sinds de energiecrisis zijn dat soort hulpmiddelen nauwelijks nog nodig. ‘Als we vroeger een groep ondernemers bij elkaar wilden brengen, dan moest je ze bij wijze van spreken 25 keer nabellen.

Nu staan ze door de hoge energieprijzen te popelen om mee te doen. Daar moeten we gebruik van maken.’ 

Wat is voor een gemeente een ­logische eerste stap?

‘Onderzoek of er op een bedrijventerrein een organisatie werkzaam is, zoals een ondernemersvereniging. Ga daar het gesprek mee aan. Veel ondernemers blijken best bereid mee te betalen aan energiemaatregelen, maar het fundament moet op orde zijn: een schone en veilige locatie. Als je dat als gemeente niet goed hebt geregeld, zullen ondernemers nooit investeren. Pas was ik voor een bijeenkomst op een Gelders bedrijventerrein. Ik zag werknemers van bedrijven die bezig waren om zwerfvuil weg te werken. De gemeente ondersteunde deze met materiaal, vuilnisbakken en een vuilniswagen. Ze snappen allebei dat een bedrijventerrein meer voorstelt zónder al dat rondzwervende plastic en papier. En dan is de volgende stap: jongens, laten we samen ook eens wat aan energie gaan doen.’

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie